direct naar inhoud van Artikel 7 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
Plan: De Vijzeltuin, Enkhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0388.BPDeVijzeltuin-va01

Artikel 7 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 bouwvergunning

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een bouwvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

7.2.2 voorwaarden

Indien uit het in artikel 8.2.1. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen.

7.2.3 bouwverbod

indien uit het in artikel 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 8.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de bouwvergunning geweigerd.

7.3 Aanlegvergunning
7.3.1 werken en werkzaamheden

Het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • b. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • d. het aanbrengen van een ondergronds transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt;
  • f. het uitvoeren van werkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.

7.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

7.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 8.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. Voor zover de in artikel 8.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe en indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de aanlegvergunning worden verleend, mits aan de aanlegvergunning één van de volgende voorwaarden wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wro het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde archeologie' als bedoeld in artikel 8, geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.