Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Kadijken;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0388.2012BPKadijken-VA03 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
het in bijlage 2 genoemde beroep, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;
-
afhankelijke woonruimte:
woonruimte die een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gevestigd is;
-
arbeidsmigrant:
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bed and breakfast:
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of kantoor, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven meetniveau is gelegen;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald waarmee rekening gehouden moet worden;
-
bestaand:
-
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
-
ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, niet zijnde illegaal gebruik;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kruipruimte, zolder en bouwdelen met een inwendige hoogte minder dan 1,5 m;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
-
erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
-
huisvesting werknemers:
het huisvesten van arbeidsmigranten;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;
-
kap:
een dak met een zekere helling;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in bijlage 3 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
-
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden;
-
logiesverstrekking:
het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en eventueel ontbijt binnen de hoofdfunctie;
-
mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
-
milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
-
peil:
1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofd-toegang;
2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het slootpeil, zoals gehanteerd door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden gekweekt, vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een combinatie van bovengenoemde functies;
-
steiger:
een zelfstandige constructie aan de oever over het water, die dient tot bijvoorbeeld ligplaats voor vaartuigen of terras;
-
straat- en bebouwingsbeeld:
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede bouwhoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
-
straatmeubilair:
papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, straatverlichting, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
-
talud:
een vanaf het maaiveld naar de waterkant aflopende helling in een bepaalde verhouding aan de waterkant, zoals weergegeven in figuur 15 op bladzijde 38 van de toelichting;
-
verkeersveiligheid:
ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het in stand houden c.q. tot-stand brengen van een verkeersveilige situatie, door het garanderen van vrije uitzicht-hoeken bij kruisingen van wegen en bij uitritten;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
-
voorgevelrooilijn:
1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
-
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen bouwgrens, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
-
de naar de weg gekeerde bouwgrens;
-
vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
-
weg:
alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
-
woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;
-
de breedte van een steiger:
de afstand tussen de uiteinden van de steiger, gemeten parallel aan de waterkant;
-
de lengte van een steiger:
vanaf de waterkant tot aan het einde van de steiger, gemeten haaks van de waterkant.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor een productiebedrijf van levensmiddelen in de vorm van koek, biscuit en aanverwante producten;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
erven en terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen voor de in lid 3.1 onder a en b genoemde functies gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste respectievelijk 4 m en 8 m bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen zal ten hoogste respectievelijk 8 m en 12 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning zal ten hoogste 70 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen in of ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
-
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met uitzondering van de terreinafscheiding behorende bij de bedrijfswoning gelegen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van schoorstenen, industriële procestorens en pijpen zal ten hoogste 25 m bedragen;
-
de bouwhoogte van silo’s, palen en masten zal ten hoogste 12 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de oppervlakte aan overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 100 m² bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub a, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar hun aard, omvang en mate van hinder gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijven, maar op deze lijst niet of in een hogere categorie voorkomen, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
water;
-
speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”;
-
voorzieningen ten behoeve van de mountainbikesport;
-
voet- en fietspaden,
alsmede voor:
-
een dierenverblijf ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – dierenverblijf”,
en in beperkte mate voor:
-
parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van groen – dierenverblijf”, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte aan gebouwen ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
-
de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishouding;
-
behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishouding;
-
behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 1 en toestaan dat erfafscheidingen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
de verkeersveiligheid;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de waterhuishouding;
-
behoud, herstel en/of versterking van de Ecologische Hoofdstructuur;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
de woonsituatie,
de bestemming ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” en “wro-zone – wijzigingsgebied 2” wijzigen in de bestemming ‘Wonen – 1’, met dien verstande dat:
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 1” ten hoogste 5 vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding “wro-zone – wijzigingsgebied 2” ten hoogste 2 vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
-
de afstand van een woonhuis tot het water ten minste 5 m zal bedragen;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste 250 m² zal bedragen;
-
de bouwhoogte van een woonhuis ten hoogste 12 m zal bedragen;
-
de woonhuizen in een goede onderlinge stedenbouwkundige verhouding tot elkaar en tot hun omgeving worden gerealiseerd;
-
de woonhuizen op een kwalitatief goede wijze in de omgeving, passend in het landschap en het straat- en bebouwingsbeeld, worden gerealiseerd, waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en de openheid van het landschap;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid overleg met het Hoogheemraadschap dient te zijn gepleegd en de resultaten van dat overleg dienen te worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid onderzoek dient te zijn verricht naar milieuhinder van bedrijven en de resultaten van dat onderzoek dienen te worden betrokken bij het wijzigingsbesluit;
-
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van de geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
-
voor het overige de regels van artikel 10 van toepassing zijn.
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen en voorzieningen ten behoeve van:
-
het beoefenen van de paardensport;
-
sportieve recreatie,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte aan gebouwen zal ten hoogste 300 m² bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen zal ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met uitzondering van de terreinafscheiding behorende bij de bedrijfswoning gelegen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de oppervlakte aan overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 100 m² bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
voet- en fietspaden,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers en/of dammen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
-
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel in een toename van het aantal rijstroken voorziet.
6.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub b, onder 2 en toestaan dat overige bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
Artikel 7 Verkeer - Verblijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”,
en in beperkte mate voor:
-
tuinen en erven;
-
sloten en bermen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers en/of dammen.
7.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub b, onder 2 en toestaan dat overige bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m.
Artikel 8 Water - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
bermen en beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
bruggen, ter plaatse van de aanduiding “brug”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
8.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
per bouwperceel zal ten hoogste twee steigers of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van steigers of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6 m² bedragen;
-
de lengte van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de doorvaartbreedte van het water ten minste 6 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
de doorvaarthoogte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 1,80 m bedragen;
-
de doorvaartbreedte van bruggen, duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 9 Water - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterpartijen, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
bermen en beplanting;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “speelvoorziening”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
9.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
per bouwperceel zal ten hoogste twee steigers of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van steigers of naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6 m² bedragen;
-
de lengte van een steiger of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde, zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de doorvaartbreedte van het water ten minste 6 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van steigers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 0,4 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 10 Wonen - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 10.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
3,50 |
8 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 geldt dat ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” ten hoogste 200 m² aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen waarbij de bijbehorende bouwwerken conform het bepaalde in lid 10.2 sub a onder 1 binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 10.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 10.2, sub b, onder 5, en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 10.2 sub c, onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 10.2 sub c, onder 4 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk op minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet worden aangetast.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-ver-bonden-beroep of -bedrijf, zoals aangegeven in lid 10.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 10.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 10.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 10.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 10.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 11 Wonen - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen-2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 11.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
10 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 11.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.2 sub a onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 11.2 sub b onder 5 en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt verlaagd dan wel een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 11.2 sub c onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 11.2 sub c onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet wordt aangetast.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-verbonden-beroep, zoals aangegeven in lid 11.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 11.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 11.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 11.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 12 Wonen - 5
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 12.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens zal ten minste 3 m bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
7 |
0 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 12.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,4 m bedragen.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.2 sub a onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 12.2 sub c onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 12.2 sub c onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet wordt aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-ver-bonden- beroep of bedrijf, zoals aangegeven in lid 12.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 12.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 12.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 12.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 13 Wonen - 6
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen,
en daaraan ondergeschikt:
-
wegen, woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld lid 13.1, mogen worden gebruikt in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of -bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
b. de breedte van een erker ten hoogste over 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
c. de diepte van een erker ten hoogste 1,5 m zal bedragen.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
de voorgevel van een woning dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
-
de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal bedragen;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde zijden van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het volgende bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
11 |
11 |
0 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met uitzondering van erkers in welk geval het bepaalde van lid 13.2, sub a, onder 2 van toepassing is;
-
de goothoogte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5 m bedragen;
-
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 55° bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.2 sub a onder 2b en toestaan dat een erker over de gehele breedte van de gevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub c onder 1 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub c onder 3 en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de ruimtelijke structuur en het ruimtelijke beeld ter plaatse niet wordt aangetast.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van logiesverstrekking en bedrijfsdoeleinden, met uitzondering van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, anders dan aangegeven in lid 13.1;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
-
het gebruik van hoofdgebouwen en de bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.5 sub b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
-
de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel, met een maximum van 50 m²;
-
de functie bed and breakfast niet in vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
uitsluitend reclame-uitingen zijn toegestaan in overeenstemming met het gemeentelijk reclamebeleid;
-
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
-
de activiteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt als gevolg van de voorgenomen activiteit;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
-
het bepaalde in lid 13.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van maximaal 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen;
-
het bepaalde het bepaalde in lid 13.5 sub c en toestaan dat dat in een woning ruimte wordt geboden voor de huisvesting, anders dan in gezinsverband, van meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen, met dien verstande dat:
-
de vloeroppervlakte van de woning minimaal 120 m² dient te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden;
-
het bepaalde in lid 13.5 sub d en toestaan dat een deel van het hoofdgebouw tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt mits:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 75 m² bedraagt;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt, dan wel in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte ongedaan gemaakt wordt.
Artikel 14 Wonen - Woongebouw 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van woningen en bergingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
woonstraten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de afstand van niet-aaneengebouwde zijden van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze minder is;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
10 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bergingen gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bergingen per hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bergingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
-
de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bergingen zullen zijn voorzien van een plat dak.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen.
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
Artikel 15 Wonen - Woongebouw 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - Woongebouw 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van woningen en bergingen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
woonstraten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de maatvoering van een hoofdgebouw zal voldoen aan de in het bouwschema gestelde eisen:
goothoogte in meters |
bouwhoogte in meters |
dakhelling in ° |
dakhelling in ° |
maximaal |
maximaal |
minimaal |
maximaal |
7 |
10 |
25 |
55 |
Wanneer de bestaande goot- en bouwhoogte en dakhelling van een hoofdgebouw meer dan wel minder zijn dan de in het schema aangegeven maximale en minimale maten, dan geldt dat goot- en bouwhoogte niet meer mogen zijn dan de bestaande goot- en bouwhoogte en de dakhelling niet minder dan wel niet meer mag zijn dan de bestaande dakhelling.
-
Voor het bouwen van bergingen geldt de volgende regel:
-
de bouw van vrijstaande bergingen of andere vrijstaande bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 10 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw ten hoogste 1 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 3 m bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, tot water zal ten minste 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 sub a onder 1 juncto sub b onder 1 en toestaan dat bergingen worden gebouwd buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
-
de totale oppervlakte aan bergingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bergingen niet meer dan 3 m mag bedragen;
-
de afstand van een gebouw tot het water ten minste 2 m dient te bedragen.
Artikel 16 Waarde - Ecologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Ecologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ecologische verbindingszone.
16.2 Bouwregels
Behoudens het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) omtrent het bouwen, is het verboden bouwwerken te bouwen.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het dempen of aanleggen van watergangen;
-
het aanbrengen of verwijderen van beplanting.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
-
die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de functie van de ecologische verbindingszone;
-
overige ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Ecologie’ wordt verwijderd, met dien verstande dat van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik gemaakt kan worden wanneer de ecologische verbindingsfunctie op een andere locatie op afdoende wijze is gerealiseerd.
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) mede bestemd voor:
-
werken ten behoeve van de waterkering en -geleiding;
-
waterkerende functies;
-
het behoud van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het dijklichaam van de Westfriese Omringdijk,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels geldend bij andere bestemmingen, geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
de waterkering en -geleiding;
-
de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
het ophogen en afgraven van gronden;
-
het aanbrengen van beplanting.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:
-
die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de waterkerende functie;
-
de waterveiligheid;
-
de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het gebied;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
20.1 talud - landelijk
Ter plaatse van de aanduiding “talud – landelijk” gelden de volgende regels:
20.1.1 Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding “talud – landelijk” voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1,5.
20.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het ophogen, afgraven of vergraven van gronden voor zover deze werkzaamheden leiden tot een talud waarvan de verhouding steiler is dan 1:1,5;
-
het opwerpen van grond met een hoogte van meer dan 1 m.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld;
-
de taludverhouding ten minste 1:1,5 blijft bedragen voor zover het een omgevingsvergunning betreft voor werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a onder 2.
20.2 talud - stedelijk
Ter plaatse van de aanduiding “talud – stedelijk” gelden de volgende regels:
20.2.1 Gebruiksbepaling
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding “talud – stedelijk” voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:1.
20.2.2. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het wijzigen of plaatsen van beschoeiingen;
-
het ophogen, afgraven of vergraven van gronden voor zover deze werkzaamheden leiden tot een talud waarvan de verhouding steiler is dan 1:1;
-
het opwerpen van grond met een hoogte van meer dan 1 m.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
-
het normale beheer en onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld;
-
de taludverhouding ten minste 1:1 blijft bedragen voor zover het een omgevingsvergunning betreft voor werken of werkzaamheden als bedoeld in sub a onder 2.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om andere redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
-
de maximale oppervlakte van een plaatselijke verhoging niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
-
de bouwhoogte ten hoogste 1,10 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
-
het bepaalde in het plan ten aanzien van de verplichting om te bouwen binnen een bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak met ten hoogste 1,5 m worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Kadijken”.