Plan: | Oude Stad |
---|---|
Plannummer: | BP1080005 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP1080005-0004 |
1. Milieukwaliteit van de bodem
Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Haarlemse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Haarlemse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied is gelegen in de kwaliteitszone 1.
In onderstaande tabel zijn de gemiddelden en de P95-waarden van de betreffende bodemkwaliteitszone weergegeven.
toelichting:
- : gehalte kleiner dan streefwaarde (niet verontreinigd)
s : gehalte groter dan streefwaarde (licht verontreinigd)
t : gehalte groter dan toetsingswaarde (matig verontreinigd)
i : gehalte groter dan interventiewaarde (ernstig verontreinigd)
Bodemkwaliteitszone 1
In de bodemkwaliteitszone is de bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv) gemiddeld matig verontreinigd met lood en zink. Verder is de grond gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, minerale olie en PAK (teerachtige verbindingen in bijvoorbeeld koolas). Er kunnen plaatselijk sterke verontreinigingen met koper, lood en zink voorkomen.
De ondergrond (0,5 – 2,0 m-mv) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik, koper, lood, zink, PAK en minerale olie. In de ondergrond kunnen plaatselijk sterke verontreinigingen voorkomen met koper en lood. Zink kan plaatselijk als matige verontreiniging voorkomen.
Voor grondverzet binnen bodemkwaliteitszone 1 en voor toepassing van grond uit bodemkwaliteitszone 1 in andere bodemkwaliteitszone dient op basis van het Grondstromenbeleid van de gemeente Haarlem rekening gehouden worden met een partijkeuring.
bodemonderzoek
Algemeen geldt dat bij bestemmingswijzigingen of verbouwingen een bodemonderzoek uitgevoerd zal moeten worden. In geval een bodemonderzoek bekend is moet getoetst worden of dit onderzoek voldoende is voor een bouwvergunnning of een bestemmingswijziging.
Op basis van een op te stellen saneringsplan wordt beoordeeld of na sanering de bodem geschikt is voor de gewenste functie(s). Algemene saneringsdoelstelling in het bestemmingsplangebied is dat na sanering de bodem geschikt is voor de beoogde functie en de kwaliteit van de grond minimaal gelijk is aan de vastgestelde achtergrondwaarden in de bodemkwaliteitszone van het bestemmingsplangebied.
De P95 waarden geven aan dat binnen het bestemmingsplangebied overschrijdingen van de interventiewaarde voorkomen. Voor stedelijke gebieden met ophooglagen met een langdurig gebruik is dit een normaal beeld. Naast deze verontreinigingen zijn in het bestemmingsplangebied ook verontreinigingen aanwezig die gerelateerd worden aan (vroegere) bedrijfsactiviteiten. In geval van grondverzet, moet voorafgaand aan het grondverzet de kwaliteit van de bodem worden onderzocht. Indien sprake is van een ernstige verontreiniging (meer dan 25 m3 grond verontreinigd boven de interventiewaarde) dan is een saneringsplan nodig.
In het bestemmingsplangebied zijn een aantal saneringen uitgevoerd. Deze saneringen zijn nodig geweest om bouwplannen te realiseren. Het betreft onder andere gevallen van ernstige verontreinigingen met metalen.
Ook zijn er saneringen uitgevoerd ter plaatse van de Oude Groenmarkt en de Raaks. Ter plaatse van Magdalenahof (voormalige drukkerij) wordt een in situ-sanering uitgevoerd.
Uit de inventarisatie van de ondergrondse brandstoftanks blijkt dat de in onbruik zijnde ondergrondse tanks zijn gesaneerd. De eventuele bodemverontreiniging in het gebied als gevolg van deze ondergrondse tanks is gesaneerd tot het niveau dat dit geen belemmering oplevert voor het huidige gebruik. Nabij een aantal voormalige ondergrondse tanks is nog een (rest)verontreiniging met minerale olie aanwezig.
2. Lucht
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen.
Die grenswaarden en regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Indien een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt, dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van art. 5.16 lid 1 en 2). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).
De Wet milieubeheer (Wm) onderscheidt in artikel 5.16. lid 1 een aantal situaties waarin een bestemmingsplan voldoet aan de regels voor de luchtkwaliteit. Dit is ondermeer het geval indien aannemelijk is dat de ontwikkelingen 'niet in betekenende mate' (NIBM) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit (artikel 5.16 lid 1 onder c).
NIBM criterium
Nadere criteria wanneer er sprake is van NIBM zijn gegeven in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de gelijknamige Regeling.
Uit bijlage 3.A. van die Regeling NIBM volgt dat van NIBM ondermeer sprake is indien het bestemmingsplan een netto-uitbreiding met minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 BVO kantoren mogelijk maakt.
Het bestemmingsplan Oude stad is consoliderend en maakt geen nieuwe ontwikkelingen van kantoren of woningen of anderssoortige ontwikkelingen van enige omvang mogelijk die niet reeds ruimtelijk zijn vastgelegd. Op grond daarvan is evident dat sprake is van een Niet in Betekenende mate invloed op de luchtkwaliteit zodat het bestemmingsplan reeds daarom voldoet aan de regelgeving luchtkwaliteit uit de Wm.
Optredende concentraties
Een tweede grond voor een voldoen aan de regelgeving voor de luchtkwaliteit is wanneer aannemelijk is dat de geldende grenswaarden voor de luchtkwaliteit (art 5.16 lid 1 onder a) niet zullen worden overschreden.
Om de bestaande en te verwachten luchtkwaliteit in het gebied te beoordelen is het zogeheten NSL-Monitoringstool geraadpleegd (zie www.nsl-monitoring.nl, onder menu bekijken, keuzeoptie “Kaarten-NSL”).
Het Monitoringstool is een rekenprogramma en database waarmee de Rijksoverheid (met controle van de invoer door de gemeente) jaarlijks de luchtkwaliteit langs relevante wegen in Nederland vaststelt voor het afgelopen jaar en toekomstjaren. In de onderliggende verkeersmodelgegevens zijn alle bekende lopende en toekomstige projecten en ontwikkelingen in en rond Haarlem en regio verwerkt, inclusief die in en rond dit bestemmingsplan.
3. Geluid
3.1 Wettelijk kader en Geluidzones
Volgens de Wet Geluidhinder gelden zogenaamde zones langs wegen, spoorwegen en rond industrieterreinen, waar grote lawaaimakers zijn gevestigd. Binnen deze zones moet er in het kader van de wet akoestisch onderzoek uitgevoerd worden naar de geluidbelasting van de weg, spoorweg of het industrieterrein. Deze geluidbelasting moet vervolgens getoetst worden aan de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarden voor de verschillende soorten geluid. Binnen het bestemmingsplan is alleen sprake van wegverkeerslawaai.
3.2 Rekenmethode
De berekeningen voor wegverkeerslawaai zijn uitgevoerd conform rekenmethode 1 van het reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
Verkeersgegevens
Voor de verkeersgegevens is uitgegaan van de verkeersgegevens voor 2020 van de verkeersstudie HMR273. Voor de verkeersgegevens voor 2021 is uitgegaan van 0,5 % autonome groei per jaar vanaf 2020. De voertuigverdeling is afkomstig uit de verkeersmilieukaart (variant 2010HVVP van VMK Haarlem).
De gehanteerde busintensiteiten zijn afkomstig uit het busboekje (2009-2010). Voor de intensiteit in 2021 is uitgegaan van dezelfde intensiteiten omdat er in de nieuwe Openbaar Vervoer concessie geen ruimte is voor meer bussen. Per wegvak is in onderstaande tabel de verkeersintensiteit en voertuigverdeling in 2021 aangegeven.
Tabel.2 Verkeersintensiteiten 2021, snelheid, wegdek, periode- en voertuigverdeling
Wegvak |
Intensiteit [mvt/etm] |
Snelheid [km/uur] |
Wegdek |
Bussen [mvt/etm] |
% D OV |
% A OV |
% N OV |
||||||||
Kinderhuisvest | 3216 | 50 | Dab | 529 |
6,5 |
3,2 | 1,2 | ||||||||
Zijlvest (N) | 5528 | 50 | Dab | 529 |
6,5 |
3,2 | 1,2 | ||||||||
Zijlvest (Z) | 25610 | 50 | Dab | 425 | 6,5 | 3,2 | 1,1 | ||||||||
Nassaulaan | 3718 | 50 | Dab | 912 |
5,7 |
4,5 | 1,7 | ||||||||
Ged. Oude Gracht (N) | 1306 | 50 | Dab | 912 |
5,7 |
4,5 | 1,7 | ||||||||
Ged. Oude Gracht (Z) | 2713 | 50 | Dab | 912 |
5,7 |
4,5 | 1,7 | ||||||||
Raaks | 5527 | 50 | Dab | 0 | - | - | - | ||||||||
Wilhelminastraat | 17486 | 50 | Dab | 425 | 6,5 | 3,2 | 1,1 |
De verdeling van het verkeer over de etmaalperioden bedraagt 6,1 – 4,5 en 1,1 % van de etmaalintensiteit voor respectievelijk de dag-, avond-, en nacht- periode. Voor de voertuigcategorieën (2, 3 en 4) is de verdeling 97, 2 en 1 %.
Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van het beschikbare digitale kaartmateriaal van de Vastgoed Raadpleeg Applicatie van de gemeente Haarlem. Langs de relevante wegvakken is steeds op de meest kritische woning de geluidbelasting berekend.
In de navolgende tabel zijn de beoordelingsafstanden opgenomen.
Tabel 3. beoordelingsafstanden
Weg | Afstand as - bebouwing | Reflecties | |
Kinderhuisvest | 8 | Nee | |
Zijlvest (t.N.v. Raaks) | 9 | Nee | |
Zijlvest (t.Z.v. Raaks) | 27 | Nee | |
Nassaulaan | 7 | Ja | |
Ged. Oude Gracht (N) | 9 | Ja | |
Ged. Oude Gracht (Z) | 7 | Ja | |
Raaks | 11 | Ja | |
Wilhelminastraat | 11 | Ja |
Aangezien de snelheid van de alle in tabel 3 genoemde wegvakken maximaal 50 km/uur bedraagt, is voor die wegvakken een aftrek van 5 dB toegepast.
3.3 Resultaten
Tabel 5. Berekeningsresultaten
Weg | Geluidbelasting Lden in dB |
Kinderhuisvest | 60 |
Zijlvest (t.N.v. Raaks) | 61 |
Zijlvest (t.Z.v. Raaks) | 61 |
Nassaulaan | 63 |
Ged. Oude Gracht (N) | 61 |
Ged. Oude Gracht (Z) | 63 |
Raaks | 60 |
Wilhelminastraat | 65 |
Conclusie
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, de maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situaties van 63 dB wordt alleen langs de Wilhelminastraat overschreden. Voor nieuwe situaties moet akoestisch onderzoek uitgevoerd worden waarin de afweging tussen bron- en overdrachtsmaatregelen gemaakt wordt. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde moet een Hogere Waarde worden vastgesteld waarbij de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder” gevolgd moeten worden. De maximale ontheffingswaarde voor bestaande situaties van 68 dB wordt niet overschreden.