direct naar inhoud van Artikel 16 Tuin - 2
Plan: Zomerzone Noord
Plannummer: BP3080002
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP3080002-0003

Artikel 16 Tuin - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing;
  • b. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • c. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • d. ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage';
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de hoofdbestemming;
  • f. bijbehorende waterlopen en waterpartijen.
16.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

16.2.1 Alle bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 8 m bedragen.

16.2.2 Gebouwen
  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil;
  • b. de goothoogte van overige gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, waarbij boven de goothoogte mag worden afgedekt met een kap met een maximale hoogte van 2 m.

16.2.3 Andere bouwwerken

dakterras

  • a. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
    • 2. het dakterras niet binnen 2 meter van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 3. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 4. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.8 meter en niet dieper dan 2.5 meter;
    • 5. de afstand tussen de achtergevels minimaal 15 meter bedraagt;
    • 6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 meter gemeten vanuit de achtergevel;
    • 7. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 meter;
    • 8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

  • b. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  • c. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige 'andere bouwwerk' mag niet dan 3 m bedragen.

16.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.3 sub a onder 6 en toestaan dat een dakterras dieper dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.

  • 2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  • a. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. prostitutie en seksinrichtingen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.