1.1 Het plan
het bestemmingsplan 'Tunnelpad Oosthuizen' met identificatienummer NL.IMRO.0385.BPTunnelpad-vg01 van de Gemeente Edam-Volendam.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is.
1.6 Aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 Aanlegplaats
een ruimte die door een vaartuig voor niet meer dan 48 uur, uitsluitend ten behoeve van het aanmeren, in beslag wordt genomen.
1.8 Achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 Bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.11 Bed & breakfast
het bieden door de bewoner van recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt in of bij een woning, waarbij in de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast geen zelfstandige kookgelegenheid aanwezig is.
1.12 Bestaand
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- bij gebruik: ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.13 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bijgebouw
een bij een woning of woonschip behorend gebouw, dat geen woonruimte bevat en dat zich visueel onderscheidt van een woning of een woonschip.
1.16 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.20 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 Buitenbak
een onoverdekte, al dan niet omheinde ruimte, kennelijk aangelegd en ingericht ten behoeve van de beoefening van de paardensport.
1.22 Cultuurhistorische waarden
de waarden van een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden.
1.23 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een discotheek, feestzaal en partyboerderij.
1.26 Kamperen
- het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel of in een bouwwerk dat ter beschikking is gesteld voor het houden van een recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, een pension of een woning anders dan een zomerhuis;
- het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.27 Landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende cultuurhistorische en visuele waarden.
1.28 Peil
hoofdgebouw:
- de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw;
- indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzageleggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
bijgebouw en overig bouwwerk:
- de hoogte zoals geldt voor het (hoofd)gebouw of indien sprake is van een hoogteverschil in het terrein, bijvoorbeeld een talud, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein, in relatie met de hoogte van de bebouwing op het naburige erf.
1.29 Perceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.30 Recreatie- of pleziervaartuig
elke vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd voor recreatiedoeleinden.
1.31 Seksinrichting
een voor publiek toegankelijke besloten ruimte, hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een seksclub, een privéhuis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32 Straatmeubilair
de op of bij een weg behorende bouwwerken en constructies, te weten abri’s, telefooncellen, gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, urinoirs, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeersborden en -zuilen, brievenbussen, bushalteaanduidingen, verkeerslichten, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten e.d.
1.33 Vrije beroepsuitoefening in woningen
een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.34 Woning
een (gedeelte van een) woning dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren.
2.2 Goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 Oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 Inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 Vloeroppervlakte van een woning
de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede worden verstaan keukens en slaapvertrekken. Niet meegerekend worden gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, alsmede ingebouwde bergingen en vlieringen, die gebruikt worden als berging.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- kunstwerken
- bermen en beplanting;
- voet- en fietspaden;
- speelvoorzieningen;
- water;
- verhardingen;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een gasdrukmeet- en regelstation;
- ter plaatse van de aanduiding 'calamiteitenroute', uitsluitend voor de aanleg en instandhouding van een calamiteitenroute;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
- Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 m;
- Op gronden met de aanduiding ‘calamiteitenroute’ mag niet worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- het gebruik, het aanwezig of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen en materialen;
- het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
met daarbij behorend:
- erkers aan de voor- en zijkant van woongebouwen;
- bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van deze bestemming, bouwwerken worden gebouwd, waarbij is bepaald dat:
erkers mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de diepte mag niet meer bedragen dan 1 m;
- de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning;
bijgebouwen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' met inachtneming van de volgende regels:
- de goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw niet meer mogen bedragen dan 3 m;
- de bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van:
- vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m;
- de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet in het water geplaatst worden.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Het gebruik ten behoeve van het aanbrengen of aanleggen van kaden, aanlegplaatsen of steigers, ten behoeve van recreatie- en pleziervaartuigen, met dien verstande dat kleine vaartuigen met een lengte van minder dan 5 m, die zijn afgemeerd grenzend aan een erf waarop een woning is gerealiseerd, wel zijn toegestaan.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen;
- nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- groen;
- voet- en fietspaden;
- ruiterpaden;
- parkeerplaatsen;
- bermen;
- kaden;
- straatmeubilair;
- bruggen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen.
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de bebouwing wordt bepaald, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 8 m.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in een woning;
met de daarbij behorende:
- bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- erven.
6.2.1 Woningen
Ten aanzien van het bouwen van woningen wordt bepaald, dat:
- woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
- per bouwvlak mag maximaal één woning worden gebouwd tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
- de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte’;
- de woning dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 35° en niet meer dan 60°, met uitzondering van gebroken kappen (mansardekappen) waarvan het eerste dakvlak vanaf de goot een helling mag hebben van maximaal 70° en het aansluitende dakvlak een helling mag hebben van maximaal 50°;
- de diepte van een woning niet meer mag bedragen dan 15 m;
- de nokrichting of, indien geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken dient haaks aan de zijdelingse grens van het bouwvlak geprojecteerd te worden.
6.2.2 Bijgebouwen
Ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen wordt bepaald, dat:
- bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de woning of het denkbeeldig verlengde daarvan gebouwd te worden;
- in geval van een bebouwingsgebied kleiner of gelijk aan 100 m² mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en/of uitbreidingen per woning niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel verminderd met de oppervlakte van de woning tot het maximum 60 m²;
- in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m² en kleiner dan of gelijk aan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en/of uitbreidingen per woning niet meer bedragen dan 60 m² vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m²;
- in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m² mag de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en/of uitbreidingen per woning niet meer bedragen dan 90 m², vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m², tot een maximum van in totaal 150 m²;
- de goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' anders is aangegeven;
- de bijgebouwen dienen plat te worden afgedekt of van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 30° en niet meer dan 60°, met dien verstande dat de dakhelling van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' niet minder mag bedragen dan 45°;
- de nokrichting van de bijgebouwen of, indien er geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de dakvlakken, dient haaks op of evenwijdig aan de voorgevel van de woning geprojecteerd te worden.
6.2.3 Dakopbouwen op bijgebouwen
Ten aanzien van dakopbouwen op bijgebouwen wordt bepaald, dat;
- alleen toegestaan is op aangebouwde bijgebouwen;
- de goothoogte van de dakopbouwen maximaal 3 meter bedraagt;
- de bouwhoogte ondergeschikt is aan de bouwhoogte van de kap van het hoofdgebouw;
- de dakhelling van de dakopbouw gelijk is aan de dakhelling van de kap van het hoofdgebouw.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in:
artikel 6.2.1 sub b: voor het splitsen van woningen in niet meer dan twee wooneenheden, met inachtneming van de volgende regels:
- de overige bouwregels als omschreven in artikel 6.2.1 blijven onverkort van toepassing;
- de inhoud van de woning niet minder mag bedragen dan 150 m³;
- met betrekking tot de bijgebouwen is het bepaalde in artikel 6.2.2 van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat voor de zinsnede 'per woning' in artikel 6.2.2 sub b, artikel 6.2.2 sub c en artikel 6.2.2 sub d 'per twee woningen' gelezen dient te worden;
- aangetoond dient te worden dat in de vergroting van het aantal benodigde parkeerplaatsen zal worden voorzien op de bij de woning behorende gronden, dan wel op gronden in de directe nabijheid van de woning ten behoeve waarvan de ontheffing wordt toegepast;
- artikel 6.2.1 sub d voor een dakhelling van niet meer en niet minder dan respectievelijk 80° en 20°;
- artikel 6.2.1 sub d voor het plat afdekken van woningen of delen ervan;
- de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 150 m², onverminderd het bepaalde in artikel 6.3 sub d onder 2;
- de gezamenlijke oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 1/3 van het achtererfgebied, onverminderd het bepaalde in artikel 6.3 sub d onder 1;
- mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het open landschap en de doorzichten naar het open landschap;
- artikel 6.2.2 sub e, artikel 6.2.2 sub f en artikel 6.2.2 sub g zijn van overeenkomstige toepassing;
- artikel 6.2.2 sub f voor een dakhelling van niet meer en niet minder dan respectievelijk 80° en 20°;
- artikel 6.2.4 tot een hoogte van niet meer dan 6 m, met uitzondering van erfafscheidingen, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;
- het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;
- het gebruik van gebouwen als recreatieve nachtverblijfsruimte met uitzondering van de gebouwen met de aanduiding 'bed & breakfast';
- het bedrijfsmatig stallen of laten stallen van (klein) vee zoals schapen, geiten en varkens.
6.4.2 Aan huis verbonden beroep of bedrijf
Aan huis verbonden beroep en bedrijf zijn in overeenstemming met de woonfunctie, met dien verstande dat:
- niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijgebouwen, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 50 m²;
- er alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet omgevingsvergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in categorie 1 (niet zijnde risicovolle bedrijven) van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' die als bijlage 1 van de bijlagen bij de regels bij deze regels is opgenomen of activiteiten die in zijn geheel niet meldingsplichtig zijn;
- geen horeca- en/of detailhandels activiteiten worden uitgeoefend;
- de beroepsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
- geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken;
- op eigen terrein of in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar is;
- buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan;
- het gebruik naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling -naar het oordeel van burgemeester en wethouders- past in de woonomgeving.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Parkeren
- Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze in stand moeten worden gelaten. Hiervoor wordt getoetst aan het ten tijde van de vergunningaanvraag geldende gemeentelijk parkeerbeleid.
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
8.2 Bestaande situatie
Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemmingen, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
- Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen of onbebouwde gronden als seksinrichting.
- Voorts wordt onder strijdig gebruik verstaan de gronden ten behoeve van bebossing te gebruiken of te laten gebruiken.
- Het is verboden te kamperen op de in dit plan begrepen gronden, tenzij anders in de regels is aangegeven.
- Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf aan huis' en 'beroep aan huis' mag onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 het gehele voor beroep of bedrijf aan huis aangeduide deel van een bijgebouw ten behoeve van het beroep of bedrijf aan huis worden gebruik.
- Ingeval van gronden bij een woning kleiner of gelijk aan 60 m² mag de gezamenlijke oppervlakte van het verhard oppervlakte niet meer bedragen dan 75%.
Ingeval van gronden bij een woning groter dan 60 m² mag in aanvulling op het bepaalde in lid e van dit artikel het verhard oppervlak van het meerdere niet meer bedragen dan 50%.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van bepaalde in het plan bepaalde voor:
de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregelen meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m²;
- de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
- het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 m, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
- het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van woningen met niet meer dan 60 cm;
- de plaatsing van zendmasten ten dienste van de mobiele communicatie met een maximale hoogte van 50 m, mits daarmee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het landschap.
10.2 Voorwaarden
De afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in
artikel 10.2 mogen uitsluitend worden toegepast indien de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid I: bestemmings- en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan bepaalde voor:
de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregelen meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m²;
- de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
- het afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg met niet meer dan 5 m, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
- het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van woningen met niet meer dan 60 cm.
11.1.1 Toepasselijkheid wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingen en bouwgrenzen wijzigen, met inachtneming van hetgeen hieronder is bepaald:
- de wijziging mag alleen gronden betreffen welke het eigendom van de gemeente zijn, dan wel gronden, waarvan de eigenaar of een ander zakelijk gerechtigde om een wijziging heeft verzocht.
11.1.2 Grenzen wijzigingsbevoegdheid
Bij de wijziging mag/mogen:
de bestemmingsgrens en/of de bouwgrens met niet meer dan respectievelijk 10 m en 5 m veranderd worden, met dien verstande, dat:
- de afstand van de naar de weg toegekeerde bouwgrens tot de bestemming 'Verkeer' niet wordt verkleind;
- de totale oppervlakte van gerealiseerde groenvoorziening niet wordt verminderd;
- de ligging van de overige wegen met niet meer dan 5% wordt gewijzigd.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die wettelijke regelingen zoals die luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Tunnelpad Oosthuizen'.