Plan: | Beschermd Stadsgezicht Edam |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0385.bpStadsgezichtEdam-vg01 |
Zoals voor het gehele grondgebied binnen de gemeentegrenzen geldt ook voor het wettelijk beschermde stadsgezicht van Edam de wens om het ruimtelijke beleid voor dat gebied in een actueel bestemmingsplan vast te leggen.
Eén van de overwegingen daarvoor is dat de actuele situatie wordt ingepast en het bestemmingsplan weer voldoet aan de eisen die worden gesteld in de landelijke wetgeving.
Het onderhavige plan heeft overwegend een conserverend karakter, op een enkele ontwikkeling na. Ten aanzien van deze ontwikkelingen wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 2.7.
Op 13 oktober 2016 is voor het plangebied van dit bestemmingsplan een voorbereidingsbesluit vastgesteld door de gemeenteraad.
Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat voor het grootste gedeelte uit het stadscentrum van Edam. Voor het plangebied is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de grens van het bij ministerieel besluit aangewezen beschermde Stadsgezicht Edam, behoudens een tweetal locaties. Het gaat daarbij om:
Voor deze locaties is sprake van een autonome ontwikkeling, waarvoor het opstellen van een postzegelbestemmingsplan wordt voorbereid, reeds in procedure is of onherroepelijk in werking is getreden.
Het plangebied van het bestemmingsplan wordt als volgt begrensd:
Afbeelding 1: luchtfoto Stadsgezicht Edam (Bron: Google Maps)
Bestemmingsplan Stadsgezicht Edam:
Bestemmingsplan Stadsgezicht Edam, eerste herziening:
Bestemmingsplan Stadsgezicht Edam, tweede partiële herziening:
Op 13 oktober 2016 is een voorbereidingsbesluit vastgesteld door de gemeenteraad. Dit voorbereidingsbesluit heeft betrekking op het gehele plangebied van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding met bijbehorende planregels en bijlagen, alsmede een toelichting op het plan.
Deze toelichting bestaat uit 8 hoofdstukken. Na een korte inleiding waarin de aanleiding van het plan is beschreven en waarin is aangegeven op welk gebied dit bestemmingsplan van toepassing is (hoofdstuk 1), wordt in hoofdstuk 2 de huidige ruimtelijke- en functionele structuur van het plangebied beschreven.
Hoofdstuk 3 behandelt de voor het plan relevante beleidsuitspraken van rijk, provincie/regio en vanzelfsprekend het eigen gemeentelijke beleid.
Vervolgens is in hoofdstuk 4 een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten opgenomen met daarbij een omschrijving van de voor het plan aanwezige, specifieke factoren. Daarbij is ook het van toepassing zijnde beleid vermeld.
In hoofdstuk 5 zijn de bestemmingen beschreven, zoals die in de planregeling zijn opgenomen.
Tot slot wordt in de hoofdstukken 6, 7 en 8 stilgestaan bij respectievelijk de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid, de overleg- en inspraakreacties en de vaststelling.
Het stadsgezicht van Edam maakt deel uit van de gemeente Edam-Volendam. De gemeente ligt in het noordoosten van de regio Waterland en bestaat uit twee grotere kernen (Edam en Volendam) die in de afgelopen decennia steeds meer en meer aan elkaar zijn gegroeid. Per 1 januari 2016 is de gemeente Edam-Volendam samengegaan met de gemeente Zeevang waardoor er enkele kleine kernen aan het grondgebied zijn toegevoegd.
Binnen de gemeente hebben Edam en Volendam ieder hun eigen karakteristiek en hun cultuurhistorische waarden en zijn beiden belangrijke toeristische trekpleisters.
Verder zijn de karakteristieke ligging aan het water en het omliggende historische landschap van droogmakerijen en veenweidepolders mede bepalend voor de cultuurhistorische waarde binnen de gemeente. De historische kern van Edam en een deel van het agrarisch gebied is aangewezen als "beschermd stadsgezicht".
Edam heeft een binnenstad met een zeer bijzondere cultuurhistorische waarde. Deze waarde is in de loop der eeuwen ontstaan. Het beleid van de gemeente is er op gericht deze cultuurhistorische waarde te beschermen, waarbij nieuwe ontwikkelingen alleen kunnen worden ingevoegd wanneer deze waarde niet wordt aangetast. Dit beleid heeft onder meer gestalte gekregen door de aanwijzing van enerzijds afzonderlijke panden en bouwwerken als rijks- en gemeentelijk monument en anderzijds in groter verband door de aanwijzing van het stadscentrum en haar schootsveld tot beschermd stadsgezicht.
Als overweging tot het aanwijzen van dit gebied als beschermd stadsgezicht geldt dat dit gebied van algemeen belang wordt geacht vanwege de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en de inrichting van de openbare ruimte en de beplanting. Het wallenstelsel als grens tussen stad en ommeland is nog steeds herkenbaar; zowel als landschappelijk element als (op enkele plekken) een harde grens. Het patroon van straten, pleinen en grachten is kenmerkend voor de ontwikkeling van vroege havensteden.
De historische structuur van de binnenstad van Edam is op enkele details na, zeer beperkt gewijzigd en daarmee als "gaaf" te beschouwen. De grens van het beschermde gebied is indertijd aangewezen op basis van de volgende argumenten:
De prille ontstaansgeschiedenis van Edam is niet geheel zeker. In het drassige Waterland is Edam waarschijnlijk ontstaan als nederzetting rond een gebouwde dam in de natuurlijke waterloop de IJe: de IJe-dam. Deze dam is waarschijnlijk aangelegd voor de bescherming van het achterland tegen overstromingen. Door zeespiegelstijgingen en daarmee gepaard gaande waterstandverhogingen ontstond in de 13e eeuw de Zuiderzee. Om deze reden is het gebied rond Edam in de loop van de 13e eeuw omdijkt.
Edam is ontstaan in de omgeving van de Onze Lieve Vrouwenkerk (waarvan de Speeltoren is behouden). De smalle straatjes met dichte, lage bebouwing zoals de Kleine Kerkstraat, Spuistraat, Grote en Kleine Bult, Lingerzijde en de Gevangenpoortsteeg markeren nog duidelijk de oude kern.
De iets hoger gelegen delen lagen rond het Boerenverdriet en de Oude IJe-arm. Dit water is het meest bepalende element voor de opbouw van de kern geweest. Al het vervoer ging namelijk over water. Dit is het oudste gedeelte van Edam en wordt nu nog gekenmerkt door lage eenvoudige historische bebouwing in een hoge dichtheid langs gebogen smalle straten.
Edam kreeg in 1357 haar stadsrechten. Bij deze stadsrechten werd toestemming gegeven een open verbinding te graven met de zee. Met deze doorgang werd een nieuwe kunstmatige toegang tot het binnenwater gerealiseerd. Dit bracht de stad in een nieuwe zeer bijzondere positie: het werd de enige tolvrije haven met een vrije toegang tot heel Holland. Er ontwikkelde zich een gunstige havensituatie waardoor steeds meer agrariërs zich ook gingen richten op de scheepsbouw.
De structuur van de oude nederzetting Edam is tot nog toe in noord-zuidrichting langs de IJe gelegd. Dit veranderde met het graven van een nieuwe haven in oost-westrichting. Edam kwam te liggen aan een open verbinding tussen de Purmer en de Zuiderzee. De stad ontwikkelde zich aan de oostzijde rond de havens en de werven. De Voor-IJe kreeg hierdoor steeds minder betekenis en werd overbodig. De bestaande dam werd geheel gedicht en volgestort.
Edam kende grote economische voorspoed, met name in de scheepsbouw en handel in schepen. In dit tijdperk werd de laatgotische hallenkerk: de Grote Kerk gebouwd. Het hoogste punt van de scheepsbouw in Edam heeft waarschijnlijk rond 1600 gelegen.
In 1560 is de stad omringd door een vestingmuur met 7 stadspoorten en 8 torens. De plek van de muur komt overeen met het huidige vesting-pad. Duidelijk zichtbaar is de sterke uitgroei naar het oosten als gevolg van de gegraven haven naar de zee. Langs de havens werden veel huizen en scheepswerven gebouwd. Ook buiten de oude vestingstad zijn gebouwen en werven opgericht. Edam groeide uit zijn jas. Langs de Voorhaven, de Schepenmakersdijk en de Lingerzijde werden rond deze tijd en in het begin van de 17e eeuw veel koopmanshuizen gebouwd. Dit is nog goed te zien in het noordwestelijk deel van het centrum en het gebied langs de havens (M. Tinxgracht, Bierkade, Grote Kerkstraat). Dit gebied onderscheid zich van het oude centrum door grotere gebouwen, meer open karakter door zicht op de grachten, bredere straatprofielen en voornamere architectuur.
Vanaf de 16e en 17e eeuw werd Edam geconfronteerd door meer invloeden van buitenaf. De gouden eeuw voor andere Hollandse steden was voor Edam juist een periode van achteruitgang. De haven kon niet op de gewenste diepte worden gehouden na de Sluisaanleg in 1560, waardoor de haven verzandde.
De stad Zaandam nam geleidelijk de rol in de scheepsbouw over door de voorsprong in houtzaagtechnieken en de nabijheid van het sterk groeiende Amsterdam. In 1680 werd officieel besloten de bouwvallige stadsmuren te slopen. Als vervanging werden tussen 1690 en 1718 aarden wallen aangelegd. Deze werden beplant met twee rijen bomen. Deze wallen zijn als patroon nog altijd duidelijk herkenbaar.
Om te voldoen aan de grote vraag naar landbouwgrond werden in respectievelijk 1610 en 1622 de Beemster en de Purmer drooggelegd. Ten opzichte van het nieuwe agrarische ommeland kreeg Edam in de tweede helft van de 17e en de 18e eeuw een steeds belangrijkere functie als handels- en overslagpost van agrarische producten (met name zuivel). Het stedelijk patroon is hierdoor gewijzigd. De Matthijs Tinxgracht werd gedempt en het Jan van Nieuwenhuizenplein werd aangelegd. In 1778 werd het Waaggebouw neergezet.
In de 19e eeuw werden geen grote veranderingen in de stedelijke structuur tot stand gebracht. Opmerkelijk is wel dat de Matthijs Tinxgracht weer is gegraven. Andere wateren werden juist weer gedempt, zoals de Eilandsgracht, wat nu voor Edamse begrippen een vrij brede straat is.
De laatste structurele verandering is de bebouwing van de Tuinierswijk. Na de tweede wereldoorlog is als gevolg van de woningnood de onbebouwde tuingrond bebouwd. De ruimtelijke opbouw van de wijk sluit nauwelijks aan op de oude oost-west structuren van de stad. Vooral de Noorderstraat wijkt erg af van het geldende patroon als oost-westverbinding zonder water. De architectuur is typisch voor de oplevertijd. Beperkte detaillering en seriebouw zijn hier kenmerkend.
Conclusie
In het ontstaan en de groei van de stad is de periode tot de 14e eeuw het belangrijkst geweest. In deze periode is de ruimtelijke historische structuur met de aanleg van de havens vastgelegd. Na deze periode hebben veranderingen en aanvullingen plaatsgevonden, maar de oorspronkelijke structuur is nog erg goed herkenbaar.
Het gebrek aan vernieuwings- en uitbreidingsdrang is cruciaal geweest voor het behoud van de historische stedenbouwkundige structuur (met uitzondering van de Tuinierswijk en het Marken). Zelfs de verschillen tussen de oorspronkelijke kern en de latere uitbreidingen in oostelijke richting zijn herkenbaar.
Afbeelding 2 Grondtekening der stad Edam (1743)
De ruimtelijke hoofdstructuur van het historische deel van Edam wordt voornamelijk bepaald door de waterstructuur van de havens. Door deze waterstructuur wordt het gebied in oost-westrichting verdeeld in een aantal ruimtelijke eenheden, die zich met name onderscheiden door de bebouwingsstructuur en het stratenpatroon. Daarnaast zijn er plekken en oriëntatiepunten aanwezig die mede bepalend zijn voor het ruimtelijk beeld. Hieronder zal ingegaan worden op deze structuurbepalende elementen. Vervolgens zal in de volgende paragraaf nader ingegaan worden op de deelgebieden.
Waterstructuur
Binnen de kern spelen in het oostelijk deel met name de Achterhaven, Voorhaven en Nieuwehaven een belangrijke structuurbepalende rol. Deze havens liggen in oost-westrichting in de kern. Deze structuur is bepalend geweest voor de historische opbouw van Edam. Voor het beeld in de stad hebben de havens een belangrijke rol. De havens zijn langgerekte open gebieden met veelal groene oevers en aan weerszijden dichte rijke gevelwanden. De havens zijn de plekken waar de profielbreedte het grootst is.
Het groen langs de oevers verbreedt zich in oostelijke richting. De ruimtelijke verbinding met het Markermeer wordt gevormd door het Oorgat met daarin de sluis.
Als onderdeel van de vestingwerken zijn er grachten rond de stad gelegd. Ook deze grachten zijn een belangrijk structurerend element.
Stratenpatroon
De binnenstad wordt in principe vanuit twee plekken ontsloten, vanaf de oostzijde vanaf de Kooiweg/Oorgat en aan de zuidzijde vanaf de Burgemeester Versteeghsingel.
Het stratenpatroon van de binnenstad is gerelateerd aan de waterstructuur. De westzijde van Edam, het oudste deel, is ontstaan rond het water van het Boerenverdriet. Dit deel van de stad wordt gekenmerkt door smalle licht gebogen straten, met aaneengesloten bebouwing en eenduidige rooilijnen. Hierdoor bestaan nauwelijks doorgaande zichtlijnen.
Naar het oostelijk deel (langs de havens) verandert de structuur. Haaks op de brede profielen van de kades zijn smalle dwarsstraten in noord-zuidrichting aanwezig die de havens met elkaar verbinden. Dit patroon resulteert in duidelijke min of meer rechthoekige gesloten bouwblokken in een eenduidige rooilijn. Deze bouwblokken zijn met de voorgevel op het water georiënteerd. Het water is hierdoor in dit deel qua beleefbaarheid een sterk onderdeel van de stedenbouwkundige structuur. Lange perspectieflijnen door de havens zorgen voor gevoel van ruimte.
De gebieden Het Marken en de Tuinierswijk hebben ten opzichte van de oude stad een afwijkende opbouw. De Tuinierswijk heeft een structuur met noord-zuidgerichte straten door een opbouw van bouwblokken langs wegen die aan twee zijden zijn bebouwd. De Noorderstraat en Jonkerstraat sluiten niet goed aan bij de structuur van de havens. De meest opvallende afwijking is de opbouw van het straatprofiel. In de Tuinierswijk zijn de meeste woningen voorzien van voortuinen en her en der zijn verspringingen in de rooilijn aanwezig.
Oriëntatiepunten
De oriëntatiepunten in het centrum van Edam zijn de hoogste gebouwen in het centrum. Van oudsher zijn dit de toren van de Grote Kerk en de Speeltoren. Door de relatief beperkte bouwhoogte van de overige bebouwing zijn de kerktorens nog steeds markante objecten in de bebouwde omgeving. Door de hoogte en architectuur spelen beide torens een belangrijke rol in de oriëntatie voor bezoekers.
Bijzondere Plekken
Verspreid over de binnenstad is een aantal bijzondere openbare ruimten aanwezig. Hierbij is een onderscheid te maken tussen stedelijke pleinen en groene ruimten. Binnen de hoofdstructuur zijn beeldbepalende openbare ruimten aanwezig, namelijk het Damplein, Jan Nieuwenhuizenplein en Jan van Wallendalplein.
Het Damplein aan de Voorhaven is het hart van de stad met belangrijke openbare gebouwen, een zeer centraal gelegen belangrijke besloten openbare ruimte in de stad.
Het Jan Nieuwenhuizenplein heeft een heel ander karakter. Dit plein grenst in combinatie met de Bierkade aan het water van de Brouwersgracht. Het plein heeft hierdoor een minder besloten karakter vanwege het zicht naar de buitenzijde.
Het Jan van Wallendalplein is slechts voor een beperkt deel verhard. Het is één van de weinige groene openbare ruimten in het oudste deel van de stad. Van belang is de relatie met het water van de Wijngaardsgracht. Het groene plein is het sluitstuk van de overwegend groene begeleiding van het water vanuit het buitengebied.
Ook de vestingwerken zijn belangrijke openbare ruimten binnen Edam. Vrijwel onaangetast wordt de gehele historische stad langs de buitenzijde omgeven door de oorspronkelijke vestinggordel. Deze vestingwerken vormen een ring om de stad met een parkachtige structuur.
Nagenoeg de gehele voormalige vestinggordel is onbebouwd en bestaat uit een vesting-pad dat ingesloten ligt tussen twee grote bomenrijen. Door deze vormgeving is de gehele route en de oude structuur zeer herkenbaar. Aan de noordzijde vormt het pad de harde grens tussen de stad en het land.
Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, heeft de gehele binnenstad van Edam op basis van de Monumentenwet (thans de Erfgoedwet), zowel qua stedenbouwkundig karakter als bebouwingsstructuur, de status van "beschermd stadsgezicht". De planregeling (zie hoofdstuk 5 voor de beschrijving) voorziet hierin en effectueert deze bescherming doordat het gehele plangebied is dubbelbestemd als 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' om zo het specifieke karakter van het stadsgezicht nader te regelen en te beschermen.
Voor het gebied van het wettelijk beschermde stadsgezicht is een onderscheid gemaakt tussen de volgende deelgebieden:
Op de verbeelding wordt dit onderscheid nader weergegeven door middel van een gebiedsaanduiding "overige zone - kernzone" en door een verbijzondering in de bouwregels.Dit laatste aspect c.q. onderscheid heeft meer in het bijzonder betrekking op respectievelijk de mogelijkheid van gevelwijzigingen en het realiseren van dakkapellen (via een afwijkingsbevoegdheid).
In navolgende tabel wordt kort nader stilgestaan bij de ligging en kenmerken van bovengenoemd deelgebied.
Kernzone Stadsgezicht | Ligging | Kenmerken |
Aangeduid op de verbeelding met een gebiedsaanduiding "overige zone - kernzone" |
Het oudste gebied rond het Damplein en de Voorhaven tot nabij de Kerkstraat en het oostelijk deel van de Nieuwehaven met daarbinnen o.a. de Lingerzijde, Kleine Kerkstraat, Spui, Spuistraat en Hoogstraat. | * patroon van straten en grachten; * het profiel; * groenvoorziening in openbare ruimte; * afmeting en vormgeving van gebouwen; * toegepaste materialen van bebouwing en openbare ruimte. |
Damplein en omgeving
De Damsluis en het Damplein liggen centraal in de stad en vormen samen met het Spui, de Keizersgracht en de omliggende bebouwing een ruimtelijk geheel dat een hoge monumentale waarde kent.
Belangrijke monumenten maken deel uit van de bebouwing, waaronder het stadhuis (1737), het voormalige wachthuis (17e eeuw), de houten colonnade van Toscaanse zuilen van de Boterhal en het stedelijk museum met de rijke laatgotische gevel (16e eeuw). De overige panden vormen door de afmetingen en materiaalgebruik een harmonische eenheid. Dit terwijl de afzonderlijke pandenstructuur sterk is. Ook de indeling van de gevels en de aard van de gebruikte materialen in de openbare ruimte dragen sterk bij aan het beeld van de openbare ruimte.
Over het algemeen zijn de panden rond het Damplein en de Voorhaven drie raampartijen breed en twee bouwlagen met kap hoog. De nok is meestal loodrecht op de straat gericht. In de hechte aaneengesloten gevelwanden zijn de afzonderlijke panden goed herkenbaar door geringe verschillen in de hoogte van verdiepingen en daklijsten en de indeling van de afzonderlijke gevels.
Kenmerkend voor dit gebied zijn verrassende doorkijkjes waarbij watervlakken, bruggen, groenelementen al dan niet gecombineerd in het zicht komen. Hierbij wordt de belevingswaarde vergroot door het contrast tussen de besloten intieme smalle gebogen straatjes en de wijdheid van de rechte grachten.
De hoge Baanstraat en in het verlengde daarvan de Hoogstraat sluiten aan op het Damplein. Vanuit deze rechte straten is de ophaalbrug als ruimtelijke afsluiting centraal in de stad van belang. Ook in de Hoogstraat en de Baanstraat dragen de profilering en het gebruikte materiaal van bestrating en gevels bij aan de historische waarde van het straatbeeld.
Kleine Kerkstraat, Lingerzijde, Spuistraat en Gevangenpoortsteeg
De omgeving van de Kleine Kerkstraat, de Lingerzijde, de Spuistraat en de Gevangenpoortsteeg vormt een sterk besloten ruimte. De panden staan direct aan de straat en vormen aaneengesloten gevelwanden met eenduidige en gebogen straatlijnen. Het water aan de achterzijde van de Lingerzijde is hierdoor nauwelijks beleefbaar.
De bebouwing in dit deel is eenvoudig, namelijk één bouwlaag hoog met kap en topgevel en een nok die haaks op de straat staat. De breedte van de panden is over het algemeen ook hier drie raampartijen breed. De indeling van het profiel met molgoten, de smalle individuele stoepjes en het materiaalgebruik dragen in belangrijke mate bij aan het gave beeld van deze kleinschalige ruimte van deze straten. De beduidend hogere Speeltoren is hierin een monumentaal accent.
Naast baksteen huizen komen in de Spuistraat en de Gevangenpoortsteeg ook enkele panden voor met houten groengeschilderde topgevels. De openbare ruimte van deze twee straten is eenvoudig ingericht met een rijbaan en smalle trottoirs.
Voor de in het deelgebied, maar buiten dit bestemmingsplan gelegen percelen aan de Lingerzijde 33 t/m 45 en nummer 36, is sprake van een autonome ontwikkeling. De voormalige kantoren van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zullen worden vervangen door 12 woningen c.q. appartementen.
Spuistraat en Gevangenpoortsteeg
De Spuistraat en de Gevangenpoortsteeg zijn typisch gebogen straten. De straten worden begrensd door gesloten gevelwanden, opgebouwd uit individuele panden met top-, hals-, en trapgevels. De nok staat meestal haaks op de straat. Naast baksteen huizen komen in deze straten ook nog enkele panden voor met houten groen geschilderde topgevels. De openbare ruimte is eenvoudig ingericht met een rijbaan en smalle trottoirs.
Doelland en Schepenmakersdijk
Tussen het Doelland en de Schepenmakersdijk aan de zuidzijde van de oude binnenstad is een duidelijk contrast zichtbaar. Het Doelland, met het besloten karakter door tweezijdige bebouwing, gaat over in de aan één zijde bebouwde Schepenmakersdijk. Over het water zijn de achterzijden van de fraaie herenhuizen aan de Lingerzijde zichtbaar met de diepe achtertuinen, met daarin grote beuken en enkele theekoepels. Het beeld wordt van nauw en versteend, wijds en groen door de taluds en tuinen.
De bebouwing langs de Schepenmakersdijk is divers met bedrijfsbebouwing en kantoren. In westelijke richting wordt de bebouwing statiger en groter. Hier staat het grote monumentale pand dat voorheen in gebruik was bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en dat zal worden herontwikkeld (zie paragraaf 2.7).
Conclusie
Dit gebied wordt gekenmerkt door de hoge monumentale waarden van zowel de stedenbouwkundige structuur als de individuele panden.
De stedenbouwkundige structuur wordt bepaald door de gesloten gevelwanden en eenduidige rooilijnen met veelal gekromde straten. De afzonderlijke pandenstructuur is nog gaaf door de gevelindeling, de variatie in verdiepingshoogte en daklijsten en het materiaalgebruik.
De nokrichting en het gebruik van verschillende topgevels versterken dit beeld. De profilering en materiaalgebruik in de openbare ruimte draagt bij aan het historische beeld.
Ook voor deze gebieden wordt door middel van het navolgende overzicht kort ingegaan op de belangrijkste, specifieke stedenbouwkundige kenmerken vanuit een cultuurhistorisch perspectief.
Overige deelgebieden binnenstad | Ligging | Kenmerken |
Gebied aangeduid als gebied B | Het gebied ten noorden van het oudste deel (o.a. Grote Kerkstraat, M. Tinxgracht J.C. Brouwersgracht) en ten oosten van het oudste deel (o.a. Nieuwehaven, Voorhaven en Achterhaven) |
* patroon van straten, grachten en pleinen; * het profiel; * groenvoorziening; * toegepaste materialen openbaar gebied; * schaal van bebouwing; * differentiatie van bebouwing. |
Gebied aangeduid als gebied C | Deelgebieden Tuinierswijk en Het Marken | * hoofdstructuur van het stratennet; * hoogte van bebouwing. |
Landelijk gebied | De agrarische gebieden ten noorden en zuiden van de oude kern van Edam, ook wel het zogenaamde schootsveld genoemd. Deze behoren ook tot het beschermd stadsgezicht. | * veenweidegebied; * lange smalle kavels; * waterrijk; * openheid; * nagenoeg geen bebouwing, kenmerkend zijn de stolpboerderijen. |
Afbeelding 4 Fragment bijlage 3: Zones deelgebieden beschermd stadsgezicht
Deelgebied B
Jan Nieuwenhuizenplein en omgeving
Een beeldbepalende ruimte in dit gebied is het Jan Nieuwenhuizenplein. Dit plein is ontstaan door demping van een deel van de M. Tinxgracht. Hierdoor heeft het plein een open zijde in de richting van het buitengebied. De meest kenmerkende bebouwing zijn de Kaaswaag en enkele aangrenzende panden met 17e eeuwse trapgevels.
Door het uitblijven van nieuwe stadsuitbreidingen in het noordelijke deel ligt de Grote Kerk aan de rand van de stad in een landelijke sfeer. De laat Gotische hallenkerk markeert het einde van de stad. Kenmerkend zijn het kerkhof en het hof met proveniershuisjes aan de overzijde van de Brouwersgracht.
Grote Kerkstraat
De Grote Kerkstraat is een lange licht gebogen straat die zich steeds verder vernauwd tot aan de Damsluis. De rooilijn is strak en ononderbroken. De bebouwing is relatief eenvoudig met overwegend een bouwlaag en een kap. Een duidelijk verschil tussen de oost- en de westzijde is de nokrichting. De westzijde kent voornamelijk nokken evenwijdig aan de straat. Aan de oostzijde liggen de nokken overwegend haaks op de straat.
Wijngaardsgracht, Bagijnenland en Brouwersgracht
Het gebied rond de Wijngaardgracht, het Bagijnenland en de Brouwersgracht kent een gevarieerde lage bebouwing van beperkte schaal. Dit in combinatie met de groene taluds en het water geeft deze zone een groen en bijna landelijk karakter. Het beeld wordt voornamelijk bepaald door de bomen. Ook het zicht in noordelijke richting over de vesting naar het open landelijk gebied draagt hieraan bij.
De gevel is twee of drie raampartijen breed, de nokken staan loodrecht op de straat en het individuele karakter van de woningen is zeer herkenbaar. In dit gebied komen woningen met houten toppen voor.
De individualiteit van de afzonderlijke woningen wordt doorgezet in de openbare ruimte doordat het trottoir voor elke huis verschilt in hoogte en bestratingsmateriaal. Alles bij elkaar levert dit een sfeervol afwisselend straatbeeld op.
Havens
De drie havens (Achterhaven, Voorhaven en Nieuwehaven) zijn zeer belangrijke structuurdragers.
Hier is de historische identiteit van Edam sterk waarneembaar. De samenhang tussen de open ruimte van water, taluds en straten met strakke wanden in een eenduidige rooilijn en fijnmazige parcelering is goed bewaard gebleven. Belangrijke elementen in dit deel zijn de monumentale bruggen die de noord-zuidverbindingen vormen. Naar het oosten toe zijn de gevelwanden minder hecht aaneengesloten maar de rooilijnen worden gerespecteerd. Ook de variatie in bouwmassa wordt groter.
Conclusie
Net zoals in het kern-zonegebied wordt onderhavig gebied gekenmerkt door de hoge monumentale waarden van zowel de stedenbouwkundige structuur als de individuele panden.
Dit gebied is in vergelijking met het kernzone gebied ruimer opgezet. De gevelwanden zijn minder gesloten en water is de belangrijkste structuurdrager in dit gebied. Vooral langs de havens is meer groen aanwezig wat meer ruimte creëert in de fijnmazige stedenbouwkundige structuur. Ondanks dat de gevelwanden een meer open karakter hebben blijft de rooilijn eenduidig.
De korrel van de panden is over het algemeen wat groter naar mate je verder naar de randen van de stad beweegt. Net zoals in het kern-zone gebied hebben de panden ook hier een individueel karakter en wordt dit beeld versterkt door de variëteit in nokrichting en het gebruik van verschillende topgevels.
Tot slot dragen de bomen en de historisch-waardevolle bruggen bij aan de identiteit van dit gebied.
Deelgebied C
De Tuinierswijk en Het Marken zijn delen van het historische centrum binnen de vestingwerken die in het verleden zijn getransformeerd. Beide gebieden zijn opgenomen in het beschermd stadsgezicht door de samenhang met de andere twee gebiedsklassen. Mogelijkheden voor het behoud van de karakteristiek van de binnenstad hangen nauw samen met de ontwikkelingen in de Tuinierswijk en Het Marken.
Tuinierswijk
De historische stedenbouwkundige structuur van de Tuinierswijk in de jaren '50 van de vorige eeuw is voor een groot deel veranderd. Het woningbouwplan heeft de oorspronkelijke noord-zuid gerichte verbindingen tussen de havens voor een groot deel verbroken. Daarnaast is de bouwblokopbouw afwijkend door de aanwezigheid van halfopen bouwblokken en strokenbouw. Er is meer lucht en licht in de verkaveling toegepast. Ook zijn voortuinen en verspringingen in de rooilijn ingebracht.
De laatste toevoegingen in deze wijk zijn een aantal appartementen complexen. De complexen staan op zichzelf in het groen zonder rigide stramien en kennen daardoor een afwijkende structuur. Door deze structuur zijn achtertuinen en rommelige achterkanten richting het landschap ontstaan.
Het Marken
Het Marken is lange tijd in gebruik geweest als bedrijfsterrein met grootschalige industriële gebouwen. Het oostelijke deel is in de jaren '90 ontwikkeld met woningbouw. De havenstructuur is in dit deel afgerond met een typologie en een architectuur die een afgeleide zijn van de oude bebouwing langs de havens. Er is een nieuwe openbare autovrije kade langs het water gerealiseerd. De parkeerplaatsen zijn binnen het blok aangelegd. Wat kleur en materiaalgebruik betreft wijkt de nieuwe bebouwing sterk af van de bebouwing in het oude stadscentrum. De gebouwen zijn minimaal twee bouwlagen met een kap waarbij ook hogere gebouwen voorkomen met drie en zelfs vier bouwlagen (met appartementen) met kap.
Het westelijke deel is thans onbebouwd. De voormalige bedrijfsbebouwing is gesloopt. Dit deel is buiten het plangebied gelaten en zal in de komende jaren naar verwachting worden getransformeerd naar woningbouw. Hier wordt separaat een bestemmingsplan voor opgesteld.
Als gevolg hiervan zal deze gehele strook weer bij de binnenstad worden betrokken.
Conclusie
Zowel de Tuinierswijk als Het Marken hebben een afwijkende stedenbouwkundige structuur ten opzichte van het oude centrum van Edam. Het verkavelingspatroon en de bouwblokopbouw sluiten niet aan op het omliggende gebied. Beide gebieden zijn van belang in verband met het behoud van de karakteristiek van de binnenstad.
Landelijk gebied
Binnen het beschermd stadsgezicht Edam zijn twee agrarische gebieden opgenomen. De twee gebieden ten noorden en zuiden van het Edam zijn opgenomen om het vrije uitzicht vanaf de N247 veilig te stellen.
Het gebied ten noorden van Edam, de polder Zeevang, bestaat uit veenweidegebied en maakt deel uit van het Nationaal Landschap Noord-Hollands Midden. Vanwege de karakteristieke bebouwings- en verkavelingspatronen en de grote mate van openheid heeft dit gebied een hoge landschappelijke- en cultuurhistorische waarde. Het tweede gebied, polder De Lange Weeren, lijkt veel op Zeevang zij het dat de verkaveling hier een regelmatiger patroon heeft. In de gebieden die binnen het plangebied vallen komt bijna geen bebouwing voor.
Algemeen kan worden gesteld dat de verschillen binnen de historische stedenbouwkundige structuur van de oude kern, de uitbreiding in oostelijke richting en de laatste uitbreidingen moeten worden behouden. Het is essentieel dat de structurele kenmerken voldoende worden beschermd en dat de bestemmingsregeling wordt toegespitst op het behoud en de versterking van de verschillende karakteristieke kenmerken en elementen van besproken deelgebieden.
Uit de ruimtelijke analyse zoals die in de vorige paragrafen is beschreven kunnen de volgende uitgangspunten worden gedestilleerd:
Bedrijvigheid
Van oudsher was er in het centrum van Edam veel bedrijvigheid aanwezig in de scheepvaart en het maken van kaas. Tot op de dag van vandaag is dit nog terug te zien in de ruimtelijke en functionele structuur. Veel oude bedrijfspanden zijn echter getransformeerd naar woningen, ateliers of galerieën. De aanwezige bedrijvigheid bestaat op dit moment voornamelijk uit een tweetal kaaspakhuizen, een aantal kleinschalige timmerwerkplaatsen, opslagruimtes en een uitgeverij. Daarnaast bevindt zich aan de Lingerzijde nog één scheepswerf met een geluidszone (zie paragraaf 4.3.6.2) en aan het Oorgat 21-23A is een watergerelateerd bedrijf gevestigd.
Tot slot is er nog een brandweersteunpunt gevestigd aan de Nieuwehaven 60. Deze uitrukpost ligt ingesloten tussen verschillende woningen en een kerk.
Detailhandel
Naast "wonen" neemt de functie detailhandel in het centrum van Edam een belangrijke plaats in. Alhoewel de detailhandelsfunctie van Edam in de afgelopen jaren niet is versterkt, zorgen de aanwezige winkels voor levendigheid in het oude stadscentrum. Binnen de vestingwerken bevinden zich voornamelijk winkels op het gebied van levensmiddelen, antiek en kunst en souvenirs. De detailhandel bevindt zich vooral rondom het Damplein en in de Prinsenstraat en is voornamelijk gericht op een lokaal verzorgingsgebied en het toerisme.
Het beleid is erop gericht het bestaande voorzieningenniveau en aanbod aan detailhandel in Edam te behouden.
Naast de reguliere detailhandel in Edam, ligt net ten noorden van het vestingwerk een tuincentrum in het agrarisch gebied.
Horeca
Ook de verschillende horecagelegenheden spelen een belangrijke rol in economische zin en de mate van levendigheid van het stadscentrum. In Edam is geen sprake van grootschalige horeca in de zin van discotheken of zalenverhuur. Wel bevindt zich in het centrum een aantal cafés, eetcafés, restaurants en hotels. Daarnaast bestaat er op dit moment op verschillende locaties de mogelijkheid tot Bed & Breakfast.
De horeca-functie gaat uit van een lokaal verzorgingsgebied ten aanzien van cafés, eetcafés en restaurants en bevindt zich hoofdzakelijk rondom het Damplein. Verder heeft de aanwezige horeca en dan met name de hotels een ondersteunende functie ten behoeve van recreatie en toerisme.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht de mogelijkheid van Bed & Breakfast te verruimen. In hoofdstuk 5 van deze toelichting zal hierop nog nader worden ingegaan.
Kantoren
Verder naar de randen van het plangebied komen grotere kantoorfuncties voor, zoals de voormalige kantoorpanden van het Hoogheemraadschap aan de Schepenmakersdijk en de Lingerzijde 33 tot en met 45 en 36 (voormalig Koetshuis). De voormalige kantoorpanden van het Hoogheemraadschap zijn en worden ontwikkeld naar woondoeleinden (zie paragraaf 2.7.1). De kantoorpanden aan de Lingerzijde zijn ook herontwikkeld naar woondoeleinden. In het kader van deze ontwikkeling is voorts een openbare parkeervoorziening aan de Doelenstraat gerealiseerd (nabij de Zuidervesting). Hier is sprake van een autonome ontwikkeling, waarvoor een bestemmingsplan is opgesteld en reeds onherroepelijk in werking is getreden.
Naast de genoemde grotere kantoorpanden komen er binnen het centrum van Edam nog enkele kleinschaligere kantoorfuncties voor.
Maatschappelijk
Binnen het stadscentrum bevinden zich een aantal maatschappelijke functies, zoals scholen en kerken.
Met name de Speeltoren aan de Lingerzijde en de Grote Kerk met daar omheen de begraafplaats zijn van belang. In de Speeltoren bevindt zich het oudste carillon van Nederland.
Verder kent het stadscentrum een eigen VVV met daarboven een dependance van het Edams museum. Beide functies zijn gevestigd in het oude stadhuis aan het Damplein in het midden van het centrum van Edam.
Wonen
In het centrum is de woonfunctie gemengd met enkele centrumfuncties, zoals detailhandel en horeca. Er is sprake van een lichte mate van functiemenging. In het verleden was de verscheidenheid aan functies groter, maar door het wijzigen van "niet- woonfuncties" naar "wonen" is de diversiteit iets afgenomen. Het beleid is erop gericht het bestaande, gemengde functiepatroon zoveel mogelijk te behouden. Dit kan door enerzijds in bepaalde gebieden bestaande niet-woonfuncties te beschermen en anderzijds door aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en Bed & Breakfast toe te staan. Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven zijn functies die vanwege de omvang en uitstraling in een woning kunnen worden uitgeoefend (bijvoorbeeld een adviesbureau aan huis of een kleine schoonheidssalon). Bed & Breakfast heeft betrekking op het bieden van een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een deel van de woning.
Verder is met name in de Tuinierswijk de woonfunctie prominent aanwezig. Richting het gebied van de kernzone wordt de woonfunctie meer afgewisseld met eerder bedoelde centrumfuncties.
Overige functies
Zoals in het voorafgaande beschreven is in Edam een aantal galerieën en ateliers aanwezig. Deze functies zijn doorgaans gevestigd in oude bedrijfs- of winkelpanden. Een dergelijke invulling past niet altijd binnen het in het bestemmingsplan van 1986 voorgeschreven gebruik. Onderhavige galerieën en ateliers dragen echter bij aan een positief beeld van Edam als toeristische stad. Daarnaast biedt deze bedrijvigheid een kans om de verbinding tussen de kernzone en het oostelijke gedeelte van het stadsgezicht functioneel met elkaar te verbinden en de relatie tussen de gebieden te versterken.
Hierdoor kan bijvoorbeeld een of meer nieuwe, interessante wandelroutes ontstaan en bovendien de economische draagkracht van het gebied als geheel worden versterkt.
Uitgangspunten voor de regeling in functionele zin
Uit de ruimtelijke analyse, zoals die in de voorgaande subparagrafen is beschreven, kunnen de volgende uitgangspunten voor de ontwikkeling en het behoud van de verschillende functies worden gedestilleerd:
In hoofdstuk 5 wordt nader beschreven hoe deze uitgangspunten in de regeling zijn verwerkt.
Naast de buiten het bestemmingsplan gelaten percelen (Lingerzijde 33 t/m 45 en nummer 36 met een kleinschalig parkeerterrein aan de Doelenstraat en het zgn. Korsnasterrein aan de Baandervesting) spelen er in het plangebied nog een drietal ontwikkelingen. Het gaat om:
Het voormalige kantorencomplex van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zal in twee fasen worden herontwikkeld ten behoeve van wonen. Voor de eerste fase is inmiddels een (nog niet onherroepelijke) omgevingsvergunning verleend voor het gebruik en de activiteit bouwen en slopen. Hiermee kunnen acht appartementen in dat deel van het complex worden gerealiseerd. Ook in de rest van het complex zullen woningen worden gerealiseerd. Voor het gehele complex zal, na de definitieve uitspraak ten aanzien van de eerder verleende omgevingsvergunning, een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Vooruitlopend daarop is in het voorliggende bestemmingsplan rekening gehouden met het huidige toegestane gebruik als kantoor, alsmede met het al vergunde gebruik als wonen in een deel van het gebouw (eerste fase).
De percelen Groenland 1 en 2 zijn momenteel in gebruik als Groenlandkerk en jeugdgebouw terwijl de onbebouwde ruimte op de hoek met Achterhaven in gebruik is als openbaar groen met enkele monumentale bomen. Oorspronkelijk was op de onbebouwde ruimte vanaf 1891 een kosterwoning aanwezig, maar omdat het geld voor renovatie ontbrak is deze woning eind 1982 gesloopt waardoor er een "gat" in de bebouwing is ontstaan. In afwachting van een herontwikkeling is de onbebouwde ruimte geschikt gemaakt als groenvoorziening.
De Kerkgemeente Edam heeft besloten om het gebruik als kerk op deze locatie niet langer voort te zetten. Binnen Edam beschikt de Kerkgemeente over nog een kerkgebouw (de Lutherse Kerk 'de Swaen' aan de Voorhaven 135) en de financiële last van het onderhoud van deze twee kerkgebouwen is te groot. Eén van de twee gebouwen zal daarom moeten worden afgestoten. De keuze is daarbij gevallen op de Groenlandkerk die aantrekkelijker en beter verkoopbaar is dan de Lutherse Kerk. Deze laatste kerk is als rijksmonument aangewezen en heeft door de ligging tussen historische bebouwing veel minder ontwikkelingsmogelijkheden. De opbrengsten van de herontwikkeling van de Groenlandkerk zullen worden gebruikt voor de restauratie van de Lutherse Kerk, voor het beter toegankelijk maken van het gebouw en voor de verbetering van de achterliggende consistorie.
De gemeente heeft op 1 september 2017 een vergunning verleend voor de herontwikkeling van de percelen Groenland 1 en 2. Daarbij is uitgegaan van de volgende randvoorwaarden:
In onderhavig bestemmingsplan is rekening gehouden met maximaal 2 woningen (1 in het kerkgebouw, 1 ter plaatse van het jeugdgebouw). De onbebouwde gronden op de hoek blijven onbebouwd, met uitzondering van maximaal 1 bijgebouw (garage en/of berging). Uitgangspunt is dat er minimaal 3 monumentale bomen (leilinden) behouden blijven.
De (voormalige) scheepswerf op de percelen Oorgat 21-23 zal worden herontwikkeld waarbij twee bestaande loodsen worden opgeknapt en een nieuwe invulling krijgen met gezinswoningen, appartementen en seniorenwoningen. Het derde bedrijfsgebouw zal na sloop worden vervangen door enkele grondgebonden eengezinswoningen en seniorenwoningen. Parkeren ten behoeve van de woningen zal op eigen terrein worden opgelost.
Omdat de herontwikkeling momenteel nader wordt uitgewerkt en er nog onderzoeken worden uitgevoerd is in onderhavig bestemmingsplan uitgegaan van de huidige situatie. Voor de herontwikkeling zal na het sluiten van een anterieure overeenkomst een separate planologische procedure worden gevolgd.
De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een kader waarin ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden zijn. In deze structuurvisie schetst het Rijk een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de SVIR is een aantal ambities vermeld voor de lange termijn (2040) met betrekking tot concurrentiekracht, leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid en daarnaast wordt ingegaan op de doelstellingen, belangen en opgaven (tot 2028).
Deze ambities zijn door vertaald naar 3 hoofddoelstellingen voor de middellange termijn op rijksniveau: "concurrerend", "bereikbaar" en "leefbaar & veilig". Om die doelstellingen van het Rijk te concretiseren zijn zgn. onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft daarvoor primair verantwoordelijk te zijn. Voor de doorwerking van de Rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is vervolgens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening opgesteld (Barro, zie subparagraaf 3.1.2).
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking, is een procesvereiste en draagt bij aan een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, ondersteunt gemeente en provincies in een vraaggerichte programmering van hun grondgebied en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Eén en ander betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met het oog voor de onderliggende vraag in de regio, de beschikbare ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied en een multimodale ontsluiting ("Nut en noodzaak").
In het Bro (artikel 3.1.6, lid 2) is opgenomen dat een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan een aantal voorwaarden dient te voldoen. Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan dat geen relevante nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt. Wel is een gedeeltelijke andere invulling van de bestaande bebouwing mogelijk (bijvoorbeeld het mogelijk maken van aan-huis-verbonden beroepen) maar dat leidt niet tot een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking gelden er daarom geen voorwaarden waaraan het bestemmingsplan dient te voldoen.
In de hiervoor genoemde SVIR is bepaald dat voor een (beperkt) aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen als instrument moet worden gebruikt. Voorts is in de SVIR bepaald welke beleidsuitspraken zodanig belangrijk en dwingend zijn, dat die bedoeld zijn om beperkingen op te leggen aan de decentrale (lokale) overheden waar het gaat om hun ruimtelijke instrumentarium. Het Barro is in feite de juridische bevestiging van de beleidsuitspraken in de SVIR.
Door vooraf de nationale belangen duidelijk te formuleren en (dwingend) via bestemmingsplannen te borgen kan het Barro bijdragen aan een versnelling van de besluitvorming over ruimtelijke planvorming en een afname van de zgn. bestuurlijke drukte.
Van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft alleen het onderwerp 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' betrekking op een deel van het plangebied. De polder ten noorden van Edam is namelijk onderdeel van het 'werelderfgoed De Stelling van Amsterdam'.
Afbeelding 8: Werelderfgoed De Stelling van Amsterdam (blauwe vlak) (Bron:
ruimtelijkeplannen.nl)
De kernkwaliteiten van dit erfgoed van uitzonderlijke universele waarde zijn in hoofdlijnen als volgt:
In het Barro is aangegeven dat er in het belang van de instandhouding en versterking van deze kernkwaliteiten door middel van een provinciale verordening regels zullen worden gesteld over de inhoud van of de toelichting bij bestemmingsplannen (zie subparagraaf 3.2.2). De overige onderwerpen in het Barro hebben geen invloed op het plangebied doordat de betreffende onderwerpen niet aan de orde zijn in of nabij het plangebied.
In de gemeente Edam-Volendam zijn door de rijksoverheid 202 monumenten aangewezen; 3 in Volendam, 175 in Edam en 24 in het gebied van de voormalige gemeente Zeevang. Het overgrote deel van de 175 objecten in Edam ligt binnen het beschermd stadsgezicht Edam. Het gaat hierbij om woonhuismonumenten, kerkelijke monumenten, zakelijke monumenten en overige civieltechnische monumenten zoals bruggen, sluizen en zelfs een lantaarnpaal.
Binnen het plangebied bevinden zich zoals gezegd diverse rijksmonumenten. Deze monumenten hebben de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding gekregen. Het betreft hier een signaleringsfunctie. In de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen, omdat de monumenten reeds beschermd worden via de Erfgoedwet (voorheen de Monumentenwet 1988). Hetzelfde geldt voor de als rijksmonument aangewezen vestingswal. Dit monument heeft een gebiedsaanduiding 'overige zone - Rijksmonument vestingswal'op de planverbeelding gekregen.
De modernisering van het monumentenbeleid wordt apart en meer specifiek besproken en toegelicht in hoofdstuk 5 bij de behandeling van het "Planologisch Erfgoedregime".
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 "Kwaliteit door veelzijdigheid" is vastgesteld op 21 juni 2010 en op 3 november 2010 in werking getreden. Nadien heeft nog een partiële herziening plaatsgevonden. De laatste versie van de Structuurvisie is van 28 september 2015.
Het beleid in de Structuurvisie is onderverdeeld in drie provinciale hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provinciale sturing richt zich op bovenlokale en regionale belangen.
Voor voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten stuurt de provincie met name aan om bestaande locaties te intensiveren en herstructureren, naast het zoeken naar nieuwe locaties voor bedrijven. Dit zijn locaties binnen 'bestaand bebouwd gebied'. Bereikbaarheid gaat een rol spelen in de locatiekeuze voor nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld werklocaties (duurzame bereikbaarheid).
Nieuwe ontwikkelingen buiten "bestaand bebouwd gebied" beoordeelt de Provincie Noord-Holland op grond van het aantonen van nut en noodzaak, de mogelijkheden of onmogelijkheden voor verdichting of transformatie en de provinciale eisen aan ruimtelijke kwaliteit (o.a. het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie), maar ook op de (on)mogelijkheden van het faciliteren van de ontwikkeling vanuit het watersysteem.
Op het gebied van cultuurhistorie zorgt de provincie dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen (Landschaps-DNA) van de verschillende landschappen.
De provincie zet zich ook in om de biodiversiteit van de natuur te vergroten en het realiseren van zoveel mogelijk natuur. Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken, Natura 2000 gebieden en weidevogelleefgebieden. Verder staat het groen, met name rondom de steden, onder druk. De provincie vindt een goede toegankelijkheid van recreatief groen voor haar bewoners en bezoekers belangrijk, zowel voor de leefbaarheid als voor het vestigingsklimaat.
In het algemeen zet de provincie zich in op het bevorderen van binnen- en buitenlands bezoek aan Noord-Holland. Ze zet in op het ontwikkelen van een compleet samenhangend netwerk van recreatieve verbindingen (wandelpaden, lange afstand wandelroutes, fietspaden, landelijke lange afstand fietsroutes, een regionaal fietsknooppuntennetwerk en tot slot het vaarwegennetwerk. In de landschappen die deel uitmaken van de Metropool Amsterdam wordt ingezet op voldoende recreatiemogelijkheden en de bereikbaarheid hiervan.
De bescherming tegen overstroming en wateroverlast wordt gewaarborgd door het versterken van de waterkeringen en het aanwijzen van ruimte voor waterberging. Waterberging gebeurt voornamelijk fijnmazig, maar waar nodig wordt dit integraal aangepakt in combinatie met woningbouw, recreatie of natuur.
Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) van Noord-Holland tegelijk met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. De regels van de Prv vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Sinds de vaststelling is de Prv regelmatig gewijzigd, voor het laatst op 12 december 2016 (inwerkingtreding op 1 maart 2017)
De Prv schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, afwijkingsbesluiten en beheerverordeningen moet voldoen. In het belang van een goede ruimtelijke ordening acht de provincie het noodzakelijk dat er algemene regels vastgesteld worden omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland.
Het voorliggende bestemmingsplangebied ligt grotendeels binnen bestaand stedelijk gebied als bedoeld in zowel de Prv als het Besluit ruimtelijke ordening. Alleen de agrarische gebieden zijn gelegen in het landelijk gebied. Voor het plangebied zijn de volgende regels relevant:
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Prv doordat het bestemmingsplan conserverend is en er geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen bij recht mogelijk worden gemaakt. Ook is er geen nieuwe verstorende bebouwing toegestaan in de zones die tot het aardkundig waardevolle gebied, de Stelling van Amsterdam en het weidevogelleefgebied behoren. Ter bescherming zijn in het bestemmingsplan dubbelbestemmingen met beschermende regels opgenomen ten behoeve van de Stelling van Amsterdam en het aardkundig waardevolle gebied.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen.
In de Leidraad is ook aangegeven wat de kernkwaliteiten zijn van de Stelling van Amsterdam (zie subparagraaf 3.2.2). Deze luiden als volgt:
Het noordelijk agrarische gebied is onderdeel van de buitenring en het inundatiegebied en deels gelegen in de schootcirkel van Fort Edam. Het bestemmingsplan gaat uit van bescherming van het gebied doordat ter plaatse geen gebouwen zijn toegestaan, behoudens het reeds bestaande tuincentrum.
De provincie Noord-Holland wordt gekenmerkt door een rijk bodemarchief, waarvan de bewaarcondities over het algemeen gunstig zijn. Dat maakt dat bijna de gehele provincie een potentiële archeologische verwachting heeft. In het licht van de structuurvisie, waarbij de provincie haar eigen belang formuleert, is een aantal gebieden in Noord-Holland aan te wijzen die een bovenregionale archeologische waarde vertegenwoordigen. Deze gebieden bevatten waardevolle archeologische vindplaatsen en vertegenwoordigen in het algemeen een of enkele periodes en daarmee de kenmerkende bewoningsgeschiedenis van het gebied. Samen vormen deze gebieden een staalkaart van de vroege bewoningsgeschiedenis van Noord-Holland. Deze geschiedenis is vandaag de dag nog vaak af te lezen in het huidige landschap. De regio Waterland is één van de tien gebieden met een provinciaal belang . In paragraaf 3.3.7 wordt nader ingegaan op archeologie.
Binnen het plangebied bevindt zich op dit moment 1 provinciaal monument, te weten de pompsluis aan de Lingerzijde-Wijngaardsgracht bekend onder sectienummer A 2803.
Dit monument heeft een gebiedsaanduiding 'overige zone - provinciaal monument' uit de categorie overig van de SVBP 2012 op de verbeelding gekregen. Net als bij rijksmonumenten betreft het hier een signaleringsfunctie. In de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen, omdat het monument reeds beschermd is op grond van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010.
In de Regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de zeven Waterlandse gemeenten hun koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. Het centrale motto is “Vitaal met karakter”. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken.
Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijke gebied te bewaren vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringen van woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame, vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.
In de regiovisie zijn overigens verder geen nieuwe initiatieven beschreven, die een nadere uitwerking vragen in onderhavig bestemmingsplan.
Bij besluit van 26 februari 2009 heeft de gemeenteraad een Structuurvisie vastgesteld. Deze Structuurvisie geeft een beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020 met een doorkijk naar de lange termijn (2040).
De geformuleerde speerpunten van beleid zijn:
Tevens geeft deze Structuurvisie input voor de actualiseringoperatie van de bestemmingsplannen.
Op de bijbehorende plankaart van de Structuurvisie zijn de locaties aangegeven die in aanmerking komen voor nieuwbouw van woningen door middel van herstructurering: vervanging verouderde woonblokken, transformatie bedrijfslocaties naar wonen.
Het gebied ten noorden van het Oorgat is aangegeven als agrarisch gebied met landschap- en natuurwaarden.
Waar het gaat om de denkbare en/of gewenste, toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied zijn die op hoofdlijnen nader beschouwd in het "Visiedocument Centrumgebied Edam" (zie paragraaf 3.3.2).
In het visiedocument "Centrumgebied Edam (Rapport van Croonen Adviseurs West, versie 21 juli 2010)" wordt de visie voor het stadsgezicht Edam als volgt geformuleerd: 'Visie is om de unieke
historische stad Edam ruimtelijk verder te versterken en als recreatief product beter te benutten.
Dit alles wel binnen de kaders van een verbetering van de leefbaarheid van haar inwoners. Wonen,
ondernemen, detailhandel/winkelen en recreëren moeten gezamenlijk goed kunnen functioneren
en geven tegelijkertijd vorm aan en het gebruik van de historische omgeving. Het gaat om een
soepel samenspel van wonen, ondernemen en recreëren in de unieke omgeving van de historische
stad Edam. Het is daarbij niet de bedoeling om een conserverend beleid te voeren, maar juist
ruimte te geven aan ontwikkelingen. Het biedt het beschermd stadsgezicht Edam de benodigde
dynamiek en maakt haar toekomstbestendig.'
(einde citaat)
Deze visie is nader verduidelijkt en gevisualiseerd op afbeelding 26 van dit visiedocument: de zgn. Visiekaart Edam.
Centraal onderdeel daarbij is: 'Samenspel van wonen, ondernemen, detailhandel/winkelen en recreëren in een unieke historische stad'.
De gemeenteraad heeft bij zijn besluit van 14 juli 2011 dit document vastgesteld waar het gaat om de relevante uitgangspunten voor dit gebied en voorts vanuit een integrale benadering besloten tot de navolgende bestuurlijke beleidsuitspraken.
Cultuurhistorie
Woningbouw
Verkeer & Parkeren
Detailhandel
Toerisme en stadspromotie
Voor de juridisch-planologische aspecten heeft de uitwerking thans zijn beslag gekregen via onderhavig bestemmingsplan "Beschermd Stadsgezicht Edam".
Waar het gaat om de beleidsterreinen "Openbare ruimte c.a.", "Toerisme" en Verkeer zal een separate, verdere uitwerking plaatsvinden via de daartoe geëigende sporen.
Doel van de Economische Agenda 2020 is een samenhangende koers voor de economie van de gemeente Edam-Volendam ter verdere verbetering van het lokale ondernemersklimaat. Het geeft de hoofdlijn (prioriteiten) van het beleid aan op basis waarvan per (cluster van) sector(en) een uitwerking kan worden gemaakt. De Economische Agenda 2020 legt daarbij verbindingen met andere beleidsvelden en geeft helderheid over de rol van de gemeente in het economische speelveld.
De ambitie is om de detailhandelsstructuur in de gemeente optimaal te versterken om te beschikken over een aantrekkelijk en compleet winkelaanbod voor de eigen inwoners en toeristische bezoekers. De gemeente zet in op uitvoering van de maatregelen uit de Detailhandelsstructuurvisie, zie paragraaf 3.3.4). Ook is het de bedoeling om het toeristisch product van Volendam en Edam, afzonderlijk en in samenhang, te benutten door een duidelijke profilering richting verschillende toeristische doelgroepen uit te dragen, in samenspraak met de ondernemers in de toeristische gebieden. Voor zakelijke en financiële dienstverlening wil men de lokale behoefte faciliteren door ruimtelijke randvoorwaarden te scheppen in de centrumgebieden en op geschikte delen van bedrijventerreinen.
De Detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente is in 2007 vastgesteld en geeft inzicht in de opbouw van de detailhandel, zowel kwantitatief als kwalitatief en qua branchering.
Voor de kern van Edam is de conclusie dat het winkelgebied sfeervol is, maar het aanbod relatief kleinschalig en grote trekkers ontbreken. Als een van de mogelijke oplossingsrichtingen worden genoemd het realiseren van een "trekker" in het centrum in de vorm van een moderne supermarkt en een toename in het aanbod van meer luxe artikelen, mede bestemd voor de toerist. Op basis van de huidige inzichten bestaat bij verschillende betrokkenen het beeld dat de realisering van een moderne supermarkt in het centrum van Edam vanuit ruimtelijk oogpunt niet haalbaar is; dit vanwege allerlei ongewenste neveneffecten met betrekking tot de verkeersstructuur en parkeerdruk.
Een andere, meer bescheiden insteek is om de ruimtelijke inspanningen meer te richten op het behoud en versterken van de bestaande detailhandelsvoorzieningen. In dit kader zal op de eerste plaats de bestaande winkelruimten de mogelijkheid worden geboden de winkel uit te breiden, voor zover daartoe op het betreffende perceel voldoende ruimte aanwezig is. Een ontwikkeling van de huidige bestaande detailhandel naar wonen wordt uitdrukkelijk niet met dit bestemmingsplan beoogd en daarom ook niet gefaciliteerd.
De detailhandel in het centrumgebied kan mogelijk profiteren van twee ontwikkelingen:
In de nota "Inventarisatie Marktruimte Detailhandel centrum Volendam" worden bovenstaande uitgangspunten bevestigd, waar het gaat om de positionering en functie van een zgn. "trekker". Ook uit deze rapportage valt af te leiden dat het geen aanbeveling verdient in de binnenstad van Edam winkels met een bovenlokale functie te vestigen.
Het welstandsbeleid van de gemeente Edam-Volendam is neergelegd in de Welstandsnota, die bij besluit van 25 maart 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. Bij raadsbesluit d.d. 27 juni 2013 is deze welstandsnota geactualiseerd. Bij deze actualisatie is de systematiek en terminologie van de nota aangepast aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Daarnaast is de begrenzing van de welstandsgebieden in overeenstemming gebracht met de begrenzing van de gebieden in de bestemmingsplannen. In de geactualiseerde welstandsnota is het plangebied opgenomen in het:
Bij raadsbesluit van 24 november 2011 is de 'Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam 2010' vastgesteld.
Onderhavige erfgoedverordening regelt de status van gemeentelijke monumenten via het bestemmingsplan. Naast een vergunningprocedure ingevolge de Wabo voor rijksmonumenten wordt het bestemmingsplan als instrument gebruikt om het gemeentelijk cultureel erfgoed te beschermen.
Dit cultuurgoed krijgt via een dubbelbestemming 'Waarde-Edams-Volendams erfgoed' (WR-EV) een vaste positie binnen het bestemmingsplan.
Hierdoor worden de ruimtelijke kwaliteiten op het gebied van cultuurhistorie, architectuur- historie en landschap integraal bewaakt. Het nieuwe aan dit zogenoemde planologische erfgoedregime is, dat het systeem ontwikkelingsgericht is vanwege duidelijke richtlijnen voor toekomstig gebruik en dat er een koppeling wordt gemaakt met de Erfgoedverordening.
Mede hierdoor wordt er als het ware een koppeling gelegd tussen de Wet ruimtelijke ordening, de Erfgoedwet (voorheen de Monumentenwet) c.q. de daarvan afgeleide regeling, de Woningwet en de Wabo, zodat een dekkend, meer integraal regime ontstaat.
Het voordeel van dit systeem is, dat door de koppeling van het bestemmingsplan aan de Erfgoedverordening een integrale bescherming mogelijk is, terwijl bij de traditionele aanpak veelal veel meer sprake is van een fragmentarische en objectgerichte bescherming.
In de Erfgoedverordening zijn gradaties in beschermingsniveau opgenomen. Zo worden de verschillende beschermingsgradaties onderscheiden:
Het gemeentelijke monumentenbeleid van Edam-Volendam wordt daarmee beheerst door:
Subsidieregeling gemeentelijke monumenten Edam-Volendam
Doordat er veel waarde wordt gehecht aan de bescherming van ons erfgoed is het wenselijk daar iets tegenover te stellen. Veelal is het verlenen van subsidie een zeer goed middel. Niet alleen wordt de eigenaar tegemoet gekomen in de kosten voor onderhoud, maar ook worden eigenaren gestimuleerd hun pand goed te bewaren. Om uitvoering te kunnen geven aan dit proces is de subsidieregeling gemeentelijke monumenten Edam-Volendam opgesteld. Deze regeling voorziet in de normen en criteria voor het verstrekken van subsidie voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten.
Gemeenten zijn wettelijk verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende rekening te houden met de te verwachten archeologische waarden en de bekende archeologische waarden (conform de Erfgoedwet, voorheen Monumentenwet).
Door de gemeente is in samenwerking met Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland (SCENH) een beleidsnota archeologie opgesteld, die op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld. Deze beleidsnota bevat een archeologische beleidskaart, die per gebied aangeeft welke archeologische criteria van kracht zijn.
Afbeelding 9: Archeologische beleidskaart
Op de archeologische beleidskaart is ten aanzien van het plangebied het volgende aangegeven:
In 2011 is een inventarisatie gedaan van de marktruimte voor de horeca in de gemeente Edam-Volendam. Vanwege de toeristische aantrekkingskracht van zowel Edam als Volendam, heeft de horeca binnen de gemeente geen doorsnee karakter. Deze bijzondere context vormt een specifiek uitgangspunt.
Aan de hand van diverse analyses is een visie op de ontwikkeling van de horeca in Edam en Volendam opgesteld. Deze visie behandeld onder meer het centrumgebied van Edam en de ontwikkelingsmogelijkheden.
Centrumgebied Edam
Het centrumgebied heeft unieke en specifieke kenmerken en is zowel voor toeristen als voor de eigen inwoners een aantrekkelijk milieu om te bezoeken. Het concentratiebeleid van horeca heeft sterk bijgedragen aan de huidige aantrekkingskracht van het centrum. Vanwege de specifieke kwaliteiten is het centrum een blijvend kansrijk milieu voor een divers en aansprekend horeca-aanbod, vooral in samenhang met de ruimtelijke kwaliteit en de overige centrumfuncties.
Het voortzetten van de concentratie van horecavoorzieningen in het centrumgebied voorkomt versnippering en draagt bij aan het levendig en aantrekkelijk houden van de beide milieus. Bovendien kan daarbij optimaal worden ingespeeld op de toeristische aantrekkingskracht van het gebied. Dit veronderstelt wel dat er voldoende ruimte wordt geboden aan vernieuwing van de horeca. Een zorgvuldige integratie in de ruimtelijke (historische) setting en afstemming met overige functies in het gebied zijn daarbij randvoorwaarden.
Het centrumgebied van Edam en het centrumgebied van Volendam kunnen zich van elkaar blijven onderscheiden, zoals ze momenteel ook al doen: Edam meer kleinschalig en historisch en Volendam meer gericht op de massa en de dynamiek.
Ontwikkelingsmogelijkheden
De gemeente als geheel heeft geen uitgebreid horecapakket. Op grond van het lokale draagvlak, aangevuld met de toeristische aantrekkingskracht, is er binnen de gemeente potentie is uitbreiding van het horeca-aanbod.
De ontwikkelingsmogelijkheden hangen sterk samen met de ruimtelijke context en het reeds bestaande aanbod. Het functioneren van horeca is sterk afhankelijk van de ruimtelijke context, de kwaliteit en dynamiek van een plek. Potentie is niet zonder meer te benutten, maar alleen op locaties die iets te bieden hebben.
Daarnaast moeten de ontwikkelingsmogelijkheden ook in relatie tot het bestaande aanbod worden bezien. Nieuwe ontwikkelingen zijn sterk afhankelijk van het kunnen aansluiten op bestaande milieus, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande bezoekersdrukte en aantrekkingskracht.
De "Nota bestemmingsregeling Horeca-activiteiten 2011" is besproken op het raadsplein van 26 mei 2011 en daarna als beleidsdocument vastgesteld en na bekendmaking in werking getreden.
Deze notitie bevat beleidsregels voor hoe de komende jaren, in planologisch-juridische zin, met de verschillende horeca-activiteiten dient te worden omgegaan.
In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de specifieke, primaire horeca en anderzijds de zogenaamde "ondersteunende horeca-activiteiten" bij onder meer detailhandel en andere bestemmingen.
De categorie indeling voor de verschillende horeca-inrichtingen binnen de gemeente vindt zijn grondslag in een 'standaard' Staat van Horeca-activiteiten behorende bij deze beleidsnota. Onderhavige categorie indeling is vervolgens overgenomen in een specifieke Staat van Horeca-activiteiten, die als bijlage onderdeel uitmaakt van de planregeling van dit bestemmingsplan.
Het Terrassenbeleid is door het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 29 mei 2012 vastgesteld. In dit beleid zijn in aanvulling op de APV regels met betrekking tot horecaterrassen opgenomen. Dat wil zeggen dat de gemeente het verzoek om een terrasvergunning ingevolge de APV nader beoordeelt en afweegt tegen de aspecten "veiligheid en openbare orde".
Ingevolge dit bestemmingsplan zijn terrassen uitsluitend binnen de bestemming 'Horeca' en ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' toegestaan. Alle bestaande terrassen (oftewel horecaterrassen waarvoor het college terrasvergunningen hebben verleend) zijn middels deze functieaanduiding positief bestemd. Voor eventuele toekomstige horecaterrassen is onder de algemene afwijkingsregels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, mits dit terras geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonende met zich meebrengt en op basis van de APV een terrasvergunning kan worden verleend.
De aanvraag om een terrasvergunning wordt vervolgens getoetst aan dit terrassenbeleid en dit beleid is dus medebepalend voor de toelaatbaarheid van dit terras (anders dan strijdig gebruik).
Ambitie
De gemeente Edam-Volendam streeft ernaar om de historische waarde van zowel Edam als Volendam zoveel mogelijk tot uiting te laten komen. Tegelijkertijd dienen ontwikkelingen, mits deze passen binnen de gestelde kaders van het bestemmingsplan, te worden gefaciliteerd. Verkeer en vervoer speelt in dit streven een centrale rol.
De algemene doelstelling verkeer en vervoer gemeente is verwoord in de onderstaande ambitie:
"Het vanuit een integrale benadering streven naar een duurzaam, veilig functionerend verkeerssysteem voor een leefbare woon- en werkomgeving, zonder de cultuurhistorische waarde van de kernen in het geding te brengen."
Voor wat betreft de verkeersveiligheid zijn daarbij de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig" leidend. Ten aanzien van de centra is het vertrekpunt die aan te merken als "voetgangersgebieden", omdat zij aldaar de primaire weggebruikers zijn en om de leefbaarheid te vergroten.
Doelstellingen
De ambitie van de gemeente Edam-Volendam is uitgewerkt in een zevental (sub-)doelstellingen. Deze doelstellingen betreffen alle hoofdonderwerpen van verkeer en vervoer. In de beleidsnota worden de doelstellingen per hoofdstuk uitgewerkt in een aantal uitgangspunten. Per uitgangspunt worden vervolgens concrete actiepunten gedefinieerd. Voor het overzicht staan de actiepunten in elk hoofdstuk in tabellen weergegeven. Alle doelstellingen worden nagestreefd en uitgewerkt binnen de algemene kaders die zijn gesteld door het Rijk, de provincie Noord-Holland en Stadsregio Amsterdam:
Bij besluit van 31 maart 2011 heeft de raad ingestemd met de Nota Parkeerfonds Edam-Volendam. Na bekendmaking is deze nota in werking getreden. Een centraal uitgangspunt in deze beleidsnota van de gemeente Edam-Volendam is, dat elke nieuwe ontwikkeling in beginsel zelf heeft te voorzien in zijn eigen parkeervraag.
Dit betekent dat wanneer een nieuw initiatief extra parkeervraag geneert, de initiatiefnemer hierin zelf heeft te voorzien en daarvan de kosten voor zijn rekening dient te nemen. Dit kan door zelf de nodige (extra) parkeervoorzieningen (al dan niet ondergronds) te realiseren of die anderszins (elders) op een aanvaardbare wijze te compenseren.
Wanneer dit niet mogelijk is en er een claim wordt gelegd op (extra) parkeervoorzieningen in de openbare ruimte, dan wordt een dergelijk initiatief thans nog slechts gehonoreerd, voor zover een initiatiefnemer bereid is een financiële bijdrage te leveren aan de dekking van de noodzakelijke kosten van de nieuw, extra aan te leggen (openbare) parkeervoorzieningen.
Op 19 juli 2016 heeft het college van Burgemeester en Wethouders het beleidskader vastgesteld voor evenementen. De noodzakelijke aandacht voor publieksveiligheid van evenementen en het optimaliseren van de dienstverlening bij binnenkomende meldingen en vergunningsaanvragen gaven aanleiding om het beleid te actualiseren.
Een evenement is als volgt gedefinieerd: een evenement is een gebeurtenis die hoort bij elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
Onder evenement wordt mede verstaan:
In de beleidsnota is een onderscheid gemaakt tussen vergunnings- en meldingsplichtige evenementen. Met het oog op de tegengestelde belangen en gericht op het voorkomen en beperken van overlast is voor enkele locaties in de gemeente een maximumstel vastgesteld. Hiermee is voor de, in het stelsel genoemde, evenementenlocaties een maximum aantal evenementen per jaar opgenomen. De burgemeester kan bij aanvragen voor een evenementenvergunning afwijken van het stelsel. Dat is mogelijk indien het naar het oordeel van de burgemeester gaat om een eenmalig niet risicovol meldings- of vergunningplichtig evenement of een eenmalige bijzondere maatschappelijke gelegenheid alsmede redelijkheid en billijkheid zich verzet tegen een verbod gegeven het vastgestelde beleid.
Binnen Edam is het Jan Nieuwenhuizenplein aangewezen als evenementenlocatie. Op deze locatie mogen maximaal zestien evenementen per jaar worden georganiseerd, exclusief kermissen. Daarnaast mag de Ondernemersvereniging Edam in het centrum maximaal twee braderieën per jaar organiseren. Voor deze evenementen zal een separate planologische procedure worden gevoerd.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet vormt op dit moment het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De wet kan worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan binnen de wet een tweedeling worden gemaakt in gebiedsbescherming en soortbescherming.
Bij gebiedsbescherming is er onderscheid gemaakt tussen de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de Natuurbeschermingswet worden Natura 2000-gebieden en beschermde Natuurmonumenten beschermd. De EHS is niet opgenomen in de natuurwetgeving, maar in de Provinciale ruimtelijke verordening (zie paragraaf 3.2.2).
Het plangebied ligt op korte afstand van het Natura 2000-gebied "Markermeer & IJmeer" (circa 1 kilometer) en grenst in het noorden direct aan het Natura 2000-gebied "Polder Zeevang". Beide gebieden zijn definitief als Natura 2000 aangewezen. Het beheerplan voor "Polder Zeevang" is vastgesteld, bij "Markermeer & IJmeer" is het proces van het beheerplan opgestart.
Markermeer & IJmeer
Het gebied Markermeer & IJmeer valt in de categorie meren en moerassen en is beschermd vanwege zowel de vogelrichtlijn als de habitatrichtlijn. Het beschermde gebied heeft een oppervlakte van 68.508 ha. Het Markermeer ontstond als gevolg van voltooiing van de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad in 1976.
Op de website van het rijk is aangegeven dat in luwere en ondiepere delen van het Markermeer, zoals de Gouwzee (het deelgebied tussen het eiland Marken en het vasteland van Noord-Holland dat is aangewezen onder de Habitatrichtlijn) en de kustzone Muiden kranswierbegroeiingen zijn ontstaan. Momenteel bevat het zuidelijk deel van de Gouwzee de grootste oppervlakte aan kranswiervegetatie met sterkranswier in ons land.
De kranswieren vormen in de zomer en de herfst een belangrijke voedselbron voor o.a. krooneenden. Belangrijk broedgebied voor visetende watervogels (visdief). Het Markermeer/IJmeer is van belang voor visetende (fuut, aalscholver, nonnetje, grote zaagbek, dwergmeeuw, zwarte stern), mosseleters (kuifeend, tafeleend, topper) en waterplanten etende (krooneend, meerkoet, tafeleend) watervogels. Voor de soorten van de eerste twee categorieën zijn de omstandigheden in de jaren negentig verslechterd door afname van de driehoekmossel in het Markermeer en afname van de spiering in zowel het IJsselmeer als het Markermeer. Het eerste proces is verbonden aan afname van de voedselrijkdom na de aanleg van de Houtribdijk in combinatie met de hoge slibvracht, het tweede proces is mogelijk klimaat- gerelateerd. Ondanks afname is vooral het aantal kuifeenden en het aantal nonnetjes nog steeds van internationale en grote nationale betekenis. De betekenis van het gebied voor grote concentraties ruiende watervogels is niet verminderd. De Gouwzee heeft een bijzondere betekenis door het voorkomen van een groot veld sterkranswier, waarop door grote aantallen duikende herbivoren (krooneend, tafeleend, meerkoet) wordt gefoerageerd.
Polder Zeevang
De polder Zeevang valt binnen de Natura 2000 categorieën in de categorie meren en moerassen en is beschermd vanwege de vogelrichtlijn. De polder heeft een oppervlakte van 1.862 ha.
Op de website van het rijk is aangegeven dat de Polder Zeevang een kenmerkend open veenweidegebied is met veel open water, dat ligt tussen de plaatsen Purmerend, Oosthuizen en Edam. De polder is een vlak, open en waterrijk veenweidelandschap. Dit veengebied heeft een kenmerkende verkaveling in lange stroken, die loodrecht op de ontginningsassen staan.
De percelen zijn door smalle sloten gescheiden. Stormvloeden waren aanleiding voor het opwerpen van de eerste dijken. Aan de Zuiderzeezijde brak de dijk soms door waaraan diverse doorbraakkolken (braken) herinneren. Afgezien van dijken en kaden is er geen reliëf aanwezig. De polder wordt gekenmerkt door een systeem van langwerpige open ruimten, met onderling zeer verschillende kavelrichtingen. De open ruimte wordt begrensd door de lintdorpen Warder, Middelie en Kwadijk. Het gebied bestaat verder overwegend uit open grasland op veengrond met sloten en weteringen.
Conclusie
De planregeling van dit bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die direct of indirect een effect zullen hebben op de Natura 2000-gebieden, ook niet als gevolg van eventueel extra verkeer. In verband hiermee kan worden geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan geen (significante) invloed zal hebben op de beschermde waarden van de Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming is altijd van toepassing bij ruimtelijke ingrepen. De Natuurbeschermingswet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de wet. Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is en zodoende geen ruimtelijke ingrepen mogelijk maakt, is onderzoek naar beschermde soorten op dit moment niet nodig. Wel is onderzoek nodig bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de beoogde herontwikkeling van Groenland 1-2. In de wijzigingsbevoegdheid is dat gewaarborgd.
De Provincie Noord-Holland heeft in de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden van Noord-Holland in kaart gebracht en voorzien van een aantal basisgegevens.
Deze informatiekaart verdeelt de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de volgende onderdelen:
Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) is het plangebied aan te merken als archeologisch monument met hoge archeologische waarden (AMK monumentnummer 14649). Het gaat hierbij om de historische kern van Edam, zoals is vastgesteld op basis van kaartmateriaal uit de eerste helft van de 19 de eeuw.
Ter bescherming van deze toegekende archeologische waarde is een zogenaamde "dubbelbestemming" conform de SVBP 2012 noodzakelijk. Zowel via een aanduiding op de verbeelding als in de planregels is dit tot uitdrukking gebracht.
Centraal uitgangspunt daarbij is dat bouwinitiatieven pas mogelijk zijn nadat op basis van voldoende onderzoek is aangetoond dat mogelijke archeologische waarden niet worden teniet gedaan en/of voldoende zeker zijn gesteld.
Vorenstaande conclusies zijn in overeenstemming met de eerder door het Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland (SCENH) opgestelde beleidsnota archeologie (zie paragraaf 3.3.7).
Voor bedrijven en milieuzonering is geen wettelijk kader vastgelegd door de overheid. Wel wordt de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG als richtlijn gebruikt. Omdat er binnen het plangebied verschillende bedrijven zijn gevestigd, is de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening verplicht hiervoor een bestemmingsplanregeling te treffen die recht doet aan enerzijds de gevestigde bedrijven, maar anderzijds ook garanties geeft voor een goede kwaliteit van de leefomgeving. Als uitgangspunt geldt dat milieubelastende en hindergevoelige functies ruimtelijk van elkaar worden gescheiden. In het bestemmingsplan is daarbij gebruik gemaakt van een Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009).
In een dergelijke staat of lijst van bedrijven wordt met behulp van een indeling in categorieën op basis van de SBI-codering aangegeven of de milieubelasting van een bedrijf of een bedrijfsactiviteit ten opzichte van een hindergevoelige functie toelaatbaar kan zijn. Het betreft hier een indicatieve algemene regeling en is met name bedoeld bij het bestemmen van nog niet verwezenlijkte of zogenaamde nieuwe situaties. Bij bestaande situaties kan worden afgeweken van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Steeds zal bekeken moeten worden of er specifieke omstandigheden zijn die een andere overweging rechtvaardigen.
Binnen het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd, zoals die nader in bijlage Overzicht bedrijven zijn vermeld. In de bijlage is daarbij per locatie aangegeven tot welke milieucategorie als bedoeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging de betreffende bedrijven behoren. Uit de bijlage blijkt dat een aantal bedrijven tot categorie A behoort en de overige bedrijven tot categorie B. Uitzonderingen zijn de scheepswerf Groot aan de Lingerzijde 25 en de Kwakelsteeg 2-6, alsmede de scheepswerven Corba en Van Drunen aan het Oorgat 21-23. Deze behoren niet tot categorie A of B maar tot een zwaardere categorie (respectievelijk categorie 5 en 3).
Uitgangspunt voor de planregeling is dat in beginsel alleen bedrijven in de lichtste categorie (categorie A) zijn toegestaan. Dit vanwege het feit dat het stadsgezicht van Edam uit cultuurhistorisch oogpunt een tamelijk kwetsbaar gebied is dat dient te worden behouden en waar mogelijk dient te worden versterkt. Bestaande en vergunde middelzware en zware bedrijven zijn als uitzondering positief bestemd, door middel van een maatwerkbestemming. Het gaat daarbij om de volgende adressen:
Vanaf het moment dat een dergelijk bedrijf ophoudt te bestaan, zijn alleen nieuwe bedrijfsactiviteiten toelaatbaar in de lichtste milieuklasse (categorie A).
Het grootste gedeelte van het plangebied Stadsgezicht Edam kent een lange bewoningsgeschiedenis - zoals verwoord in hoofdstuk 2 - en een lange geschiedenis van bedrijfsmatige activiteiten. Die combinatie heeft tot gevolg gehad dat de bodem op veel plaatsen binnen het plangebied niet meer te vergelijken is met die van oorsprong van nature aanwezige bodem.
Bij sommige stoffen zijn de gehaltes die van nature aanwezig waren in de bodem verhoogd en in andere gevallen betreft het "bodemvreemde" stoffen afkomstig van bijvoorbeeld het gebruik maken van bouw- en sloopafval, huishoudelijk afval en slakken afkomstig van de voormalige gasfabriek aan het Oorgat als ophoogmateriaal.
Om een indruk te krijgen van de bodemkwaliteit in het plangebied kan gebruik gemaakt worden van de door burgemeester en wethouders in november 2012 vastgestelde "Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart gemeente Edam-Volendam".
Kort samengevat is het doel van de kaarten om het "gemakkelijker" (en goedkoper) te maken om een nuttige bestemming te vinden van afgegraven grond. Daartoe is de gemeente ingedeeld in "Bodemkwaliteitszones", "bodemfunctiegebieden" en "bodemkwaliteitsgebieden". Het plangebied valt voornamelijk binnen de zones "Oud Edam" en "Buitengebied". De zone "Oud Edam" is ingedeeld in de functieklasse "Wonen" en de kwaliteitsklasse "Industrie" en de zone "Buitengebied" in de functieklasse "Overig" (landbouw, natuur) en de kwaliteitsklasse "Wonen".
De bodemkwaliteitsklasse wordt samen met de bodemfunctieklasse gebruikt voor het bepalen van de Toepassingseis.
Tabel 2.4 geeft de bepalende stof(fen) aan voor de vaststelling van de bodemkwaliteitsklasse.
In Tabel 2.5 worden de bodemkwaliteitseisen en toepassingseisen weergegeven.
Voor de volledige tekst van de "Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart gemeente Edam-Volendam", zie www.edam-volendam.nl, zoekterm Bodemkwaliteitskaart 2013.
De gegevens voor de bodemkwaliteitskaart zijn afkomstig uit representatieve bodemonderzoeken uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente en van aanvullend bodemonderzoek. In totaal is er gebruik gemaakt van de analyse van 220 monsters van de bovengrond en 206 van de ondergrond om de kaart op te stellen. De bodemkwaliteitskaart doet geen uitspraak over de kwaliteit van de bodem ter plaatse van verdachte locaties, verontreinigde locaties of gesaneerde locaties.
Op de website www.bodemloket.nl is een overzicht van uitgevoerde bodemonderzoeken in het plangebied op te vragen.
In het plangebied Stadsgezicht Edam zijn geen locaties aanwezig die zijn opgenomen op de lijst van spoedlocaties van de provincie Noord-Holland ( www.noord-holland.nl ). Dit betekent dat er binnen het te bestemmen gebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend zijn, die vanwege hun urgentie in verband met humane en/of verspreidingsrisico´s met spoed gesaneerd dienen te worden.
Voor het plangebied geldt dat de huidige bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan. Het betreft immers overwegend de bestaande situatie. Bij (nieuwe) bouwactiviteiten, waarbij in de bodem wordt geroerd of situaties waarbij grondverzet plaatsvindt, dient vrijkomende grond te worden verwerkt conform de wettelijke eisen en richtlijnen. Hergebruik mag alleen plaatsvinden conform het besluit Bodemkwaliteit.
Zoals blijkt uit paragraaf 3.2.2 is een deel van het noordelijke agrarische gebied aangewezen als Aardkundig waardevol gebied. Het gaat daarbij om het gebied rondom de De Kromme IJe. In het rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden (d.d. 11 mei 2004) is aangegeven dat het aardkundige waardevolle gebied De Kromme IJe een veenstroom betreft.
Afbeelding 10: aardkundig waardevol gebied (Bron: Provinciale ruimtelijke verordening)
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het aardkundig waardevolle gebied door middel van een dubbelbestemming. Daardoor zijn bepaalde werkzaamheden (zoals het dempen van water, het wijzigen van het waterpeil, etc.) alleen toegestaan indien hiervoor een omgevingsvergunning wordt verleend.
Algemeen
In het mede op grond van de Wet milieubeheer geformuleerde externe veiligheidsbeleid staat de risicobenadering centraal. Met behulp van de risicobenadering wordt voor bedrijfsmatige activiteiten met mogelijke gevolgen voor de externe veiligheid een relatie gelegd tussen de kans dat een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen zich voordoet en het effect van dat voorval op de omgeving van een inrichting (bedrijf), buisleiding of van het transport over de weg.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.
De kans op het vrijkomen van een gevaarlijke stof en het effect bij het vrijkomen van een gevaarlijke stof bepalen het risico. Het begrip risico brengt deze met elkaar in verband en kan worden gedefinieerd als: de ongewenste gevolgen van een activiteit in relatie met de kans dat deze zich zullen voordoen. Kortom, risico = kans x effect.
De kans wordt bepaald door de wijze van opslaan (in een tank, kluis met of zonder sprinkler etc.), het bewerken/verwerken daarvan en het effect door de aard en de hoeveelheid van een stof (brandbaar, giftig, explosief etc.). Voor het transport is het risico gerelateerd aan de omvang van het transport, de aard van de stoffen en de omgeving van de route van het transport.
Het externe veiligheidsbeleid onderscheidt twee soorten risico´s: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). De normen voor het PR en het GR zijn vastgelegd in het op grond van de Wet milieubeer genomen Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het plaatsgebonden risico (PR) is "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijk stof betrokken is". De norm voor het PR is een kans van 1 op het miljoen per jaar (10-6 per jaar). Het is niet van belang of zich op die plaats daadwerkelijk een persoon bevindt.
De omschrijving van het groepsrisico (GR) is "cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of een transportroute en een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is".
Bij het GR gaat het om de werkelijke aanwezige bevolking in de omgeving van een activiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kent geen absolute waarde maar een oriëntatiewaarde. Met andere woorden hiervan kan worden afgeweken mits onderbouwd. Op basis van overheidsbeleid moet het GR verantwoord worden bij een overschrijding van 1/10 van de oriëntatiewaarde.
Wet- en regelgeving
Voor inrichtingen (bedrijven) is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid (Revi) van toepassing.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is van toepassing op onder meer de hoofdtransportleidingen voor aardgas.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de Wet basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid relevant.
Inrichtingen en buisleidingen
Aan de hand van de Risicokaart (www.risicokaart.nl) kan gesteld worden dat het plangebied - en de omgeving daarvan - niet valt binnen een Plaatsgebonden Risico contour (PR) of binnen het invloedsgebied van een industriële activiteit of een buisleiding. Dit houdt tevens in dat het Groepsrisico (GR) van die activiteiten niet nader beschouwd hoeft te worden.
Transport over de weg
In de wet Basisnet is vastgelegd wat de maximale risico´s zijn die veroorzaakt mogen worden door het transport van gevaarlijke stoffen over weg-, spoor- en watertrajecten.
Het doel van de wet is om de veiligheid van bewoners langs de routes te vergroten. Ook zorgt de wet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden, nu en in de toekomst. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de routes met de minste risico´s. Verder wordt met de wet helder gemaakt waar ruimtelijke ontwikkelingen kunnen blijven plaatsvinden en waar niet.
Het Basisnet stelt spelregels vast voor nieuwe bestemmingsplannen in de directe omgeving van de hoofdinfrastructuur. Deze regels zijn opgenomen in het "Besluit transportroutes externe veiligheid" (hierna: "Btev"). Hierdoor mag op grond van een nieuw bestemmingsplan geen kwetsbaar object (bijvoorbeeld woning) in de veiligheidszone worden gebouwd. Het Btev is ook van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van provinciale en gemeentelijke infrastructuur.
Daarnaast bevat de Btev ook de spelregels voor de verantwoording over de hoogte van het groepsrisico.
De met betrekking tot dit bestemmingsplan te toetsen aspecten als gevolg van de eerder genoemde wet en regelgeving zijn de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) en het Plaatsgebonden (PR) en het Groepsrisico (GR) langs de Provinciale weg N247 die in het westen grenst aan het plangebied.
Plasbrandaandachtsgebieden
In principe overal waar een tankwagen met een brandbare vloeistof kan komen kan als gevolg van een calamiteit een plasbrand ontstaan, dat wil zeggen een lekkage waardoor brandbare vloeistof vrij komt en vlam vat.
Om te kunnen bepalen waar de kans het grootst is (oftewel het risico het grootst is) wordt gebruik gemaakt van een zelfde systematiek als bij bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt of geproduceerd "Risico = kans x effect" (Zie ook hiervoor).
Naar aanleiding van de totstandkoming van de wet Basisnet is in opdracht van de provincie Noord-Holland het "Verkennende onderzoek vervoer gevaarlijke stoffen over Provinciale wegen"(26 maart 2010, MD-AF20100022/MVI) uitgevoerd (www.noord-holland.nl). In dit onderzoek zijn mede de mogelijke plasbrandaandachtsgebieden onderzocht.
In onderhavig rapport wordt in hoofdstuk "5.2 Plasbrandaandachtsgebied" geconcludeerd:
"Uit de risico-inventarisatie is naar voren gekomen dat er geen provinciale wegen gelegen in
Noord-Holland in het Basisnet zijn opgenomen. Daarmee is voor de provinciale wegen van
Noord-Holland geen plasbrandaandachtsgebied (hierna: "PAG") op basis van het Basisnet van
toepassing.
Op basis van de gegevens over het basisnet weg is de drempelwaarde voor een PAG bij rijkswegen
ongeveer 9.000 transporten (zeer) brandbare vloeistoffen per jaar. Om te beoordelen of een beleid
conform het PAG voor de provinciale wegen opportuun is, zijn de transporten van (zeer)
brandbare vloeistoffen getoetst aan een waarde van minimaal 4.500 transport per jaar. Deze
waarde wordt echter (bij lange na) niet overschreden, zowel voor het jaar 2009 als voor het jaar
2020.
Bij de provinciale wegen is dus geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied en is een
vergelijkbaar beleid op basis van de transportaantallen ook niet opportuun.
Dit betekent dat er geen ruimtelijke knelpunten zijn als gevolg van een PAG op de provinciale
wegen binnen Noord-Holland".
De aanname dat het aantal transporten van (zeer) brandbare vloeistoffen ruim onder de 4.500 per jaar is, wordt bevestigd door het rapport "Screening groepsrisico wegen met vervoer gevaarlijke stoffen, Gebied Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland" d.d. 16 januari 2013, nr. 132. Volgens Bijlage 2 van het rapport bedroeg het aantal transporten (zeer) brandbare vloeistoffen in 2012 maximaal 858.
In de "Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012-2014" van de provincie Noord-Holland wordt in hoofdstuk "3.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen over het provinciaal wegennet" gesteld dat de provincie geen aanleiding ziet om gebruik te maken van hun bevoegdheid "veiligheidszones en/of plasbrandaandachtsgebieden aan te wijzen".
Het plangebied in relatie tot de kans op een plasbrand
Op basis van het Btev bedraagt de afstand waarbinnen aandacht voor een plasbrand is vereist 30 meter vanaf de rand van de weg. De afstand dat het plangebied grenst aan de provinciale weg N247 bedraagt circa 1,4 km. Van noord tot zuid bevindt zich over een lengte van iets meer dan circa 1 km een sloot tussen de weg en het plangebied dat verdiept ligt ten opzichte van het maaiveld.
Langs het gedeelte van circa 340 meter zonder een sloot bevinden zich twee (beperkt) kwetsbare objecten binnen een afstand van 30 meter vanaf de rand van de weg. Het betreft één woning en één horecagelegenheid met bedrijfswoning. De afstand naar de woning bedraagt circa 24 meter en dat naar de horeca-inrichting circa 27 meter.
Binnen het invloedgebied van 45 meter, zoals vastgelegd in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, bevinden zich circa 17 (beperkt) kwetsbare objecten waar geen sloot aanwezig is tussen de weg en het object.
Het onderhavige plan voorziet niet in een mogelijkheid om meer (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren binnen een afstand van 30 of 45 meter van de rand van de weg. Door onder meer het planologische regime van "Beschermd Stadsgezicht" zijn er beperkingen van de mogelijkheden om middels bouwkundige ingrepen de effecten van een plasbrand te beperken.
Het busstation en het daaraan grenzende parkeerterrein aan het Egbert Snijderplein bevindt zich voor een groot gedeelte binnen 30 meter afstand van de weg.
Personen die hier verblijven zullen echter enkel kortdurend aanwezig zijn. Reëel is om aan te nemen dat personen die beperkt zelfredzaam zijn enkel aanwezig zullen zijn in gezelschap van een wel zelfredzaam persoon.
Samenvatting plasbrandaandachtsgebied
De provinciale weg N247, die grenst aan het plangebied, is niet aangewezen als een PAG (plasbrandaandachtsgebied) op basis van de wet Basisnet noch op basis van een provinciale aanwijzing.
Het aantal transporten van (zeer) brandbare vloeistoffen bedraagt minder dan 20% van de door provincie gehanteerde drempel voor een mogelijke aanwijzing als PAG.
Binnen het plangebied bevinden zich twee (beperkt) kwetsbare objecten binnen 30 meter afstand van de weg. Het bestemmingsplan voorziet niet in het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen 30 meter afstand van de weg.
Transport en het groepsrisico
Het rapport "Screening groepsrisico wegen met vervoer gevaarlijke stoffen, Gebied Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland" d.d. 16 januari 2013, nr. 132 vermeldt een berekend groepsrisico van 0,292 van de oriëntatiewaarde langs de parallel aan de westgrens van het plangebied liggende provinciale weg N247. Op basis van overheidsbeleid moet het groepsrisico verantwoord worden bij een overschrijding van 0,1 van de oriëntatiewaarde. Het rapport vermeldt ook dat er geen overschrijding van het plaatsgebonden risico (PR) plaatsvindt langs de weg.
Op basis van de wet Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) is er geen verplichting om het groepsrisico te verantwoorden indien het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt. Het onderhavige plan is primair een conserverend plan waardoor gesteld kan worden dat het groepsrisico niet of nauwelijks zal toenemen als gevolg van het plan.
Om meer inzicht te verkrijgen in het groepsrisico in en om het plangebied als gevolg van transport is met behulp van het programma RBM II een nader onderzoek uitgevoerd. RBM II is in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) aangewezen als voorgeschreven standaard rekenpakket dat in de meeste situaties kan worden toegepast. De uitzonderingen, bijvoorbeeld tunnels en verdiept liggende wegen, zijn hier niet van toepassing. De berekening is uitgevoerd met de versie 2.2.0 Build:503.
Voor de invoer van het aantal woningen en bewoners binnen het te beschouwen invloedgebied van de maatgevende categorie GF3 (LPG, propaan, 355 meter) is gebruik gemaakt van een ondergrond met een aanduiding van BAG gegevens (huisnummers). De gemiddelde woningbezetting in de oude kom van Edam (het plangebied) is bepaald aan de hand van het bevolkingsregister (2,2). Ingevoerd is de in de Crnvgs gehanteerde woningbezetting van 2,4 per woning.
Als in een in te voeren vak 34 of minder woningen aanwezig zijn, is ervoor gekozen om de standaard populatie per hectare in RBM II onveranderd te laten (56 personen overdag en 80 in de nacht). Dit om te compenseren voor eventuele omissies maar ook om bijvoorbeeld de aanwezigheid van toeristen te verdisconteren.
Gegevens van horeca inrichtingen, kinderdagverblijven, bijeenkomstgebouwen etc. zijn gebaseerd op de gebruiksvergunningen. Omdat de gehanteerde rekenmethodiek geen "avond" kent zijn de (potentieel) aanwezigen in horeca en bijeenkomstgebouwen ingevoerd als aanwezig gedurende zowel de dag als de nacht. Dit geeft een vertekening van het aantal aanwezigen gedurende een gedeelte van de dag en nacht (meer dan feitelijk aanwezig).
Omdat "evenementen" zoals de kermis, de kaasmarkten en de woensdagmarkt apart ingevoerd zijn, is er een zeer klein groepsrisico. Als gevolg van de compensatie voor de verblijfsduur is er voor gekozen om het aantal aanwezigen tijdens de dag en nacht permanent hoger in te vullen.
Het aantal aanwezigen bij bedrijven op het industrieterrein (buiten het plangebied) zijn gebaseerd op gebruiksvergunningen, websites, kamer van koophandel gegevens en schattingen. Een groot aantal van de bedrijfsruimtes zijn "klein" en worden veelal gebruikt door bouw-gerelateerde bedrijven als opslagruimte. Gemiddeld kan de aanwezigheidsduur voor deze ruimtes worden gesteld op 1 uur in de ochtend en 1 uur in de middag. Gekozen is om voor een groot gedeelte van het industrieterrein de door RBM gehanteerde standaard aantallen aanwezigen te hanteren. Waar duidelijk een groter aantal aanwezig zijn, is maatwerk ingevoerd.
Uitkomst berekening groepsrisico (GR)
Samenvattend kan gesteld worden dat de berekening - vastgelegd in de Rapportage N247 oude kom Edam - bevestigt dat het groepsrisico lager is dan het oriëntatiewaarde. Ook is het berekende groepsrisico van 0,210 lager dan die door de in opdracht van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland berekende groepsrisico van 0,292.
Samenvatting
Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedgebied van externe veiligheid relevante activiteiten van bedrijven of buisleidingen.
Het plangebied bevindt zich niet binnen - of aansluitend - op een aangewezen plasbrandaandachtsgebied (PAG).
Het aantal (beperkt)kwetsbare objecten die mogelijkerwijs getroffen zouden kunnen worden door een plasbrand zijn geïnventariseerd. Mede door onder meer de status van "beschermd stadsgezicht" gelden er beperkingen voor mogelijke - bijvoorbeeld - bouwkundige voorzieningen ter beperking van het risico.
Door het conserverende karakter van het plangebied voorziet het plan niet in een toename van het aantal (kwets)bare bestemmingen en/of de persoonsdichtheid en ook niet in een toename van het groepsrisico.
Conclusie externe veiligheid
De relevante aspecten van de externe veiligheid zijn nader beschouwd, dit levert als uitkomst op dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen is weergegeven in hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd.
Het gaat hierbij om de componenten zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx als NO2), fijn stof (PM10 en PM2,5), koolmonoxide (CO), lood, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn de grenswaarden van concentraties in de buitenlucht voor deze componenten opgenomen.
Voor het grootste gedeelte van Nederland kan worden gesteld dat vanuit de luchtkwaliteit gezien enkel stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) relevant zijn.
Om de luchtkwaliteit te verbeteren in de delen van Nederland waar die (nog) niet voldoet is op grond van hoofdstuk 5 (Wm) een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld. De gemeente is een van de deelnemers van het deelprogramma Regionale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Noordvleugel (RSL).
Het doel van deze programma's is om te voldoen aan de normen voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Om de voortgang van dit verbeterprogramma te volgen is aan het NSL een monitoringsprogramma verbonden. Aan de hand van de Monitoringsrapportage 2015 kan gesteld worden dat de gemiddelde concentratie stikstofdioxide en fijn stof dalend is, maar dat plaatselijk zich nog overschrijdingen voordoen. De overschrijdingen van de concentraties van fijn stof komen voornamelijk voor in gebieden met een hoge achtergrondconcentratie in combinatie met lokale bronnen. Overschrijdingen van stikstofdioxide doen zich vooral voor op locaties in de Randstad met veel verkeer.
Op basis van de rapportage kan ook gesteld worden dat de luchtkwaliteit zowel in de gemeente Edam-Volendam als in omliggende gemeentes (ruim) voldoet aan de normen, net als in voorgaande jaren. Aan de hand van modelberekeningen geldt dit ook voor de komende jaren tot en met 2030.
Voor het plangebied Stadsgezicht Edam geldt dat de huidige luchtkwaliteit zowel in als om het plangebied geen belemmering vormt voor het onderhavige bestemmingsplan. Het karakter van het nieuwe plan is conserverend aangezien er geen belangrijke veranderingen toe zijn gestaan ten opzichte van het huidige gebruik van gronden of gebouwen. Als gevolg van de planregeling kunnen zich geen bedrijven met noemenswaardige gevolgen voor de luchtkwaliteit vestigen in het beoogde plangebied. Door het conserverende karakter zal tevens de verkeersaantrekkende werking niet of nauwelijks toenemen.
Op basis van de Wet milieubeheer is het Besluit- en de Regeling Niet In Betekende Mate genomen (Nibm). Dit besluit en regeling stellen dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het realiseren van maximaal 1.500 woningen wordt beschouwd als zijnde "Niet In Betekende Mate". Als gevolg hiervan hoeft geen (aparte) onderzoek te worden uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het plan, noch de beoogd te realiseren woningen binnen het plangebied.
Samenvattend kan worden gesteld dat zowel de huidige als de toekomstige luchtkwaliteit ter plaatse ruimschoots voldoet aan de grenswaarden zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer.
Voorts is op basis van het Besluit en de Regeling niet in betekende mate geen (apart) onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit vereist voor de binnen het plangebied beoogde c.q. toelaatbare bouwwerken.
Het Besluit m.e.r. regelt de werkingssfeer van het instrument milieueffectrapportage en geeft aan aan welke concrete activiteiten een m.e.r.-(beoordelings)plicht is gekoppeld, dan wel voor welke plannen of programma's een plan-MER gemaakt moet worden.
M.e.r.-plicht
In het Besluit m.e.r. is een lijst opgenomen met de plannen en projecten waarvoor een m.e.r. moet worden opgesteld (onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r.).
In sommige gevallen (onderdeel D) is niet direct helder of een MER moet worden gemaakt; er is dan eerst een m.e.r.-beoordeling nodig om dit te bepalen. M.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waardoor een MER nodig is. Als dat zo is, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen.
Plan-m.e.r.-plicht
Het is verplicht om voorafgaand aan de vaststelling van bepaalde plannen een milieu-effectrapport op te stellen (een zogenoemd plan-MER). Het gaat daarbij om plannen die betrekking hebben op activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Meer concreet geldt de plan-m.e.r.plicht voor:
M.e.r.-plicht
Omdat het bestemmingsplan Stadsgezicht Edam met name conserverend is, zijn de ontwikkelingen die het bestemmingsplan toestaat zeer beperkt. Er zijn in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen opgenomen die leiden tot een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Voor het bestemmingsplan hoeft derhalve geen MER te worden opgesteld.
Plan-m.e.r.-plicht
Omdat in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen zijn opgenomen die leiden tot een m.e.r.-(beoordelings)plicht, vormt het bestemmingsplan geen kader voor m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige besluiten. Voorts is voor het bestemmingsplan geen zgn. "passende beoordeling" nodig. Gezien het conserverende karakter van het plan, worden significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden uitgesloten.
Vanwege het vorenstaande behoeft daarom ook geen plan-MER te worden opgesteld.
Conclusie
Het conserverende karakter van het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Edam leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een (plan)-m.e.r.-plicht. Er hoeft geen MER of een plan-MER te worden opgesteld.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die "in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken", een geluidszone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen dergelijke geluidszones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat die ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden, zoals die in de wet zijn vastgelegd.
Binnen het grootste gedeelte van het plangebied en dan met name binnen het centrum van Edam geldt op de wegen een 30 km/uur-regime. Deze wegen hebben zodoende geen geluidszone.
Een uitzondering geldt voor een paar doorgaande wegen binnen het plangebied, waaronder de Singelweg en een gedeelte van de provinciale weg, de N247, die wel een eigen geluidzone hebben. Op de voornoemde wegen geldt een maximum snelheid van 50 km/uur.
Onderhavig bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op te richten binnen de geluidzones van de wegen met een snelheidsregime van 50 km/u of meer. Daar waar woningen liggen binnen de geluidzones van deze wegen wordt de bestaande situatie gehandhaafd. De conclusie is daarom dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen voortvloeien voor dit bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen buiten de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein, met uitzondering van het gebied ter plaatse van en rondom scheepswerf Groot (Lingerzijde 25 en Kwakelsteeg 2-6).
Onderhavig bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op te richten binnen de geluidszone van scheepfswerf Groot. De conclusie is daarom dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen voortvloeien voor dit bestemmingsplan. Wel is het zo dat in het bestemmingsplan rekening met de geluidszone dient te worden gehouden door deze zone op te nemen in het bestemmingsplan. Binnen deze geluidszone mag de geluidsbelasting vanwege de bedrijfsactiviteiten van de scheepswerf maximaal 55 dB(A) bedragen.
De geluidszone van scheepfswerf Groot is door middel van een gebiedsaanduiding weergegeven in de planverbeelding. Ook is er in de algemene regels een gebruik- en bouwregeling opgenomen (zie artikel 31.1).
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2008)
Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen (rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
Nationaal Waterplan 2016-2021
In de waterparagraaf van het bestemmingsplan werken de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (2000) en die van het nationale en provinciale waterbeleid, voor zover voor het plangebied relevant, door. De Kaderrichtlijn heeft als doelstelling landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater te beschermen om:
Het Nationaal Waterplan (NWP) is momenteel het kader voor het nationale waterbeleid. Het NWP heeft betrekking op het gehele watersysteem, zowel oppervlaktewater, grondwater als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke en het beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Als bijlage bij het NWP zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het NWP en dienen in samenhang te worden gelezen.
Het NWP is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is geworden.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Bij de ontwikkeling van locaties binnen stedelijk gebied wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet het stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Voor het stadsgezicht gaat het om een bestaande situatie en is sprake van een consoliderend bestemmingsplan.
Waterprogramma (2016-2021)
In dit programma beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten voor de periode 2016-2021 ten aanzien van de thema's als waterveiligheid, wateroverlast, watertekort en schoon en gezond water:
Watertoets
De watertoets waarborgt de inbreng van het aspect "water" in de ruimtelijke ordening. Met dit procesinstrument worden ruimtelijke plannen en besluiten op hun waterhuishoudkundige aspecten aan het geldende ruimtelijke beleid getoetst. De grootste winst ligt bij vroegtijdige, wederzijdse betrokkenheid en informatievoorziening.
Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan is een waterrijk gebied door de aanwezigheid van diverse waterlopen met bijbehorende kunstwerken ter regulering van de waterhuishouding (zoals de dam op het Damplein en diverse sluizen). Binnen het plangebied bevinden zich verder twee regionale waterkeringen:
Afbeelding 11: persleiding, rioolgemalen en boostergemaal binnen Edam (Bron: Overzichtskaart
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)
Tenslotte zijn in het plangebied nog een persleiding met diverse rioolgemalen aanwezig, alsmede een boostergemaal ten zuiden van de Singelweg.
De mogelijke ontwikkelingen in onderhavig plangebied zijn zeer beperkt van aard, zodat geen nadelige invloeden te verwachten zijn voor de waterhuishouding. In het bestemmingsplan zijn alle waterlopen bestemd als 'Water', met uitzondering van enkele sloten in het agrarische gebied. De waterkeringen en persleidingen zijn dubbelbestemd terwijl de rioolgemalen en het boostergemaal zijn aangeduid als 'nutsvoorziening'. Ook de sluizen zijn aangeduid.
Keur
Wanneer het voornemen bestaat om in, bij of nabij een waterloop of een waterkering een bouwwerk op te richten (zoals bijvoorbeeld een beschoeiing, steiger of vlonder) is voor een dergelijk bouwwerk veelal een omgevingsvergunning nodig. Een dergelijke vergunning kan in de regel alleen worden verleend, voor zover die onder meer in overeenstemming is met de regels van het bestemmingsplan. Naast het bestemmingsplan als toetsingskader voor een dergelijke vergunning gelden er vaak ook nog (algemene) regels op basis van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier voor de hiervoor genoemde bouwwerken. Voor bouwwerkzaamheden nabij een waterloop of binnen het waterstaatwerk-waterkering dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en mogelijk een aanvraag voor een watervergunning bij het hoogheemraadschap te worden ingediend.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de afzonderlijke bestemmingen. Ook wordt in dit hoofdstuk de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan aangegeven en wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde systematiek.
Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard. Het plan geeft actuele regels voor bebouwing en gebruik, waarbij de bestaande situatie met de daarbij behorende rechten uitgangspunt is. Voor zover uitvoering van het bestemmingsplan een gemeentelijke taak is, ligt deze vooral op het vlak van beheer en handhaving van de regelingen.
Bij het opstellen van de bestemmingen en de bestemmingsplanregels zijn een zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijke indeling en redactie nagestreefd. De inhoud en de methodiek zijn volgens 'De Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen' (SVBP 2012) en de landelijke standaard voor het digitaal uitwisselbare en raadpleegbare plan.
De regels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:
Naast de bestemmingsplanregeling gelden nog (vele) andere wettelijke regelingen voor het gebied. Deze wettelijke regelingen hebben veelal een geheel ander doel dan het bestemmingsplan. Dit betekent dat deze wetgeving naast het bestemmingsplan blijft bestaan en van toepassing is. Het bestemmingsplan laat deze wettelijke regelingen derhalve onverlet.
Een en ander betekent in de praktijk dat bij het opstellen van het bestemmingsplan bezien dient te worden in hoeverre er ruimtelijk relevante wetgeving is, die van invloed kan zijn op de inrichting van het bestemmingsplan. Het kan daarbij zijn dat een bepaalde handeling, hoewel het bestemmingsplan deze handeling toelaat, op grond van deze wetgeving niet toelaatbaar is of dat voor die handeling eerst nog een ontheffing noodzakelijk is.
De bestemmingen die in het plangebied zijn opgenomen, worden hierna nader beschouwd.
Agrarisch (artikel 3)
Deze bestemming is toegewezen aan de agrarische gebieden ten noorden en zuiden van de oude kern van Edam, ook wel het zogenaamde 'schootsveld' genoemd. Deze gebieden behoren ook tot het beschermd stadsgezicht.
In deze gebieden komt bijna geen bebouwing voor, met uitzondering van een aantal schaapskooien. Voor deze bestaande bergingen is binnen de bestemming 'Agrarisch' een vlak opgenomen. Via de bouwregels is bebouwing uitsluitend mogelijk binnen het bouwvlak, met de daarbij aangegeven maatvoering.
Voor wat betreft het agrarische grasgebied langs de Singelweg geldt dat een deel van het gebied al jaar en dag wordt gebruikt als parkeerterrein voor de vele bezoekers aan de binnenstad van Edam. Door middel van de functie-aanduiding 'parkeerterrein' wordt recht gedaan aan de bestaande situatie. Het bestemmingsplan maakt geen uitbreiding van het parkeren op gras mogelijk.
Bedrijf (artikel 4)
Deze bestemming is toegewezen aan de bestaande bedrijven en nutsvoorzieningen. Bebouwing is toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsvlakken. Buiten het bouwvlak is ruimte voor verharding, ontsluiting, opslag, parkeren, manoeuvreren, laden en lossen e.d. De gronden die zijn aangeduid als nutsvoorziening of opslag mogen alleen als zodanig worden gebruikt.
In deze regeling is gebruik gemaakt van de zoneringmethodiek 'gebieden met functiemenging' conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009), om de potentiële milieubelasting van bedrijven naar hun omgeving binnen aanvaardbare normen te houden:
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met een maximale inhoud van 600 m³ toegestaan.
In de specifieke gebruiksregels (lid 4) zijn enkele aanvullende regels opgenomen, zoals dat er geen Bevi-inrichtingen (zie paragraaf 4.3.3) en Wet geluidhinder-inrichtingen zijn toegestaan. Kantoren zijn toegestaan, maar uitsluitend als onderdeel van de bedrijfsfunctie (tot een maximum van 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte van het betreffende bedrijf).
Detailhandel - Tuincentrum (artikel 5)
Voor het tuincentrum dat is gevestigd aan de Lokkemientjesweg is binnen het bestemmingsplan een bestemming 'Detailhandel - Tuincentrum' opgenomen. Hier is een tuincentrum met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca en een kwekerij van boomkwekerijprodukten, planten, bollen, bloemen en/of kamerplanten toegestaan. Om van ondersteunende horeca te kunnen spreken is onder de algemene gebruiksregels een aantal criteria geformuleerd, waaraan moet worden voldaan. Detailhandel in de vorm van een supermarkt is niet toegestaan.
Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak volgens de in de verbeelding opgenomen maatvoering. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is hier één bedrijfswoning met een maximale inhoud van 600 m³ toegestaan. Aan-huis-verbonden beroepen zijn eveneens toegestaan. Voor de uitleg van aan-huis-verbonden beroepen wordt verwezen naar de beschrijving van de bestemming 'Wonen' verderop in deze paragraaf.
Gemengd (artikel 6)
De bestaande reeds aanwezige detailhandel is voorzien van de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn detailhandel (met daaraan ondergeschikt ondersteunende horeca) en dienstverlening toegestaan. Wonen, met aan-huis-verbonden-beroepen, is binnen de bestemming uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag toegestaan. Doordat toegangen en berging ten behoeve van dergelijke woningen doorgaans op de begane grond zijn gerealiseerd is voor deze onderdelen van woningen een uitzondering gemaakt, waardoor ze tevens op de begane grond kunnen worden gerealiseerd. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan waarvoor ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan vergunning is verleend.
Voor de uitleg van aan-huis-verbonden beroepen wordt verwezen naar de beschrijving van de bestemming 'Wonen' verderop in deze paragraaf.
Door de bestemming 'Gemengd' wordt uitvoering gegeven aan het beleid om het bestaande voorzieningenniveau en aanbod aan detailhandel in Edam te behouden (zie paragraaf 3.3).
Groen (artikel 7)
Binnen deze bestemming zijn de grotere groenelementen opgenomen. Het snippergroen is in de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' opgenomen. Binnen de bestemming 'Groen' zijn ten behoeve van de flexibiliteit ook water, wegen en paden, ondergeschikt parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.
Ter hoogte van de woonboten gelegen aan het Oorgat en de Oosterkade is binnen de bestemming 'Groen' een bouwaanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn ten behoeve van deze woonboten bijbehorende bouwwerken toegestaan, waarbij per woonboot maximaal één bijbehorend bouwwerk van maximaal 10 m² met een bouwhoogte van 3 meter is toegestaan. In de bestemming 'Groen' zijn verder geen gebouwen toegestaan.
Horeca (artikel 8)
Uitgangspunt voor het plangebied is de bestaande horecabedrijven als zodanig te bestemmen. Aan de hand van de Staat van horeca-activiteiten, zoals opgenomen in bijlage Staat van
Horeca-activiteiten van de planregels, wordt binnen de bestemming horeca een onderscheid gemaakt tussen lichte, middelzware en zware horeca. Bij de categorie lichte horeca (horeca 1a t/m c) gaat het om bedrijven die in beginsel alleen overdag en ´s avonds zijn geopend. Vanwege de openingstijden veroorzaken dergelijke bedrijven slechts beperkte hinder voor omwonende en hun omgeving.
De middelzware horeca (horeca 2) heeft betrekking op de bedrijven die normaal gesproken ook ´s nachts of delen daarvan geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor de omgeving en omwonenden kunnen veroorzaken.
De hoogste categorie is categorie 3 oftewel 'zware horeca'. Dat zijn bedrijven, die voor een goed functioneren ook ´s nachts geopend moeten zijn, in de regel grote aantallen bezoekers trekken en daardoor grote(re) hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen. Deze categorie komt niet voor binnen het plangebied en is daarom ook niet mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan.
Binnen de bestemming 'Horeca' is het verstrekken van maaltijden en/of dranken uitsluitend toegestaan op één bouwlaag, zijnde de eerste bouwlaag. Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak volgens de op de verbeelding opgenomen maatvoering.
Binnen de bestemming 'Horeca' is vanaf de tweede bouwlaag wonen toegestaan indien de ondergelegen horecagelegenheid tot categorie 1 behoort. Doordat toegangen en berging ten behoeve van dergelijke woningen doorgaans op de begane grond zijn gerealiseerd, is voor deze onderdelen van woningen een uitzondering gemaakt, waardoor ze tevens op de begane grond kunnen worden gerealiseerd. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan waarvoor ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan vergunning is verleend.
Aan-huis-verbonden beroepen zijn ter plaatse van woningen toegestaan. Voor de uitleg van aan-huis-verbonden beroepen wordt verwezen naar de beschrijving van de bestemming 'Wonen'.
In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat bij horeca van de categorie 2 wonen alleen is toegestaan in de vorm van één bedrijfswoning.
Kantoor (artikel 9)
De bestemming Kantoor is alleen bedoeld voor de huidige kantoorpanden, waar vrijwel voornamelijk administratieve functies in worden uitgevoerd. Binnen het plangebied bevinden zich nog een aantal kantoren.
Het betreft hier onder meer Grote Kerkstraat 23, Nieuwehaven 23, Schepenmakersdijk 16, Voorhaven 26, 139, 141 en 172. Per bouwvlak is ten hoogste één bestaande bedrijfswoning toegestaan met een maximale inhoud van 600 m³.
Maatschappelijk (artikel 10)
De culturele en maatschappelijke functies binnen het plangebied zijn aangewezen als 'Maatschappelijk'. Binnen het bouwvlak mag worden gebouwd conform de aanduidingen zoals die staan opgenomen in de verbeelding, waarbij per bouwvlak ten hoogste één bestaande bedrijfswoning is toegestaan met een maximale inhoud van 600 m³. Buiten het bouwvlak is 50 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan, daarnaast is ruimte voor onder meer parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, alsmede voor erven en open terreinen.
Ter plaatse van de Speeltoren is het huidige gebruik als kantoor toegestaan.
Recreatie - Volkstuin (artikel 11)
Deze bestemming geldt voor het volkstuinencomplex gelegen aan het Doelland. De regels ten aanzien van de bebouwing zijn vrij ruim gehanteerd en komen overeen met de regeling, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan 'Oorgat e.o.' en 'Nieuw-Volendam'. Het gebruik als nachtverblijf is expliciet uitgesloten.
Tuin (artikel 12)
Voor de aanwezige tuinen, behorende bij de desbetreffende hoofdgebouwen, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Bij een tuin met een minimale diepte van 3 m is het mogelijk een bijbehorend bouwwerk aan de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw te realiseren. Het betreft hier de zogenaamde 'erker' of 'aanbouw'. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen de daarvoor aangewezen bouwvlakken toegestaan, waarbij de aanduiding 'bijgebouwen' is neergelegd.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 13)
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden betreffen het openbare verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Binnen deze bestemming zijn tevens evenementen, weekmarkten, standplaatsen, parkeer-, groen-, nuts- en speelvoorzieningen, kunstwerken en reclame-uitingen toegestaan met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een haltegebouw ter plaatse van het busstation.
Water (artikel 14)
De in het plangebied voorkomende watergangen en waterpartijen zijn als 'Water' aangewezen. De aanwezige vijf woonboten aan het Oorgat en de Oosterkade zijn middels de aanduiding 'woonschepenligplaats' positief bestemd. Het innemen van een ligplaats is uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding, waardoor het innemen van een nieuwe ligplaats elders planologisch niet is toegestaan. Voor de woonboten ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn minimale en maximale maten aangegeven.
Wonen (artikel 15)
Dit artikel heeft betrekking op de bestaande woningen en de daarbij behorende erven. Binnen de woonbestemming zijn bouwvlakken opgenomen, waarin de hoofdgebouwen zijn toegestaan. Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn ondergebracht onder het begrip 'bijbehorende bouwwerken' en mogen worden gebouwd zowel binnen het bouwvlak als in het achtererfgebied. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van het achtererfgebied (zij- en achtertuin) tot een maximum van 40 m². Daarbij geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 5 m, waarbij de dakhelling gelijk dient te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw. De breedte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 50% van de gevelbreedte van het hoofdgebouw.
Via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan medewerking worden verleend aan een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak van maximaal 50 m², mits het percentage van 50% niet wordt overschreden. Daarnaast kan er omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de bouwregels ten aanzien van een afwijkende dakhelling ten behoeve van zowel het hoofdgebouw als een bijbehorend bouwwerk en voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken tot over de volle gevelbreedte van het hoofdgebouw, voor zover de Welstand- en Monumentencommissie Edam-Volendam vooraf om advies is gevraagd en nog een voorwaarde, dat het karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende, ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig wordt aangetast.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn aan-huis-verbonden beroepen bij recht toegestaan, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Vrije beroepen vallen zonder discussie dan ook onder de definitie ´aan-huis-verbonden beroep´ van dit bestemmingsplan.
Onder de definitie van ´aan-huis-verbonden beroep´ is expliciet aangegeven dat de uitoefening van horeca- en detailhandelsactiviteiten of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten niet onder deze definitie vallen. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt vervolgens wel consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten verstaan. Dit zijn onder meer de schoonheidsspecialisten, de kapsalons, de nagelstudio´s, manicure, pedicure en sportmasseur en hiermee gelijk te stellen activiteiten.
Aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend mogelijk via de afwijkingsregels, tot een maximale oppervlakte van 20 m², met inachtneming van onder meer de volgende criteria:
Eventueel kan ten behoeve van specifieke situaties worden afgeweken van de planregels voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 35 m².
Naast de mogelijkheid tot het vestigen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf voorziet de planregeling ook in een mogelijkheid tot het uitoefenen van bed & breakfast, uitsluitend in het hoofdgebouw en met inachtneming van een aantal voorwaarden.
In het bestemmingsplan is vastgelegd dat het aantal woningen niet mag toenemen ten opzichte van het aantal dat aanwezig was op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Op die manier wordt voorkomen dat bestaande woningen worden samengevoegd. De hoofdregel van het beleid van de gemeente is namelijk dat het samenvoegen van bestaande woningen in relatie tot het behoud van de woningvoorraad in beginsel niet gewenst is. Bij de inventarisatie ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan is naar voren gekomen dat een aantal panden in het verleden al is samengevoegd. De gemeente wil een verdere samenvoeging van bestaande woningen voorkomen.
Door het vastleggen van de bestaande goot- en bouwhoogte is een volumevergroting bij (te) kleine woningen niet mogelijk, waardoor het samenvoegen van deze, vaak hele kleine woningen voor de hand ligt. Vanwege de wens tot het behoud van deze woningen, inclusief een goede onderhoudstoestand en representatieve uitstraling, kan het samenvoegen in dergelijke gevallen eventueel alsnog worden overwogen. Voorwaarde is wel dat de (huidige) verschijningsvorm en de daarmee gepaard gaande kleinschaligheid behouden blijft. Bij besluit d.d. 21 augustus 2012 heeft het college er mee ingestemd dat via een afwijkingsmogelijkheid het samenvoegen van woningen alsnog kan worden toegestaan, mits er wordt voldaan aan de gestelde criteria. In de algemene afwijkingsbevoegdheid is hier rekening mee gehouden (zie artikel 32). Zo kan van het verbod op het samenvoegen van woningen worden afgeweken indien het gebouw, waar maximaal twee woningen tot één woning worden samengevoegd, de woonfunctie als primaire functie behoudt. De samenvoeging mag verder geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de omgeving en de bestaande verschijningsvorm (en daarmee de kleinschaligheid) dient behouden te blijven.
Wonen - Woongebouw (artikel 16)
Binnen het plangebied is een aantal appartementengebouwen aanwezig. De bouwvlakken zijn strak om deze gebouwen neergelegd. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen deze bouwvlakken. Buiten het bouwvlak is ruimte voor wegen en paden, parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen, water en de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Binnen de bestemming 'Wonen - Woongebouw' zijn uitsluitend aan-huis-verbonden beroepen toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 20 m². Eventueel kan ten behoeve van specifieke situaties worden afgeweken van de planregels voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 35 m². Voor de uitleg van aan-huis-verbonden beroepen wordt verwezen naar de beschrijving van de bestemming 'Wonen'.
Leiding - Riool (artikel 17)
De gronden waar een afvalwaterpersleiding aanwezig is hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' gekregen, naast de enkelbestemming die is toegekend ingevolge het feitelijk gebruik ervan. Wanneer ten behoeve van de enkelbestemming bouwen of andere werkzaamheden zijn toegestaan, zal getoetst moeten worden of er uit een oogpunt van de leiding bezwaren tegen dit bouwen of de andere werkzaamheden bestaan. De beheerder van de betreffende gronden dient hiertoe advies te worden gevraagd.
Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie -2, Waarde - Archeologie - 3, Waarde -
Archeologie - 4 en Waarde - Archeologie - 5 (artikelen 18 t/m 22
)
In de gemeentelijke archeologienota (is het plangebied onderdeel van archeologisch waardevol gebied (zie subparagraaf 3.3.7). Ter bescherming van deze toegekende archeologische waarden zijn zgn. dubbelbestemmingen conform SVBP 2012 noodzakelijk. Zowel op de verbeelding als in de planregels is dit tot uitdrukking gebracht. Centraal uitgangspunt daarbij is dat bouwinitiatieven eerst mogelijk zijn, nadat op basis van voldoende onderzoek is aangetoond dat mogelijke archeologische waarden niet worden teniet gedaan en/of voldoende zeker worden gesteld.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geldt een archeologieregime van de eerste categorie. Bij elke grondroerende werkzaamheden, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Dit regime geldt uitsluitend voor het perceel van de Speeltoren aan de Lingerzijde en de Grote Kerk aan de Grote Kerkstraat.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geldt een archeologieregime van de tweede categorie. Bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 50 m² of groter, die dieper reiken dan 40 cm, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geldt een archeologieregime van de derde categorie. Bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 500 m² of groter, die dieper reiken dan 40 cm, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geldt een archeologieregime van de vierde categorie. Bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter, die dieper reiken dan 40 cm, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' geldt een archeologieregime van de zesde categorie. Bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 500 m² of groter, die dieper reiken dan 4 m, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden.
Waarde - Beschermd Stadsgezicht (artikel 23)
De historische kern van Edam is op 23 augustus 1977 aangewezen als van rijkswege beschermd stadsgezicht. De juridisch-planologische bescherming van het beschermd Stadsgezicht vindt plaats langs twee wegen. In de eerste plaats wordt de bestaande bebouwing relatief strak bestemd, waardoor het bestemmingsplan geen (te) grote uitbreidingsmogelijkheden biedt.
In de tweede plaats is het beschermd Stadsgezicht zelf in de verbeelding voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht'. Centraal staat de regel dat slechts mag worden gebouwd met inachtneming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Deze waarden zijn beschreven in paragraaf 2.5 en in het in bijlage 3 van deze toelichting opgenomen aanwijzingsbesluit van 23 augustus 1977.
Aan de gronden en de bebouwing binnen deze dubbelbestemming mag geen verandering worden aangebracht ten aanzien van de genoemde karakteristieken en kenmerken. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de situering van gebouwen, de bestaande goot- en bouwhoogte, de kaprichting en het kleur- en materiaalgebruik als te behouden kenmerken. De voor het bestemmingsplan relevante onderdelen zijn weergegeven in de bijlagen Overzicht
bestaande kapvorm en kaprichting en Gevelbeelden en straatwanden kernzone van de regels.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van deze regels verlenen indien de karakteristiek/kenmerken van het stadsgezicht niet worden aangetast. Alvorens een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt verleend, is het noodzakelijk dat het bevoegd gezag advies inwint bij de Welstand- en Monumentencommissie Edam-Volendam.
Tenslotte kent de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden zijn alleen toegestaan als ze geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden die in deze toelichting zijn beschreven. Hieronder vallen bijvoorbeeld het (nieuw) aanbrengen van straatwerk of het herbestraten van de openbare ruimte, het herinrichten of wijzigen van de oevers en het aanbrengen of wijzigen van niveauverschillen.
Het verwijderen of veranderen van de binnen het plangebied aanwezige waardevolle stoepen valt hier ook onder. Deze stoepen zijn binnen het plangebied aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - stoepenzone'. Tenslotte is het slopen van (delen van) gebouwen pas toegestaan nadat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Waarde - Edams-Volendams erfgoed (artikel 24)
De Erfgoedverordening gemeente Edam-Volendam 2010 is de wettelijke basis voor het zgn. Edams-Volendams Erfgoed. In de Erfgoedverordening wordt een koppeling gemaakt met het bestemmingsplan. De panden of objecten met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek waardevol bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - stolp' of 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol element', worden in deze erfgoedverordening nader gedefinieerd en ingedeeld. Voorts dienen zij als gemeentelijk monument te worden aangemerkt, voor zover zij op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan zijn aangemerkt als objecten om onder de beschermende werking van de planregels te worden gebracht.
Ter uitvoering van deze systematiek is het bestemmingsplan dus het instrument dat wordt gebruikt om de (gemeentelijke) monumenten en beeldbepalende panden daadwerkelijk te beschermen. Door het opnemen van een 'dubbelbestemming' wordt deze bescherming via de planregels nader ingevuld voor wat qua bouw- en gebruiksmogelijkheden is toegestaan. Voor de bouwwerken die op de verbeelding onder deze 'dubbelbestemming' zijn gebracht is een cultuurhistorisch rapport opgesteld, waarin deze bescherming nader is gerechtvaardigd en gemotiveerd. Binnen die 'dubbelbestemming' is in lijn met de eerder aangehaalde Erfgoedverordening een aantal verschillende beschermingsgradaties opgenomen, te weten:
Binnen het plangebied bevinden zich het volgende aantal objecten: 47 objecten met de status 'karakteristiek waardevol bouwwerk' en 39 objecten met de status 'beeldbepalend bouwwerk', 1 object met de status 'stolp' en 5 objecten met de status 'cultuurhistorisch waardevol element'. Het basis uitgangspunt voor deze gemeentelijke monumenten is dat in eerste instantie uitsluitend onderhoud en restauratie mogelijk is binnen de bouwregels. Dergelijke werkzaamheden voldoen te allen tijde aan de cultuurhistorische waardestelling zoals die is beschreven in het desbetreffende cultuurhistorisch rapport.
Daaropvolgend kan bij recht medewerking worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van een gemeentelijk monument met kwalifatie 'beeldbepalend bouwwerk', met inachtneming van de toegekende cultuurhistorische waardestelling en voor zover de Welstand- en Monumentencommissie Edam-Volendam vooraf om advies is gevraagd. Bij gemeentelijke monumenten met de kwalificatie 'beeldbepalende bouwwerken' is het tevens toegestaan gedeeltelijk te vernieuwen of te wijzigen in afwijking van de waardestelling.
Voor de objecten met de status 'stolp' is het bij recht toegestaan de stolp geheel of gedeeltelijk te vernieuwen in de vorm van een boerderij, bepaald door de grootte van het oorspronkelijke vloeroppervlak, de afmetingen van het authentieke vierkant en de aangegeven goot- en bouwhoogte. Onder de begrippen is een definitie opgenomen van het begrip boerderij. Uitgangspunt van deze regeling is dat op deze locaties te allen tijde een stolp blijft gevestigd.
Objecten met de status 'karakteristiek waardevol bouwwerk' of 'waardevol cultuurhistorisch element' kunnen uitsluitend via een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels, gedeeltelijk worden vernieuwd binnen de cultuurhistorische waardestelling dan wel een kwalitatieve bijdrage aan genoemde waarden leveren. Deze objecten behoeven vanwege hun hoge cultuurhistorische waarden meer bescherming.
Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden aan een gemeentelijk monument kent de dubbelbestemming 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed' een omgevingsvergunningenstelsel. Dergelijke werkzaamheden zijn alleen toegestaan als ze geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarden van het betreffende gemeentelijk monument.
In de Erfgoedverordening Edam-Volendam 2010 is bepaald dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een gemeentelijk monument te slopen of te verstoren, te verplaatsen, te beschadigen of in enig opzicht te wijzigen of te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. In het bestemmingsplan zijn vervolgens de criteria opgenomen wanneer het college deze omgevingsvergunning kan verlenen.
Ten slotte kent de dubbelbestemming een wijzigingsbevoegdheid. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bescherming van een object te laten vervallen, indien op basis van een contra-expertise is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waardestelling (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.
Waarde - Landschap - Aardkundig waardevol gebied (artikel 25)
De gronden die volgens de Provinciale ruimtelijke verordening aardkundig waardevol zijn (veenstroom 'De Kromme IJe') hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - Aardkundig waardevol gebied' gekregen, naast de enkelbestemming die is toegekend ingevolge het feitelijk gebruik ervan. Wanneer ten behoeve van de enkelbestemming bouwen of andere werkzaamheden zijn toegestaan, zal getoetst moeten worden of er vanwege het aardkundig waardevolle gebied bezwaren tegen dit bouwen of de andere werkzaamheden bestaan.
Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam (artikel 26)
De gronden die volgens de Provinciale ruimtelijke verordening tot het UNESCO werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' behoren hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - Stelling van Amsterdam' gekregen, naast de enkelbestemming die is toegekend ingevolge het feitelijk gebruik ervan. Wanneer ten behoeve van de enkelbestemming bouwen of andere werkzaamheden zijn toegestaan, zal getoetst moeten worden of er uit een oogpunt van de Stelling van Amsterdam bezwaren tegen dit bouwen of de andere werkzaamheden bestaan.
Waterstaat - Waterkering (artikel 27)
De gronden die een functie vervullen bij de waterkering hebben de dubbelbestemming Waterstaat - waterkering gekregen, naast de enkelbestemming die is toegekend ingevolge het feitelijk gebruik ervan. Wanneer ten behoeve van de enkelbestemming bouwen is toegestaan, zal getoetst moeten worden of er uit een oogpunt van waterkeringsbelangen bezwaren tegen dit bouwen bestaan. De beheerder van de betreffende gronden dient hiertoe advies te worden gevraagd.
Algemene regels (artikel 28 t/m 33)
Onder de algemene regels bevinden zich nog een aantal algemene bepalingen die van toepassing kunnen zijn. Het gaat daarbij onder meer om:
Overgangs- en slotregels (artikelen 34 t/m 35)
In de overgangs- en slotregels is het overgangsrecht geregeld (conform het Besluit ruimtelijke ordening) en er is bepaald hoe de regels dienen te worden aangehaald.
In november 2009 is de rijksoverheid met de modernisering van de monumentenzorg van start gegaan. Deze beleidsontwikkeling is door de nieuwe regering verder opgepakt en het kabinetstandpunt hieromtrent is verwoord in de kamerbrief van 15 juni 2011 "Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte".
Als gevolg van dit voornemen zal er de komende jaren in de monumentenzorg veel veranderen. In beginsel gaat het daarbij om drie grote veranderingen:
De aanleiding voor deze modernisering is dat het toenmalige instrumentarium (Monumentenwet) stamde uit het begin van de vorige eeuw en daardoor ontoereikend is. Ook het denken over de omgang met monumenten is de afgelopen decennia sterk veranderd. Kenmerken daarbij zijn van 'object-gericht' naar meer 'gebiedsgericht' en van 'behoud' naar 'behoud door ontwikkeling'.
Bij de implementatie en uitvoering van dit rijksbeleid is een voorname rol weg gelegd voor de gemeenten.
De gemeenten zullen deze rol oppakken en zich daarbij moeten bedienen van het instrumentarium, dat daarvoor beschikbaar is. Naast de reguliere verordenende bevoegdheid brengen deze beleidsontwikkelingen met zich mee, dat gemeenten andere instrumenten inzetten om enerzijds de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening mee te wegen en anderzijds te kunnen komen tot een gebiedsgerichte aanpak.
Vanwege onder meer deze aspecten wordt er landelijk steeds meer voor gekozen om het bestemmingsplan als ruimtelijk ordeningsinstrument bij uitstek te gebruiken om deze modernisering van de monumentenzorg mede vorm te geven.
In de gemeente Edam-Volendam zijn door de rijksoverheid 202 rijksmonumenten aangewezen; 3 in Volendam, 175 in Edam en 24 op het grondgebied van de voormalige gemeente Zeevang.
Binnen het plangebied bevinden zich nu 175 rijksmonumenten. Bovendien is een groot deel van het plangebied aangewezen als 'beschermd Stadsgezicht'. Dit gegeven heeft het denken over het cultureel erfgoed in de gemeente Edam-Volendam de laatste jaren veranderd. Er is een besef gegroeid dat men in bepaalde delen van de gemeente beschikt over -in cultuurhistorisch opzicht- zeer waardevolle objecten (bouwwerken en gebouwen) of clusters daarvan, al dan niet in combinatie met openbare, publieke buitenruimten (zoals bruggen, straatjes, pleintjes, stegen, trapopgangen, watergangen of combinaties daarvan), die afzonderlijk of juist in onderlinge samenhang beschermenswaardig zijn.
Als gevolg hiervan heeft het gemeentelijk beleid zich de laatste jaren uitgebreid met een meer omvattend instrumentarium, waarmee wordt beoogd:
Schematisch is het gemeentelijk beleid en het daaraan gekoppelde instrumentarium als volgt opgezet.
Met het begrip 'Planologisch Erfgoedregime' wordt geduid op het instrumentarium, zoals dat is neergelegd in de Erfgoedverordening en de uitwerking daarvan in het onderhavig bestemmingsplan. Zoals hiervoor al is toegelicht heeft die uitwerking zijn beslag gekregen in artikel 24 door middel van het opnemen van een dubbelbestemming. In de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan is dit nader tot uiting gebracht door specifieke bouwaanduidingen met bijbehorende toevoegingen.
In de bijlage Staat van Horeca-activiteiten van de planregels is een overzicht opgenomen van de toelaatbare horeca-activiteiten binnen het plangebied. Deze toegelaten horeca-activiteiten zijn opgenomen in de 'Staat van Horeca-activiteiten'.
In bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging van de planregels is een overzicht opgenomen van de toelaatbare bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied. Deze toegelaten bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging'.
De gemeente Edam-Volendam acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaving zijn:
In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Ook zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsregels duidelijke criteria verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Het voorliggende bestemmingsplan kent een aantal aspecten die ook in het kader van de handhaving bijzondere aandacht vragen.
Het gaat daarbij met name om het nieuwe regime voor de gemeentelijke monumenten, de ruime erfbebouwingsregeling, de regeling voor balkons en het gebruik van panden voor ondersteunende horeca.
In paragraaf 5.4 is het planologisch erfgoedregime beschreven voor wat betreft de gemeentelijke monumenten. Dit planologisch erfgoedregime is vertaald in artikel 24 'Waarde - Edams-Volendams erfgoed'. Voor zover wordt geconstateerd dat in afwijking hiervan wordt gebouwd zal hier bestuursrechtelijk tegen moeten worden opgetreden.
De bouwmogelijkheden ten aanzien van het achtererfgebied weerspiegelen het huidige beleid van de gemeente. Nieuwe afwijkingen zullen consequent worden gehandhaafd.
In het bestemmingsplan opgenomen regime, ten aanzien van ondersteunende horeca is op basis van een aantal criteria bepaald, wanneer gesproken kan worden van 'ondersteunende' horeca. Indien bij horeca-activiteiten, binnen een bestemming anders dan 'Horeca', niet wordt voldaan aan de genoemde criteria, is sprake van gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Dit zal leiden tot het inzetten van een handhavingstraject.
Het bestemmingsplan "Beschermd Stadsgezicht Edam" is grotendeels een beheerplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Het plan betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Aan deze actualisering zijn voor de gemeente geen financiële consequenties verbonden.
Het vaststellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan is derhalve overbodig. Voorts is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht Edam' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening ten behoeve van vooroverleg toegezonden aan de betreffende instanties. In paragraaf 7.1 is een overzicht gegeven van de (overheids)instanties waaraan het voorontwerpbestemmingsplan is verstrekt. In paragraaf 7.2 is aangegeven welke (overheids)instanties hebben gereageerd. De opmerkingen van de (overheids)instanties en de reactie van de gemeente op deze opmerkingen zijn weergegeven in paragraaf 7.3.
Daarnaast heeft het voorontwerpbestemmingsplan overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen. De opmerkingen uit de inspraakreacties en de reactie van de gemeente op deze opmerkingen zijn weergegeven in paragraaf 7.4.
Na inspraak en vooroverleg zal het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.
Provincie Noord-Holland Directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen Sector Vergunningen, Unit Omgeving/RO Postbus 3007 2001 DA Haarlem |
Provincie Noord-Holland Directie Beleid Sector Project en Programma Postbus 3007 2001 DA Haarlem |
Laag Holland Postbus 3007 2001 DA Haarlem |
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG Heerhugowaard |
Cultuurcompagnie Noord-Holland Postbus 3043 1801 GA Alkmaar |
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort |
Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland Postbus 150 1500 ED Zaandam |
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland Postbus 2113 1990 AC Velserbroek |
KPN Telecom Postbus 30000 2500 GA Den Haag |
N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 19 9700 MA Groningen |
Liander N.V. Afdeling Assetmanagement Postbus 50 6920 AB Duiven |
Continuon Netbeheer N.V. Postbus 5086 6802 EB Arnhem |
Ondernemersvereniging Edam Postbus 120 1135 ZK Edam |
Kamer van Koophandel Noordwest-Holland Postbus 68 1800 AB Alkmaar |
MKB Noordwest-Holland De Ruyterkade 5 1013 AA Amsterdam |
Industrie- en Bedrijvengroep Edam-Volendam Postbus 138 1135 ZK Edam |
Vereniging Oud Edam p/a Graaf Willemstraat 8 1135 WP Edam |
Van de volgende instanties is een reactie ontvangen:
De ingekomen overlegreacties zijn als volgt beoordeeld:
Provincie Noord-Holland
Opmerking
Korte samenvatting
Beoordeling 1 t/m 4
Op de verbeelding heeft de desbetreffende locatie de bestemming “Agrarisch” gekregen met de functie-aanduiding “parkeerterrein”. Dit vanwege het feit dat het parkeren op het grasveld aldaar al ruim 20 jaar gebeurd, vanwege de vele bezoekers aan de binnenstad van Edam. Door middel van deze functie-aanduiding wordt recht gedaan aan de bestaande situatie die sinds jaar en dag bestaat. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen extra uitbreiding van het parkeren op gras mogelijk.
N.V. Nederlandse Gasunie
Opmerking
Korte samenvatting
Beoordeling
Vereniging Oud Edam
Opmerking
Korte samenvatting
Beoordeling
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Opmerking
Korte samenvatting
Beoordeling
Welstands- en Monumentencommissie Edam-Volendam
Opmerking
Korte samenvatting
Beoordeling
De ingekomen inspraakreacties zijn als volgt beoordeeld:
Inspraakreactie 1
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 2
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 3
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 4
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 5
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 6
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 7
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 8
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 9
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 10
Korte samenvatting
Commentaar gemeente 1 t/m 4
Met de inspreker is uitgebreid overleg gevoerd. Naar aanleiding daarvan is een brief gestuurd naar de Kerkgemeente Edam op 14 juli 2016 met kenmerk: D – 1604674. Met inspreker is overeenstemming bereikt over de mogelijkheden die het perceel biedt. Inmiddels is gebleken dat het perceel is overgedragen aan een ontwikkelaar, waarmee eveneens overleg is gevoerd. De mogelijkheden die de herziening van het bestemmingsplan biedt, zijn met hem afgestemd. Gelet op de laatste ontwikkelingen; is de ingediende inspraakreactie inmiddels achterhaald.
Inspraakreactie 11
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Inspraakreactie 12
Korte samenvatting
Commentaar gemeente
Het ontwerpbestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht Edam” heeft met ingang van 23 maart 2017 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn 13 zienswijzen van burgers en instanties ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat in de Nota van zienswijzen (zie bijlage 4). Elke zienswijze is in de Nota van Beantwoording zienswijzen voorzien van een reactie door de gemeente.