Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
20.1 talud - landelijk
Ter plaatse van de aanduiding “talud – landelijk” gelden de volgende regels:
20.1.1 Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding “talud – landelijk” voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1,5.
20.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het ophogen, afgraven of vergraven van gronden voor zover deze werkzaamheden leiden tot een talud waarvan de verhouding steiler is dan 1:1,5;
-
het opwerpen van grond met een hoogte van meer dan 1 m.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld;
-
de taludverhouding ten minste 1:1,5 blijft bedragen voor zover het een omgevingsvergunning betreft voor werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a onder 2.
20.2 talud - stedelijk
Ter plaatse van de aanduiding “talud – stedelijk” gelden de volgende regels:
20.2.1 Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding “talud – stedelijk” voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1.
20.2.2. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het wijzigen of plaatsen van beschoeiingen;
-
het ophogen, afgraven of vergraven van gronden voor zover deze werkzaamheden leiden tot een talud waarvan de verhouding steiler is dan 1:1;
-
het opwerpen van grond met een hoogte van meer dan 1 m.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld;
-
de taludverhouding ten minste 1:1 blijft bedragen voor zover het een omgevingsvergunning betreft voor werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a onder 2.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om andere redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de maximale oppervlakte van een plaatselijke verhoging niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
-
de bouwhoogte ten hoogste 1,10 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de verplichting om te bouwen binnen een bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.