Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor een productiebedrijf van levensmiddelen in de vorm van koek, biscuit en aanverwante producten;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen voor de in lid 3.1 onder a en b genoemde functies gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste respectievelijk 4 m en 8 m bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen zal ten hoogste respectievelijk 8 m en 12 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning zal ten hoogste 70 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen in of ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
-
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met uitzondering van de terreinafscheiding behorende bij de bedrijfswoning gelegen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van schoorstenen, industriële procestorens en pijpen zal ten hoogste 25 m bedragen;
-
de bouwhoogte van silo’s, palen en masten zal ten hoogste 12 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de oppervlakte aan overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 100 m² bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub a, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar hun aard, omvang en mate van hinder gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, maar op deze lijst niet of in een hogere categorie voorkomen, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
water;
-
speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”;
-
voorzieningen ten behoeve van de mountainbikesport;
-
voet- en fietspaden,
alsmede voor:
-
een dierenverblijf ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – dierenverblijf”,
en in beperkte mate voor:
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – dierenverblijf”, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte aan gebouwen ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishouding;
-
behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishouding;
-
behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 1 en toestaan dat erfafscheidingen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishouding;
-
behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie,
de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” en “wro-zone – wijzigingsgebied 2” wijzigen in de bestemming ‘Wonen – 1’, met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” ten hoogste 5 vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 2” ten hoogste 2 vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
-
de afstand van een woonhuis tot het water ten minste 5 m zal bedragen;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste 250 m² zal bedragen;
-
de bouwhoogte van een woonhuis ten hoogste 12 m zal bedragen;
-
de woonhuizen in een goede onderlinge stedenbouwkundige verhouding tot elkaar en tot hun omgeving worden gerealiseerd;
-
de woonhuizen op een kwalitatief goede wijze in de omgeving, passend in het landschap en het straat- en bebouwingsbeeld, worden gerealiseerd, waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en de openheid van het landschap;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg met het Hoogheemraadschap dient te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg dienen te worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onderzoek dient te zijn verricht naar milieuhinder van bedrijven en de resultaten van dat onderzoek dienen te worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
-
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
voor het overige de regels van artikel 10 van toepassing zijn.
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen en voorzieningen ten behoeve van:
-
het beoefenen van de paardensport;
-
sportieve recreatie,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen zal ten hoogste 300 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met uitzondering van de terreinafscheiding behorende bij de bedrijfswoning gelegen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de oppervlakte aan overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 100 m² bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en fietspaden,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers en/of dammen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
-
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel in een toename van het aantal rijstroken voorziet.
6.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub b, onder 2 en toestaan dat overige bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
Artikel 7 Verkeer - Verblijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”,
en in beperkte mate voor:
-
tuinen en erven;
-
sloten en bermen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers en/of dammen.
7.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub b, onder 2 en toestaan dat overige bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m.
Artikel 8 Water - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
bermen en beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
bruggen, ter plaatse van de aanduiding “brug”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
per bouwperceel zal ten hoogste twee steigers of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van steigers of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6 m² bedragen;
-
de lengte van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de doorvaartbreedte van het water ten minste 6 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
de doorvaarthoogte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 1,80 m bedragen;
-
de doorvaartbreedte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 9 Water - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
bermen en beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
9.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
per bouwperceel zal ten hoogste twee steigers of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van steigers of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6 m² bedragen;
-
de lengte van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de doorvaartbreedte van het water ten minste 6 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 10 Wonen - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 10.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
3,50 |
8 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 geldt dat ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” ten hoogste 200 m² aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen waarbij de bijbehorende bouwwerken conform het bepaalde in lid 10.2 sub a onder 1 binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 10.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 10.2, sub b, onder 5, en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 10.2 sub c, onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 10.2 sub c, onder 4 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet worden aangetast.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-ver-bonden-beroep of -bedrijf, zoals aangegeven in lid 10.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 10.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 10.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 10.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 11 Wonen - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 11.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
10 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 11.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.2 sub a onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 11.2 sub b onder 5 en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 11.2 sub c onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 11.2 sub c onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet wordt aangetast.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-verbonden-beroep, zoals aangegeven in lid 11.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 11.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 11.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 11.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 12 Wonen - 5
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 12.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
7 |
0 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 12.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.2 sub a onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 12.2 sub c onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 12.2 sub c onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet wordt aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-ver-bonden- beroep of bedrijf, zoals aangegeven in lid 12.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 12.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 12.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 12.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 13 Wonen - 6
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 13.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,5 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde zijden van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
11 |
11 |
0 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 13.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.2 sub a onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub c onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub c onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet wordt aangetast.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, anders dan aangegeven in lid 13.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 13.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 13.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 13.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 14 Wonen - Woongebouw 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van woningen en bergingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
woonstraten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde zijden van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
10 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bergingen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bergingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bergingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bergingen zullen zijn voorzien van een plat dak.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 15 Wonen - Woongebouw 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van woningen en bergingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
woonstraten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
10 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bergingen geldt de volgende regel:
-
de bouw van vrijstaande bergingen of andere vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 sub a onder 1 juncto sub b onder 1 en toestaan dat bergingen worden gebouwd buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
-
de totale oppervlakte aan bergingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bergingen niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
de afstand van een gebouw tot het water ten minste 2 m dient te bedragen.
Artikel 16 Waarde - Ecologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Ecologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ecologische verbindingszone.
16.2 Bouwregels
Behoudens het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) omtrent het bouwen, is het verboden bouwwerken te bouwen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het dempen of aanleggen van watergangen;
-
het aanbrengen of verwijderen van beplanting.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
-
die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de functie van de ecologische verbindingszone;
-
overige ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’ wordt verwijderd, met dien verstande dat van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik gemaakt kan worden wanneer de ecologische verbindingsfunctie op een andere locatie op afdoende wijze is gerealiseerd.
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) mede bestemd voor:
-
werken ten behoeve van de waterkering en -geleiding;
-
waterkerende functies;
-
het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het dijklichaam van de Westfriese Omringdijk,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels geldend bij andere bestemmingen, geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de waterkering en -geleiding;
-
de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het aanbrengen van beplanting.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
-
die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de waterkerende functie;
-
de waterveiligheid;
-
de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.