direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Baandervesting, Edam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Al lange tijd bestaat het voornemen om het Korsnästerrein te Edam te herontwikkelen met woningen. De bedrijfsgebouwen zijn reeds in 2008 gesloopt. Sindsdien ligt de locatie braak. Het voornemen is om op deze unieke locatie ten zuiden van het oude centrum van Edam, een divers aanbod aan woningen te realiseren. Belangrijk uitgangspunt is dat het plan moet aansluiten bij de structuur en karakteristiek van het oude centrum.

De voorgenomen ontwikkeling op deze locatie is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de woningbouw binnen het plangebied planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het Korsnästerrein ligt binnen de vesting in het historische centrum van Edam. Het gebied wordt omsloten door de Baanstraat in het westen, de Baandervesting in het zuiden, de Korte Baansteeg in het oosten en 't Marken in het noorden. Het plangebied is ongeveer 230 m lang en varieert in diepte van 90 m aan de Baanstraat en 65 m aan de Korte Baansteeg. Binnen dit gebied ligt een bedrijfspand met woning aan 't Marken 9 en 9a.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0001.png"

Figuur 1.1: Luchtfoto met ligging plangebied (bron: Google Maps)

1.3 Geldend bestemmingsplan

1.3.1 Bestemmingsplan Stadsgezicht Edam, eerste herziening

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Stadsgezicht Edam, eerste herziening', vastgesteld door de gemeenteraad van Edam – Volendam op 24 maart 1994 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 12 juli 1994. Het plangebied is in dit bestemmingsplan grotendeels bestemd als 'Bedrijfsdoeleinden'. De gronden met deze bestemming zijn primair bestemd voor bedrijfsactiviteiten met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen. De voorgenomen woningbouwontwikkeling is in strijd met deze bestemming.

In artikel 7 lid 1 onder c. van de voorschriften is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op basis waarvan de bestemming gewijzigd kan worden naar 'Woondoeleinden' mits de bepalingen van artikel 3 (Algemene beschrijving in hoofdlijnen) en 4 (Woondoeleinden) overeenkomstig worden toegepast. Aan deze bepalingen kan niet geheel worden voldaan. Zo zijn er afwijkingen wat betreft de maximale goot- en nokhoogtes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0002.png"

Figuur 1.2: Plankaart bestemmingsplan Stadsgezicht Edam, eerste herziening

1.3.2 Bestemmingsplan Stadsgezicht Edam

Ter plaatse van het Baanplein geldt het bestemmingsplan Stadsgezicht Edam. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Edam – Volendam op 28 november 1985 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 9 december 1986. Het plein heeft in dit geldende bestemmingsplan de bestemming Verkeersdoeleinden.

Op 14 december 2017 is het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Edam 2016 vastgesteld. De gronden van het plangebied zijn, met uitzondering van de percelen 't Marken 9 en 9a, buiten dit bestemmingsplan gehouden omdat hier ontwikkelingen zijn voorzien die in een separaat bestemmingsplan (het onderhavige bestemmingsplan) worden opgenomen.

Op 20 september 2018 is een voorbereidingsbesluit genomen voor het plangebied.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt een beschrijving van de ontwikkelingsgeschiedenis en huidige ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied gegeven waarna in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de toekomstige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het vigerende beleid toegelicht, waarbij het beleid op verschillende bestuursniveaus aan bod komt. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, waarna in hoofdstuk 6 de juridische aspecten worden toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid en ten slotte worden in hoofdstuk 8 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Ontwikkelingsgeschiedenis en huidige situatie

2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

Edam bevindt zich in een gebied van waardveengronden. De inklinking van het veen leidde tot overstromingen en vanaf de 12e eeuw werd in dit gebied aan dijkbouw gedaan. Edam is in de 13e eeuw ontstaan rond een dam in de E. In 1357 kreeg Edam stadsrechten en werd een verbinding tussen de Zuiderzee en de Purmer aangelegd: het latere Oorgat. Hierdoor werd Edam een belangrijke plaats op het gebied van handel, visserij en scheepvaart. Als logisch gevolg ontstonden in de stad een groot aantal scheepswerven.

Na een dreigende situatie in 1512 werd toestemming verkregen om stenen vestingwerken rond de stad aan te leggen. Hierdoor kwam in het zuiden van de stad een langgerekt weiland binnen de muren te liggen. Dit stuk grond stond in de 16e eeuw bekend als 't Marken'. Na eerder gebruik als bleekveld voor de plaatselijke textielindustrie, kreeg het deel dat gelegen was tussen de Jansbrug over de Nieuwehaven en de huidige Baanstraat, een nieuwe bestemming. Er werd een lijnbaan opgericht waar touwen werden gemaakt ten behoeve van het optuigen van in Edam gebouwde schepen. In de 16e eeuw was de scheepstimmerij de belangrijkste handel in de stad. Kort na de oprichting van de lijnbanen werden op de overgebleven ruimte tussen de Jansbrug en de Baanstraat gronden vrijgegeven, die in eerste instantie bedoeld waren voor de aanleg van nieuwe timmerwerven. Voor een betere bereikbaarheid werd over de Nieuwehaven de 'Baanbrug' aangelegd.

In de 17de eeuw ging het bergafwaarts met de scheepsbouwindustrie van Edam door een verminderde vraag naar boten. Een deel van de timmerwerven verdween om plaats te maken voor pakhuizen en enkele woningen. De overige ruimte werd ingenomen door een zijdeververij, een branderij en een ossenstal. Daarnaast was hier nog altijd een lijnbaan gelegen. Pas in 1934 is deze na een brand opgeheven. De locatie bleef door de jaren heen altijd een plek waar in eerste plaats ruimte was voor industrie, en huizenbouw een ondergeschikte rol bleef spelen.

In de jaren vijftig vestigde zich op deze locatie de firma Heijmeijer, die begon als vervaardiger van jute zakken en later ook plastic en papieren verpakkingsmaterialen fabriceerde. De rollen papier die hiertoe gebruikt werden, werden de eerste jaren per boot over het IJsselmeer naar de fabriek gebracht. Later werd Heijmeijer door het Zweedse bedrijf Korsnäs overgenomen, dat hier vóór zijn verhuizing naar het West-Friese Zwaag verpakkingsmaterialen vervaardigde uit houtvezels. In de jaren negentig werden in het verlengde van 't Marken, ten oosten van het plangebied, 64 woningen gebouwd. Na sloop van de voormalige bedrijfsbebouwing van Korsnäs in 2008 liggen de gronden binnen het plangebied braak.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

2.2.1 Hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur van het centrum van Edam is opgebouwd uit een reeks van grachten met dichte stadsblokken waarbij de afzonderlijke panden goed van elkaar zijn te onderscheiden. Dit wordt benadrukt door een variatie in hoogte en breedte van de panden. Zo staan met name langs de grachten incidenteel oude pakhuizen, kerken of anderszins hoge panden die tot 3 lagen met een hoge kap reiken. Deze hoge panden worden afgewisseld met woonhuizen of bedrijfspanden variërend van 1 laag met kap tot 2 lagen en een kap. Vaak zijn dwarskappen toegepast die af en toe vanaf de straat met doorlopende gevels aan het zicht worden onttrokken. Hier en daar is van dit principe afgeweken en zijn panden plat afgedekt of met een kap evenwijdig aan de straat. Hierdoor ontstaat een rijke en afwisselende beëindiging van de straatgevels. De opbouw van de gevels kenmerkt zich door toepassing van baksteen met hier en daar een houten top en een plint met entree aan de straat. De gevels bestaan vooral uit metselwerk in verschillende soorten, kleuren en afmetingen. In Edam zijn gevels van hout of gekeimt metselwerk te vinden. De entree is vaak voorzien van een hardstenen stoep. Deze stoepzones voor de woningen worden zowel privaat als publiek gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0003.png"

Figuur 2.1: Stedenbouwkundige structuur centrum Edam

2.2.2 Woningtypologie

Het centrum van Edam kent een grote diversiteit aan woningtypologieën. Zo wordt er gewoond (met achtertuin) aan de gracht of zijn steegwoningen aan de gracht gelegen. De zij- en achtertuinen geven de stegen een losse en vaak groene sfeer, in tegenstelling tot de gesloten straatwanden. Ook komen er hofwoningen voor. Deze liggen terug vanaf de gracht, op een binnenterrein of hebben met eigen toegang (paadje) vanaf de gracht. Incidenteel wonen mensen aan een gemeenschappelijke tuin. Deze bestaande rijkdom aan soorten woningen is naast de algemene beeldkenmerken de ingrediënten voor een nieuw en herkenbaar stuk binnenstad van Edam.

2.2.3 Openbare ruimte

De Baandervesting is onderdeel van de vestingwerken, die zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht en als rijksmonument. Deze structuurbepalende straat wordt aan de zuidkant en noordkant begeleid door een bomenrij. Het gaat om een doorgaande rij platanen langs de vesting en een doorgaande rij platanen langs de gesloopte Korsnäsfabriek. Ter plaatse van de bestaande woningbouw aan de Baandervesting staat een enkele rij bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0004.png"

Figuur 2.2: Bestaand groen

De huidige bestrating in het centrum, binnen de vesting, kenmerkt zich door een ontspannen en speelse inrichting. Zo zijn er straten ingericht met gele gebakken klinkers en trottoirs met rode gebakken klinkers, terwijl andere straten, grachten of pleinen juist in rood zijn aangelegd en de gele gebakken klinkers de details vormen in de bestrating. Ook in de formaten en de toepassing van het gebakken materiaal zijn verschillen te ontdekken.

2.2.4 Ontsluiting

Het plangebied ligt binnen het 30 km/h-gebied van de Edamse binnenstad. Het te ontwikkelen gebied en de bestaande woningbouw aan het einde van de Baandervesting worden op dit moment vanaf de Baandervesting ontsloten. 't Marken is beperkt toegankelijk vanaf de Baanstraat, welke een belangrijke toegangsweg voor de binnenstad is.

Het centrum van Edam is in 1977 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het plangebied ligt binnen de historische vesting en is belangrijk voor de historisch-stedenbouwkundige totaliteit van Edam. Ontwikkelingen in het plangebied zullen moeten aansluiten op het karakter, de kwaliteiten en de historisch-stedenbouwkundige structuur van het historische centrum.

2.3 Beschermd Stadsgezicht

Om de bijzondere cultuurhistorische waarde van het centrum van Edam te beschermen hebben het toenmalige Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening het centrum van Edam op 23 augustus 1977 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Nieuwe ontwikkelingen kunnen door de aanwijzing alleen worden ingevoegd als deze de cultuurhistorische waarden niet aantasten.

Als overweging tot het aanwijzen van dit gebied als beschermd stadsgezicht geldt dat dit gebied van algemeen belang wordt geacht vanwege de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en de inrichting van de openbare ruimte en de beplanting. Het wallenstelsel als grens tussen stad en ommeland is nog steeds herkenbaar; zowel als landschappelijke element als (op enkele plekken) een harde grens. Het patroon van straten, pleinen en grachten is kenmerkend voor de ontwikkeling van vroege havensteden.

De binnenstad van Edam is in de aanwijzing qua stedenbouwkundig karakter en bebouwingsstructuur in drie deelgebieden onderscheiden. Het onderstaand schema geeft inzicht in de kwaliteiten en kenmerken van de deelgebieden, die in het besluit tot aanwijzing van het beschermd stadsgezicht een belangrijke rol hebben gespeeld. Het plangebied bevindt zich in deelgebied C ('t Marken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0006.png"

Figuur 2.3: Ligging zones A, B en C van het beschermd stadsgezicht

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Visie

Uit onderzoek naar de cultuurhistorische waarde van het plangebied volgt dat ten tijde van de aanwijzing van Edam als beschermd stadsgezicht er, afgezien van de vestingcontour, weinig

zichtbare redenen zijn om het voormalig Korsnästerrein te willen koesteren1. Het gebied heeft een belangrijke rol gespeeld in de bloei van de stad. De voorgenomen woningbouwontwikkeling zal het gebied dichter bij de stad trekken dan het recente verleden. Er is duidelijk plaats en tijd voor de volgende stap.

Het plangebied ligt binnen de historische vesting en heeft de status van beschermd stadsgezicht. De inpassing van het plan moet dan ook zodanig zijn dat het aansluit op de bestaande karakteristieken. Het plan gaat dan ook uit van beeldbepalende kwaliteiten van bestaande bebouwing en de structuur van Edam en vertaalt deze naar nieuwe (woning)ontwerpen. De hoofdfunctie van het plangebied is wonen. Aan het Baanplein is daarnaast het voornemen om een kleinschalige commerciële voorziening te realiseren. De integratie van het bestaande parkeerplein op het Baanplein is een essentieel onderdeel in het streven naar een aantrekkelijke invulling van het plein en van de entree van de stad.

De verschillen en bijzondere aspecten van de locatie worden in de (her)ontwikkelingsplannen benut. Zo wordt de ruimtelijke opbouw van het plangebied gekenmerkt door twee van elkaar verschillende zijden. Enerzijds de meer landelijke en groene zijde van de Schuttersgracht die onderdeel vormt van de (Baander)vesting. Anderzijds de meer stedelijke gracht aan 't Marken die hier aanleiding geeft tot het realiseren van meer massa.

Het doel is om de schaal van de stad de reproduceren in het plangebied en te ontwikkelen met variatie en diversiteit. Niet alleen in de stadsstructuur en de bebouwingstypologie zal het Korsnästerrein straks aansluiten bij het historische centrum van Edam. Ook de inrichting van de openbare ruimte zal zodanig moeten zijn dat het Korsnästerrein zijn aansluiting vindt met - en onderdeel wordt van het historische centrum van Edam. De huidige bestrating binnen de vesting, die gekenmerkt wordt door een ontspannen en speelse inrichting met gebakken gele en rode klinkers wordt dan ook doorgezet. De vesting zelf wordt uitgevoerd in een donker asfalt, om de continuïteit ervan waarneembaar te maken.

3.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Het woningbouwprogramma gaat uit van een diversiteit aan woningtypologieën. In het voorlopig stedenbouwkundig plan zijn 80 woningen opgenomen waarvan 43 grondgebonden woningen en 37 appartementen. Tevens is het voornemen om een kleinschalige commerciële voorziening te realiseren aan het Baanplein. In het onderhavige bestemmingsplan is uitgegaan van maximaal 81 woningen zodat nog enige flexibiliteit wordt geboden. De grondgebonden woningen worden met de voorgevel richting 't Marken respectievelijk de Baandervesting gericht. De ontsluiting van de woningen vindt plaats via een voor gemotoriseerd verkeer doodlopende straat die aansluit op de achtertuinen van de woningen. De grondgebonden woningen zullen grotendeels een parkeerplaats op eigen terrein krijgen. Daarnaast vindt parkeren plaats in de openbare ruimte van het middenterrein, langs 't Marken en ter plaatse van de Korte Baansteeg (voornamelijk voor bezoekers). Het aantal nu aanwezige parkeerplaatsen blijft in stand en wordt niet toegerekend aan het plan. Daar waar als gevolg van de nieuwe inrichting van de openbare ruimte parkeerplaatsen verdwijnen, zullen deze elders in het plangebied weer worden teruggebracht.

Het plein wordt een kwalitatief hoogwaardige ruimte. Aan het plein wordt een kleinschalig appartementengebouw gerealiseerd met ruimte in de plint voor een kleinschalige voorziening, zoals bijv. een lunchroom. Het appartementengebouw bestaat uit maximaal 3 lagen met kap. De maximale bouwhoogte bedraagt 14 meter waarbij sprake zal zijn in variatie in bouw- en goothoogte (zie afbeelding 3.3). Daarnaast is sprake van een geleidelijke overgang in bouwhoogte vanaf het bedrijfsgebouw (fietsenverhuur) en de bestaande woning aan 't Marken.

Door middel van een boomeffectanalyse2 is inzicht verkregen in de mogelijkheden voor behoud van de bomen aan de Baandervesting. Uit de boomeffectanalyse volgt dat de meeste bomen in de binnenrij een matige conditie hebben. De buitenste rij kent hoofdzakelijk een redelijke conditie. In het onderzoek is geconcludeerd dat bij de voorgenomen woningbouw de nadelen van het behoud van de noordelijke bomenrij dermate groot zijn dat geadviseerd wordt om deze bomen te verwijderen. Voor behoud dienen ernstige ingrepen te worden gedaan waarbij het de vraag is of alle platanen het zullen overleven. Daarnaast zal behoud leiden tot extra benodigd toezicht, een toename in onderhoudskosten voor de bomen en mogelijk klachten van de nieuwe bewoners over schaduw die de bomen werpen. In 2008 is reeds een kapvergunning verleend voor de bomen aan de noordzijde van de Baandervesting. Deze vergunning is echter verlopen. Er zal opnieuw vergunning moeten worden aangevraagd. De bomen aan de zuidzijde van de Baandervesting kunnen behouden blijven. Deze bomen zullen gevoelig worden voor windworp maar met een aantal maatregelen in de vorm van snoei en grondverbetering bij de wortels, is dit risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Een beperkte ophoging is, met inachtneming van de in het onderzoek opgenomen maatregelen, acceptabel voor bomen van deze soort en leeftijd.

Met de voorgenomen herontwikkeling van het gebied ontstaat de mogelijkheid om de oorspronkelijke vesting te herstellen. Vereniging Oud Edam heeft aandacht gevraagd voor versterking van de vestingstructuur aan de zuidzijde van het plan. Voorliggend plan bevat een nieuw profiel voor de Baandervesting waarop, een verhoogde, vrij liggende smallere verharde strook aan weerszijden in het groen gelegen, wordt gerealiseerd. Bij de, op langere termijn onvermijdelijke, kap van de buitenste bomenrij, kan de rijloper tamelijk eenvoudig worden verplaatst, waarmee het geheel nog meer kan worden opgehoogd en weer voorzien kan worden van een dubbele bomenrij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0007.png"

Figuur 3.1: Stedenbouwkundig plan – voorontwerp (Mulleners & Mulleners)

3.3 Beschermd stadsgezicht en beeldkwaliteit

Met de aanwijzing van de binnenstad van Edam tot beschermd stadsgezicht zijn kenmerkende stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteiten beschermd. De beschermde elementen zijn beschreven in de aanwijzing en geborgd in het geldende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan schrijft voor dat bij bouwplanontwikkelingen gestreefd moet worden naar optimale inpassing binnen de bestaande karakteristieke structuur. Daarbij moet aansluiting worden gezocht bij waarden die kenmerkend zijn voor Zone B uit de aanwijzing (het plangebied valt in Zone C).

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0008.png"

Figuur 3.2: Dwarsprofiel Baandervesting (Mulleners & Mulleners)

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0009.png"

Figuur 3.3: Indicatieve impressie appartementencomplex Baanplein (Mulleners & Mulleners)

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling past binnen het door de overheid vastgestelde beleid. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat het rijk afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen.

In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • a. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • b. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • c. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Binnen deze drie hoofddoelen benoemt het Rijk onderwerpen van nationaal belang en welke instrumenten voor deze belangen worden ingezet.

Betekenis voor het project

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de hoofddoelstellingen zoals opgenomen in de Structuurvisie. Edam – Volendam maakt onderdeel uit van de 'Metropoolregio Amsterdam' (MRA). In de SVIR is aangegeven dat het gebied van en rond de MRA een grote ruimtedruk kent. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien.

De meeste van de nationale belangen zijn niet van betekenis voor dit plangebied. Eén van de nationale belangen is ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. Uitgangspunt is dat landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten identiteit geven aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het Rijk is onder meer verantwoordelijk voor kenmerkende stads- en dorpsgezichten. In 1977 is het stadscentrum van Edam en de daaraan grenzende agrarische gebieden, waaronder het onderhavige plangebied, aangewezen als Rijksbeschermd Stadsgezicht. Hier is in paragraaf 3.3 nader op ingegaan.

Voor het overige is de betekenis van de nationale structuurvisie voor het project beperkt. Het relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie en vooral de gemeente.

4.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Per 1 juli 2017 is het Bro op enkele onderdelen gewijzigd.

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Betekenis voor het project

De voorgenomen ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Woningbehoefte

De gemeente Edam – Volendam is in het Regionale Actieprogramma Wonen (RAP) voor de regio 'Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Zaanstreek-Waterland' (voorheen: stadsregio Amsterdam) opgenomen. Het RAP geeft aan dat er op dit moment een tekort is aan harde plannen. Er is nog ruimte, of beter gezegd, noodzaak voor het vaststellen van nieuwe plannen. Binnenstedelijk is onvoldoende ruimte om de behoefte op te vangen.

Na vaststelling van het RAP is deze aangevuld met een oplegger waarin het actuele overzicht met woningbouwplannen in de periode 2017 – 2024 is opgenomen. Het plan 'Baandervesting' is in deze plancapaciteit met 80 woningen als 'zacht plan' opgenomen. Omdat sprake is van een binnenstedelijk plan en in het RAP is aangegeven dat er binnenstedelijk onvoldoende ruimte is om de aanwezige behoefte in te vullen, geeft het RAP de onderbouwing van de woningbehoefte in het kader van de Ladder.

Bestaand stedelijk gebied

De ladder schrijft voor dat bekeken moet worden of in de behoefte kan worden voorzien binnen bestaand stedelijk gebied (BSG). In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. In de Nota van Toelichting wordt opgemerkt dat de kwalificatie bestaand stedelijk gebied afhangt van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving.

In de jurisprudentie is het begrip nader ingevuld. Rust op gronden een niet-agrarische bestemming dan is er sprake van bestaand stedelijk gebied ook al is de locatie nog onbebouwd, mits de locatie onderdeel is van het bestaand stedelijk samenstel van bebouwing. De voormalige bedrijfsbebouwing is ter plaatse gesloopt om het gebied te kunnen herontwikkelen naar woningbouw. De gronden kennen een bedrijfsbestemming met een wijzigingsbevoegdheid naar wonen. De locatie kan worden aangemerkt als BSG.

Het woningbouwplan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is daarmee gebaseerd op zorgvuldig ruimtegebruik.

4.2.3 Visie Erfgoed en Ruimte

De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belverdere', waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

De Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor Karakter', is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt. Daarnaast is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

Betekenis voor het project

In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de cultuurhistorische waarde van het plangebied en op welke wijze hier bij de ontwikkeling van de locatie rekening mee wordt gehouden.

4.2.4 Nationaal waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn Water

Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.

De Commissie Waterbeheer 21e  eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid voor de 21e  eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e  eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota 'Anders omgaan met water' (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraad-beheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.

Nota “Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw”

Met de nota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw wil het Rijk een ander waterbeleid realiseren. Er moet geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht.

De nota geeft twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten. Voor waterkwantiteit bestaat die uit vasthouden, bergen en afvoeren. Voor waterkwaliteit is het schoonhouden, scheiden en zuiveren. Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water, relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de komende jaren en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelf bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kader stellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende vijf ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Betekenis voor het project

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. In het kader van de watertoets vindt afstemming plaats met de betreffende waterbeheerder. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en Provinciale ruimtelijke verordening

Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving.

Het beleid van de voormalige Structuurvisie Noord-Holland 2040 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Sinds de vaststelling van de PRV in 2010 is deze verschillende keren op onderdelen gewijzigd. De laatste wijziging van de PRV is op september 2019 door Provinciale Staten vastgesteld.

Betekenis voor het project

Hieronder zijn de artikelen toegelicht die voor de onderhavige ontwikkeling relevant zijn.

Artikel 5a: Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Omdat het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) via de Ladder voor duurzame verstedelijking al regels stelt over het aantonen nut en noodzaak en het onderzoeken van binnenstedelijke mogelijkheden, zijn deze regels niet meer in de PRV opgenomen. De regionale afstemming is centraal komen te staan in de PRV. Artikel 5a van de PRV bepaalt dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

De woningbouwontwikkeling op het Korsnästerrein is opgenomen in het regionaal actieprogramma en in dat kader regionaal afgestemd. Zoals in paragraaf 4.2.2 is aangegeven geeft het RAP aan dat er in de regio binnenstedelijk onvoldoende ruimte is om de aanwezige behoefte in te vullen. De voorgenomen ontwikkeling betreft woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied.

Er zijn verder geen regels in de PRV opgenomen die voor het plangebied van toepassing zijn. Het voornemen is passend binnen de regels van de PRV.

Artikel 33 Energie en duurzaam bouwen

In artikel 33 is aangegeven dat bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa. Tevens dient een nieuwe stedelijke ontwikkeling te voldoen aan eisen van duurzaam bouwen. In paragraaf 5.12 is nader ingegaan op welke wijze invulling wordt gegeven aan duurzaamheid in het plan.

4.3.2 Provinciale woonvisie

In de provinciale woonvisie is het woonbeleid van de provincie neergelegd. De speerpunten van dit beleid zijn:

  • 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
  • 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
  • 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

In de Gebiedsagenda Noord-West Nederland zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de woningbouw in de periode 2010-2020. Deze Gebiedsagenda is betrokken bij de uitwerking van de woonvisie in de Regionale Actie Programma's.

Voor Noord-Holland Zuid is in de Gebiedsagenda een (netto) hoeveelheid te bouwen woningen van 110.000 voor de periode tot 2020 opgenomen.

In de woonvisie is beschreven dat in het zuidelijk deel van Noord-Holland de groei van de bevolking de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen en naar verwachting zal blijven groeien.

Betekenis voor het project

De ontwikkeling, waarbij een divers en duurzaam woningaanbod wordt gerealiseerd naast het centrum van Edam, is passend binnen de doelstellingen van het provinciaal woonbeleid.

4.4 Regionaal en gemeentelijk beleid

4.4.1 Regiovisie Waterland 2040

Het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland (ISW) is een samenwerkingsverband van zeven Waterlandse gemeenten: Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang. Samen vormen deze gemeenten de regio Waterland. De regio Waterland heeft een ontwikkelkader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kern en vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Hieraan dient het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk bij te dragen, zonder het authentieke karakter van het landschap aan te tasten.

De regio Waterland maakt qua woningmarkt en werkgelegenheid deel uit van de Metropoolregio Amsterdam en de Randstad. In deze regio is een forse behoefte aan extra woningen. Waterland kan en wil zich daar niet aan onttrekken, maar kiest vanwege het waardevolle landschappelijke karakter en de mobiliteitsproblematiek niet voor grootschalige verstedelijkingsopties. Als

regio is er bewust voor gekozen om het bevolkingsaantal niet te laten teruglopen door een kleine kwalitatieve impuls. Om de vitaliteit in de kernen te kunnen behouden wordt daarom ingezet op een plus op het gebied van woningbouw. Hierbij staat een goede en hoogwaardige ruimtelijke ordening, een goede verkeersafwikkeling en het respecteren van de landschappelijke kwaliteiten voorop.

Betekenis voor het project

Met de (her)ontwikkeling van het Korsnästerrein wordt een bijdrage geleverd aan de vitaliteit van Edam. Er wordt een diversiteit aan woningen gerealiseerd ter bevordering van de doorstroming op de lokale woningmarkt. Er wordt in het plan veel aandacht geschonken aan de historische structuur van de locatie en de ruimtelijke kwaliteit. Met het bereiken van deze ambities is het plan in overeenstemming met de Regiovisie Waterland 2040.

4.4.2 Regionaal Actieprogramma 2016 - 2020 Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Zaanstreek-Waterland

De gemeente Edam - Volendam is in het Regionale Actieprogramma Wonen (RAP) van de regio Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Zaanstreek-Waterland opgenomen. Doel van het RAP is regionale afstemming van de woningbouwproductie zodat vraag en aanbod goed op elkaar aansluiten. Het gaat om de kernthema's woningbouwproductie, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling. De uitvoering van het RAP wordt opgepakt per deelregio.

Al langere tijd werken gemeenten in de regio met elkaar samen om de woningbouwproductie af te stemmen. Daarbij is een aantal opgaven benoemd:

  • Het bevorderen van de woningbouwproductie om tegemoet te komen aan de snel groeiende woningbehoefte en de prijzen niet te snel te laten stijgen. Doel is om 20.000 woningen naar voren te halen in de periode 2016-2020.
  • Nieuwe plekken voor woningbouw te zoeken, vooral in binnenstedelijk gebied. Transformatie en het benutten van (leegstaand) vastgoed spelen hier een belangrijke rol in.
  • Het werken aan een gezonde en diverse woningmarkt. Doel is een 'complete metropool'.
  • Aanvullend daaraan worden in dit RAP bouwstenen aangeleverd die gemeenten kunnen gebruiken bij het opstellen van de onderbouwing voor woningbouwplannen in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Betekenis voor het project

Het RAP geeft aan dat er op dit moment een tekort is aan harde plannen. Een groot deel van de plannen waarvoor de Ladder doorlopen moet worden, past dus binnen de actuele regionale behoefte voor de komende 10 jaar. Er is nog ruimte, of beter gezegd, noodzaak voor het vaststellen van nieuwe plannen. Binnenstedelijk is onvoldoende ruimte om de behoefte op te vangen.

Na vaststelling van het RAP is deze aangevuld met een oplegger waarin het actuele overzicht met woningbouwplannen in de periode 2017 – 2024 is opgenomen. De locatie Baandervesting is deze oplegger als 'zacht plan' met 80 woningen opgenomen.

4.4.3 Structuurvisie Edam-Volendam 2020-2040

Op 26 februari 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Edam-Volendam 2020-2040 vastgesteld. Deze Structuurvisie geeft een beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020 met een doorkijk naar de lange termijn (2040). De geformuleerde speerpunten van beleid zijn:

  • voldoende woningbouw ter voldoening aan de vraag van de eigen ingezetenen;
  • de ontwikkeling van een aantal zogenaamde inbreidingslocaties;
  • een woningbouwprogramma met uitgangspunten voor benoemde doelgroepen;
  • de aanleg van een 3e ontsluitingsweg;
  • een bescheiden groei in het aanbod van eigen bedrijventerrein;
  • een uitvoeringsprogramma met een aantal afzonderlijke ontwikkelingen;
  • een kader voor kostenverhaal.

Betekenis voor het project

Het plangebied is gelegen naast het historische centrum van Edam. In de Structuurvisie wordt gesteld dat het van groot belang is dat zorgvuldig wordt omgegaan met de cultuurhistorische waarden, karakteristieken en kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen worden zorgvuldig getoetst op beeldkwaliteit die past bij het historische karakter. Voor historisch Edam is een toetsingskader beschikbaar behorend bij de status van beschermd stadsgezicht. De toetsing aan dit kader wordt in paragraaf 3.3 beschreven.

In de Structuurvisie is voor het voormalige Korsnästerrein uitgegaan van de bouw van circa 100 woningen. Daarnaast is aangegeven dat er een ondergrondse parkeergarage wordt gerealiseerd en de 65 parkeerplaatsen aan de Baanstraat verdwijnen en elders in de openbare ruimte worden teruggebracht. Het actuele plan gaat uit van maximaal 81 woningen, parkeren op maaiveld en het grotendeels handhaven van de aanwezige parkeerplaatsen. De motivatie voor het gewijzigde plan is in paragraaf 3.3 opgenomen. Op 11 april 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met het parkeren op maaiveld en op 4 juli 2019 met de stedenbouwkundige kaders.

4.4.4 Visie Edam Vitaal

De Visie Edam Vitaal is opgesteld door integrale afwegingen te maken tussen vijf verschillende thema's die samen de leefomgeving in het stadscentrum van Edam vormen. De visie moet de verbinding vormen tussen de stakeholders in de samenleving en de gemeente. Het vormt de rode draad van de beleidsuitgangspunten van de gemeente en de actuele inbreng in het participatieproces.

Met betrekking tot het thema wonen is de ambitie om invulling te geven aan de woonbehoefte van verschillende doelgroepen door bijvoorbeeld levensloopbestendige appartementen en diversiteit in aanbod. Uitgangspunt is een evenwichtige opbouw van de woningvoorraad, waarbij kwaliteit boven kwantiteit gaat. Het streven is een hoogwaardig en veilig leef-, woon- en werkmilieu te bereiken, dat duurzaam van kwaliteit is. Een belangrijk onderdeel van kwaliteit is een goede stedenbouwkundige samenhang binnen de historische context. Ruimtelijke ontwikkelingen voegen zich naar de historische opbouw van de omgeving. De gemeente pleit voor een aantrekkelijke en veilige woonomgeving in het centrum van Edam door middel van het creëren van een situatie waar de auto te gast is. Om het verkeer te verminderen is het de wens om de auto aan de rand van de stad te houden. Met betrekking tot verkeer is aangegeven in relatie tot de toekomstige ontwikkeling van het Korsnästerrein aangegeven dat de Baanstraat een drukke plek worden. Uitgangspunt is dat gewaakt wordt dat deze straat niet overbelast wordt, en onderhoud krijgt dat past bij het gebruik.

Betekenis voor het project

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij de Visie Edam Vitaal. In het woningaanbod is veel diversiteit opgenomen waarmee wordt aangesloten bij de woningbehoefte van verschillende doelgroepen. In de stedenbouwkundige opzet is veel aandacht besteed aan de historische context. In het stedenbouwkundig plan en het verkeersonderzoek is specifiek aandacht besteed aan de verkeersafwikkeling op de Baanstraat. Door middel van verschillende maatregelen kan de verkeersveiligheid ter plaatse worden verbeterd en kan het verkeer veilig worden afgewikkeld.

4.4.5 Omgevingsbeleidsplan 2016-2020

Op 16 februari 2017 heeft de gemeenteraad het Omgevingsbeleidsplan 2016-2020 vastgesteld. Het Omgevingsbeleidsplan omvat de visie op het voor de gemeente te voeren omgevingsbeleid (bouw, milieu en ruimtelijke ordening). Het eerste deel gaat over de kwaliteit van de leefomgeving; het tweede deel over het proces omtrent vergunningverlening, handhaving en toezicht. Omgevingskwaliteit gaat hand in hand met klimaat en duurzaamheid. De gemeente wil deze verbinding leggen, niet alleen om een bijdrage te leveren aan de eigen leefomgeving, maar eveneens om een bijdrage te leveren aan een duurzame wereld. De gemeente zet zich in om schadelijke activiteiten tegen te gaan en positieve activiteiten te stimuleren. Duurzaamheid is een belangrijk item. De zes speerpunten hierbij zijn:

  • Duurzame ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Duurzame bouw (nieuwbouw en bestaande bouw);
  • Energiebesparing;
  • Eigen organisatie;
  • Duurzame mobiliteit, en
  • Duurzaam ondernemen.

Op bovenstaande thema's wil de gemeente een actief beleid voeren. Bij het onderwerp duurzame bouw wil de gemeente (deels) voorlopend zijn, en in de eigen organisatie eveneens (deels) voorlopend en innovatief.

Betekenis voor het project

In paragraaf 5.12 is nader ingegaan op welke wijze invulling wordt gegeven aan duurzaamheid in het plan.

4.4.6 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan (2013)

De gemeente Edam-Volendam streeft ernaar om de historische waarde van zowel Edam als Volendam zoveel mogelijk tot uiting te laten komen. Tegelijkertijd dienen ontwikkelingen, mits deze passen binnen de gestelde kaders van het bestemmingsplan, te worden gefaciliteerd. Verkeer en vervoer speelt in dit streven een centrale rol.

De algemene doelstelling op dit gebied is verwoord in de onderstaande ambitie:

“Het vanuit een integrale benadering streven naar een duurzaam, veilig functionerend verkeerssysteem voor een leefbare woon- en werkomgeving, zonder de cultuurhistorische waarde van de kernen in het geding te brengen.”

Voor wat betreft de verkeersveiligheid zijn daarbij de uitgangspunten van “Duurzaam Veilig” leidend. Ten aanzien van de centra is het vertrekpunt die aan te merken als “voetgangersgebieden”, omdat zij aldaar de primaire weggebruikers zijn en om de leefbaarheid te vergroten.

De ambitie van de gemeente Edam-Volendam is uitgewerkt in een zevental (sub-) doelstellingen. Deze doelstellingen betreffen alle hoofdonderwerpen van verkeer en vervoer. In deze beleidsnota worden de doelstellingen per hoofdstuk uitgewerkt in een aantal uitgangspunten. Per uitgangspunt worden vervolgens concrete actiepunten gedefinieerd. Voor het overzicht staan de actiepunten in elk hoofdstuk in tabellen weergegeven. Alle doelstellingen worden nagestreefd en uitgewerkt binnen de algemene kaders gesteld door het rijk, de provincie Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam:

  • Verkeersveiligheid: voortzetten van de dalende trend in het aantal verkeersslachtoffers door uitvoering van integraal verkeersveiligheidsbeleid;
  • Leefbaarheid: het streven naar een leefbare gemeente, waarbij de nadruk ligt op het verhogen van de verblijfs- en belevingswaarde in woongebieden en de historische centra;
  • Gemotoriseerd vervoer: het garanderen van de doorstroming op het wegnetwerk binnen de gemeente, waarbij zowel de huidige knelpunten als de mobiliteitseffecten van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen centraal staan;
  • Parkeren: het voeren van een actief parkeerbeleid dat gericht is op het behoud van een veilige, comfortabele leefomgeving;
  • Fiets: het bevorderen van het gebruik van de fiets, ten koste van het autogebruik, door het fietsverkeer veiliger, sneller en comfortabeler te maken;
  • Voetganger: behoud en verbetering van een veilig voetgangersklimaat;
  • Openbaar vervoer: De huidige kwaliteit van het openbaar vervoernetwerk behouden en het gebruik van dit netwerk, ten opzichte van de auto, stimuleren.

Betekenis voor het project

Het plan leidt niet tot een verkeersonveilige situatie of een onleefbare situatie. Zie paragraaf 5.6. Het plan staat de doelstellingen van het gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan niet in de weg.

4.4.7 Parkeernota Edam-Volendam (2011)

Het gemeentelijk parkeerbeleid van de voormalige gemeente Edam-Volendam is vastgelegd in de Parkeernota Edam-Volendam van 23 mei 2011. Het doel van deze parkeernota is het formuleren van uitgangspunten en richtlijnen en het aanreiken van instrumenten om invulling te geven aan het parkeerbeleid in Edam-Volendam. Deze uitgangspunten en richtlijnen dienen op ieder moment, voor elke situatie en voor elk gebied binnen de gemeente toepasbaar te zijn, waarbij maatwerk toegespitst op specifieke locaties en situaties mogelijk is. De parkeernota beschrijft het kader waarbinnen het parkeerbeleid van Edam-Volendam uitgevoerd dient te worden.

De Parkeernota bevat zelf geen parkeernormen, maar hanteert de meest actuele parkeerkencijfers van het CROW als uitgangspunt. De parkeerkencijfers geven een gemiddeld beeld van de situatie die bij de diverse onderzoeken is aangetroffen. De gemiddelde parkeerkencijfers voor 'matig stedelijke gebieden' worden daarbij als norm toegepast.

Betekenis voor het project

In paragraaf 5.6.1 is ingegaan op het onderwerp parkeren in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling. In de Visie Edam Vitaal (zie paragraaf 4.4.4) pleit de gemeente er voor om van het centrum van Edam een aantrekkelijke en veilige woonomgeving te maken door middel van het creëren van een situatie waar de auto te gast is. In dit kader kunnen bij de ontwikkeling van Baandervesting in afwijking van de gemeentelijke parkeernota de minimale parkeerkencijfers binnen de bandbreedte van de CROW worden gehanteerd.

4.4.8 Welstandsnota

Het welstandsbeleid van de gemeente Edam-Volendam is neergelegd in de Welstandsnota. Op 14 december 2017 is deze nota opnieuw vastgesteld. Het plangebied is in 1977 conform de destijds geldende Monumentenwet aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het gebied wordt van algemeen belang geacht vanwege de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke structurele samenhang dan wel de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. De welstandsbeoordeling is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van de architectonische waarden door middel van een beoordelingskader dat nauw is gerelateerd aan het beschermd stadsgezicht. Het welstandsniveau sluit geheel aan bij de status beschermd stadsgezicht.

Het behouden en revitaliseren van het stadsgezicht Edam staat voorop. Behoud van het bebouwings- en verkavelingspatroon en de opbouw van het gebied met individuele gebouwen is in het beschermd stadsgezicht van groot belang, aangezien deze patronen en karakteristieken de dragers vormen van het gebied; nieuwe bebouwing dient in deze hoofdstructuur te worden ingepast. De nieuwbouw dient zich qua architectuur te voegen naar de bestaande omgeving en de voor het gebied kenmerkende architectuur. Bij voorkeur dient dan ook te worden gebouwd op een traditionele wijze met een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau. Gemotiveerd en slechts bij uitzondering kan bij nieuwbouw de architectonische vormgeving ook modern zijn, mits deze van uitzonderlijke kwaliteit is. Op deze manier kan de kwaliteit van de nu aanwezige historische architectuur herkenbaar worden benadrukt. Bij een modern bouwen zal een interpretatie gegeven worden van de omgeving, waarbij plaatsing en transparantie, materiaalgebruik en gevelindeling belangrijke elementen vormen. De aanwezige karakteristieken worden benut. De gemeente wil verder de kwaliteiten behouden door middel van bescherming van het beschermd stadsgezicht. Het welstandsbeleid borduurt hierop voort.

Betekenis voor het project

In paragraaf 3.3 is beschreven op welke wijze het voorgenomen woningbouwplan op het Korsnästerrein rekening houdt met de bestaande historische kwaliteiten en bijdraagt aan een versterking van het Rijksbeschermd Stadsgezicht als geheel. Het beschermd stadsgezicht is in voorliggend bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd Stadsgezicht'. Deze gronden zijn naast de andere geldende bestemmingen bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het stadsgezicht. Voor het plangebied worden tegelijkertijd met de vaststelling van dit bestemmingsplan specifieke welstandscriteria vastgesteld, welke als aanvulling bij de welstandsnota worden opgenomen.

4.5 Conclusie beleidskader

Op basis van voorgaande paragrafen wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de beleidskaders op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Algemeen

Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies.

5.2 Water

De watertoets is een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het is verplicht in beeld te brengen wat de effecten van de voorgenomen activiteit op de waterhuishouding zijn. Het gaat hier zowel om de waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het streven is er zoveel mogelijk op gericht om water (regen-, afval- en oppervlaktewater) op een goede manier in te passen in het ontwerp.

Voor alle werkzaamheden in, langs, op, bij of aan open water, waterkeringen, alsmede voor het doen van lozingen op het oppervlaktewater en het realiseren van verhardingstoenames groter dan 800 m2, dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap. Een watervergunning is een toestemming om, in afwijking van een verbod en met in achtneming van bepaalde voorwaarden en voorschriften, bepaalde activiteiten of ingrepen uit te mogen voeren.

Betekenis voor het project

Voor het plan is advies aangevraagd bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
(HHNK) in het kader van de watertoets via www.dewatertoets.nl3. Hierbij is door HHNK aangegeven dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Er is door HHNK daarom een specifiek advies uitgebracht4.

Watersysteem

Het plangebied bevindt zich buitendijks van een boezemwaterkering in boezemland. Het door het plangebied omringde boezemwater in de Nieuwe Haven en Schuttersgracht staat in verbinding met het Markermeer en maakt deel uit van de Schermerboezem. Het boezempeil ligt op NAP - 0,5 m. Het maatgevende boezempeil bedraagt NAP 0 m. Derhalve wordt door HHNK met betrekking tot de meerlaagse veiligheid geadviseerd om drempelhoogtes, alsmede toegangen en inlaat-/ventilatiekokers voor lager gelegen ruimtes ruim boven het maatgevend boezempeil te ontwerpen, om wateroverlast te voorkomen.

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in onderhavig plangebied uit een kleidek op veen. Sprake is van grondwatertrap II. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand van nature minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt. De gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,5 m en de 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte op de locatie bedraagt circa NAP + 0,4 m.

De Nieuwe Haven is een vaarweg route. De vaargeul dient ten alle tijden vrij te blijven ook bij eventuele aanvoer en lossen via het water.

Waterkwantiteit

De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 15.400 m². In de voorgaande situatie was circa 14.000 m² verhard en bebouwd. Met het oog op de (her)ontwikkeling van de locatie is het voormalige aanwezige bedrijf in 2008 gesloopt. Door de voorgenomen ontwikkeling zal sprake zijn van een afname in bebouwd en verhard oppervlak ten opzichte van de referentiesituatie. Door een afname van het verharde oppervlak zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor de waterkwantiteit.

Waterkering

Het plangebied ligt buitendijks tussen twee regionale waterkeringen. Deze waterkeringen grenzen aan de 'Polder Zeevang' en aan de 'Zuidpolder'. De constructie betreft een damwand. De aanwezigheid van de genoemde waterkeringen heeft geen invloed op de ontwikkeling van het Korsnästerrein. Met de bouwactiviteiten dient zorg te worden gedragen voor de instandhouding van de stabiliteit van de damwand alsmede de instandhouding van de hoogte van het grondwater naast de damwand.

Riolering

De riolering op en rondom het plangebied (Baandervesting, Baanderstraat en 't Marken) bestaat uit een gemengd stelsel. Deze enkele rioleringsbuis, met een diameter van 200 mm is vervaardigd van beton. De rioleringsstreng loopt onder vrij verval naar een rioolgemaal gelegen nabij de Baanstraat. De waterpartijen Nieuwe Haven en de Schuttersgracht fungeren beiden als hemelwaterriool.

Door de woningbouw neemt de afvalwaterproductie niet significant toe ten opzichte van de referentiesituatie. Een gescheiden rioolsysteem wordt toegepast. Gelet op de beperkte infiltratiecapaciteit zal het hemelwater grotendeels rechtstreeks op open water wordt geloosd.

Onder de Baanstraat loopt een rioolpersleiding (Eilandsgracht–Oosthuizerweg). Bij de bouw dient hier met het bouwverkeer rekening mee te worden gehouden i.v.m. maximale belastingen.

5.3 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Betekenis voor het project

In 2018 is actueel verkennend bodemonderzoek5 uitgevoerd. Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. De resultaten van het onderhavig onderzoek wijken deels af van de resultaten zoals vastgesteld in 2009. De omvang van de verontreinigingen met minerale olie in grond en grondwater is afgenomen. In 2009 is tevens een PAK verontreiniging in grond en grondwater aangetoond. Ook is in 2009 de verontreiniging met zware metalen aangetoond. Qua omvang van de verontreinigingen is de situatie gelijk ten opzichte van de situatie uit 2009. De contouren van de verontreiniging zijn echter niet gelijk. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan worden gesteld dat de boven- en ondergrond grond op de locatie lokaal matig tot sterk verontreinigd is met zware metalen, PAK en minerale olie. Alleen ten zuidwesten van het bestaande pand van 't Marken 9 is in de grond een sterke PAK verontreiniging aangetoond. Omdat het grondwater hier ook sterk verontreinigd is met PAK, dient deze verontreiniging als mobiel te worden beschouwd. De sterke grondwaterverontreiniging hoeft niet met spoed te worden gesaneerd.

Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met de aanwezige verontreinigingen in grond en grondwater. In het kader van de herontwikkeling zal het plangebied functioneel worden gesaneerd. Dit wil zeggen het aanbrengen van een leeflaag, in combinatie met het aanbrengen van een isolatielaag. De spot met minerale olie zal door middel van ontgraving worden verwijderd. Voorafgaand aan de sanering zal een saneringsplan worden opgesteld. In 2010 is reeds een saneringsplan opgesteld. Deze wordt geactualiseerd op basis van de actuele inzichten.

Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van sterke verontreinigingen in de grond en in het grondwater. In de huidige situatie is er geen sprake van een spoedeisende sanering. Na sanering is de bodem geschikt voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.4 Archeologie

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze nieuwe wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. Als gevolg van het verdrag van Valletta (Malta) is iedere gemeente verplicht aandacht te besteden aan de archeologie op haar grondgebied en dit te verwerken in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke instrumenten.

Betekenis voor het project

Door Hollandia Archeologen is een archeologisch bureau- en veldonderzoek6 uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat de verwachting op het aantreffen van sporen uit de prehistorie tot en met de vroege middeleeuwen laag is. Voor de periode late middeleeuwen en de nieuwe tijd is de verwachting op het aantreffen van archeologische resten groot.

Het terrein lag al vanaf de 16de eeuw binnen de stadsmuren en historisch onderzoek toont aan dat de locatie intensief is gebruikt voor activiteiten die in het teken stonden van scheepsbouw. Zo is op de kaarten een touwbaan te zien, iets waar de Baandervesting zijn naam aan te danken heeft. Daarnaast zal het gaan om zagerijen en scheepshellingen. Evengoed is het terrein ook bebouwd geweest met woonhuizen. Met name de ontwikkeling van voorgenoemde scheepsbouw, gevolgd door bebouwing en bewoning kan zeer relevante archeologische sporen en vondsten hebben achtergelaten.

Door middel van boringen is bevestigd dat zich op de locatie op een diepte van 0,45 tot 2,25 meter beneden maaiveld een laag van potentieel archeologisch belang bevindt die niet op grote schaal is verstoord. Gelet op archeologische sporen die eventueel op een ondieper niveau aanwezig zijn moet rekening gehouden worden met een buffer van 0,20 meter. Grondwerkzaamheden dieper dan 0,25 meter beneden maaiveld zullen de archeologische lagen mogelijk verstoren. Naast de bouwwerkzaamheden zal grondsanering ook de laag van potentieel archeologisch belang verstoren. Een dicht palenplan kan eveneens een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Geconcludeerd wordt dat door de voorgenomen werkzaamheden dieper dan 0,25 meter beneden maaiveld het onmogelijk zal zijn om de laag van potentieel archeologisch belang in situ te behouden.

Om een beter overzicht te krijgen van de precieze diepte en aard van de archeologische sporen binnen de onderzoekslocatie zal een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven worden uitgevoerd. Hiervoor is een programma van eisen opgesteld. De uitvoering van dit onderzoek is in dit bestemmingsplan door middel van een archeologische dubbelbestemming geborgd. Eventueel, indien aan de orde, zal het onderzoek gevolgd worden door een archeologische opgraving.

5.5 Natuur

In de natuurwetgeving worden gebiedsbescherming en soortenbescherming onderscheiden. Beide beschermingsregimes zijn van belang voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een gebied.

Betekenis voor het project

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend natuuronderzoek7 uitgevoerd. Het verkennend onderzoek is er op gericht om een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen met betrekking tot aanvullend veldonderzoek, nader effectonderzoek en nadere procedures. Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend natuuronderzoek is aanvullend natuuronderzoek uitgevoerd naar kleine marterachtigen en rugstreeppadden8.

Gebiedsbescherming

Binnen het projectgebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op circa 600 meter en 1,5 km van het projectgebied en betreffen Polder Zeevang en Markermeer & IJmeer. Op circa 600 meter ten westen van het projectgebied ligt een gedeelte van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit betreft een ecologische verbindingszone. Op circa 1 km ten noordoosten van het projectgebied bevindt zich NNN natuur. Dit betreft het terrein rondom het fort. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en delen van het NNN bevinden zich op voldoende afstand van het projectgebied om effecten uit te sluiten. Er worden geen negatieve effecten op het NNN en Natura 2000-gebieden verwacht als gevolg van de ontwikkelingen in het projectgebied. De gebieden liggen buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden in het projectgebied.

De werkzaamheden zijn van lokale aard en vinden plaats op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten door externe factoren zoals geluid, trillingen en licht worden derhalve niet verwacht. Door middel van berekeningen met het programma Aerius is de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt9. Uit het onderzoek volgt dat zowel in de aanlegfase als gebruiksfase geen toename van de stikstofdepositie >0,00 mol/ha/jaar plaatsvindt in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het onderwerp stikstofdepositie staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

De bomenrij en de watergang langs het projectgebied vormen beide lijnvormige landschapselementen welke kunnen fungeren als vliegroute van vleermuizen. De watergang en de bomenrij aan de buitenzijde van de Baandervesting blijven behouden. In enkele bomen in het projectgebied zijn boomholtes aanwezig. Deze boomholtes zijn niet diep genoeg doorgerot om te kunnen fungeren als verblijfplaats van vleermuizen. De bebouwing in het projectgebied biedt mogelijkheden voor verblijfplaatsen van beschermde vleermuizen. De bebouwing blijft echter behouden.

Het projectgebied biedt een potentieel leefgebied voor kleine marterachtigen zoals de bunzing, hermelijn en de wezel. Er is een zone met snoeiafval en puin aanwezig welke mogelijk als verblijfplaats kan fungeren. Er zijn tijdens de habitatscan geen sporen van de aanwezigheid van kleine marterachtigen waargenomen. Daarnaast wordt het projectgebied veelvuldig gebruikt als uitlaatzone voor honden, wat het suboptimaal maakt. In het aanvullend natuuronderzoek zijn geen kleine marterachtigen aangetroffen.

In het projectgebied is geschikt habitat aanwezig voor de vrijgestelde soorten de egel, haas, huisspitsmuis en de veldmuis. De zone met snoeiafval en puin bieden dekking voor deze soorten en het open braakliggende terrein kan fungeren als foerageergebied voor deze soorten.

De bomen en struweel in het projectgebied bieden geschikt habitat voor algemene vogels om in te broeden. Tijdens de habitatscan zijn twee nesten in opbouw waargenomen van de ekster en de zwarte kraai. Het is aan te bevelen om de kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels uit te voeren (globaal 15 maart – 15 juli), om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. Indien broedgevallen ten tijde van de werkzaamheden aanwezig zijn mogen deze niet worden verstoord of vernietigd. Indien de bomen in het broedseizoen worden gekapt dient een ecoloog een extra check op broedvogels uit te voeren.

In het projectgebied zijn meerdere ondiepe poelen aanwezig welke kunnen fungeren als voortplantingswater voor amfibieën. Er is een zone met snoeiafval en puin aanwezig. Deze zone biedt geschikt habitat voor amfibieën om onder te verblijven. De beschermde rugstreeppad is in het aanvullend natuuronderzoek niet aangetroffen.

De Wet natuurbescherming staat de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg. Wel zal rekening moeten worden gehouden met de algemene zorgplicht uit de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat er niet willens en wetens schade mag worden toegebracht aan beschermde natuurwaarden. Mochten tijdens de uitvoering beschermde soorten worden waargenomen, dienen maatregelen te worden getroffen om schade zoveel mogelijk te voorkomen.

5.6 Verkeer en parkeren

5.6.1 Verkeer

De ontsluitingsstructuur binnen het stedenbouwkundig plan is getoetst door Goudappel Coffeng BV10. Op basis van een verkeersmodelberekening zijn de toekomstige verkeersintensiteiten inzichtelijk gemaakt waarna deze gerelateerd zijn aan de maximaal wenselijke intensiteiten op de wegen met betrekking tot verkeersveiligheid. Geconcludeerd wordt dat met uitzondering van de Baanstraat de wegen in en rondom het plangebied voldoende capaciteit hebben om de intensiteiten te verwerken. Op de Baanstraat is de smalle doorgang bij de zuidelijke in- en uitgang maatgevend voor de maximale intensiteiten. De overige wegen in het plangebied hebben een dusdanige vormgeving dat ze de geprognosticeerde verkeersintensiteiten veilig kunnen verwerken.

Aangezien zowel de autonome situatie als de plansituatie een knelpunt kennen in de Baanstraat, is deze situatie meer in detail verkend om te bepalen of aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn. Uit een analyse van mogelijk te nemen maatregelen volgt dat eenrichtingsverkeer voor het beperken van de intensiteit weinig effect heeft. Voor voetgangers en fietsers (en de omwonenden) zal de situatie worden verbeterd door een (smal) vlak trottoir te maken in de wegversmalling, eventueel aangevuld met een trottoir aan de andere zijde op het bredere stuk. Met deze maatregel in combinatie met een eventuele verdere verkeersremming, is het mogelijk de verkeersveiligheid te verbeteren en kunnen de intensiteiten in de autonome situatie en de plansituatie veilig worden afgewikkeld.

5.6.2 Parkeren

Voor het plan is door Goudappel Coffeng BV een parkeerbalans opgesteld11. In de Parkeernota Edam-Volendam (zie paragraaf 4.4.6) wordt voor de te hanteren parkeernormen verwezen naar de parkeerkencijfers van de CROW. Zoals in paragraaf 4.4.7 is aangegeven wordt in het kader van de Visie Edam Vitaal afgeweken van de gemeentelijke parkeernota, waarbij de minimale parkeerkencijfers binnen de bandbreedte van de CROW als norm worden gehanteerd. De meest recente kencijfers zijn opgenomen in CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. De parkeervraag van de woningbouwontwikkeling is berekend door de omvang van elke functie te vermenigvuldigen met het bijbehorende parkeerkencijfer. Woningen genereren niet op alle momenten van de week een even grote parkeervraag. Bewoners zijn doorgaans 's nachts aanwezig terwijl bezoekers veelal in de avond op bezoek komen. Door toepassing van aanwezigheidspercentages wordt rekening gehouden met dit effect. Tevens kunnen de parkeerplaatsen door verschillende parkeerders gebruikt worden (dubbelgebruik). Ook hiermee wordt met behulp van aanwezigheidspercentages rekening gehouden.

De parkeerbalans ontstaat door de berekende parkeervraag af te zetten tegen het beschikbare parkeeraanbod (het aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd wordt). In onderstaand schema is een tabel met het parkeeraanbod opgenomen. Enkel de nieuw te realiseren parkeerplaatsen zijn als parkeeraanbod van de ontwikkeling beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0010.png"

Tabel 4.1: Parkeeraanbod

Een deel van de woningen krijgt een parkeerplek op de eigen woonkavel (in de achtertuin) conform het stedenbouwkundig plan. Deze parkeerplekken worden enkel door de eigenaar gebruikt. Binnen de parkeerbalans is hiermee rekening gehouden door de aanwezigheidspercentages van deze parkeerplekken op 100% te zetten; dubbelgebruik (door bijvoorbeeld andere bezoekers) is onwaarschijnlijk. Het restant van het parkeerkencijfer van deze woningen die een eigen parkeerplek hebben dient in het overige parkeeraanbod gefaciliteerd te worden.

Uit het onderzoek volgt dat de parkeervraag in totaal op het maatgevende moment (zaterdagavond) 90 parkeerplaatsen bedraagt. In totaal worden per saldo 94 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de woningbouwontwikkeling. De parkeerbalans is hiermee sluitend. De nieuw te realiseren parkeerplaatsen in het openbare gebied zullen worden voorzien van parkeerregulering (blauwe zone). Op deze manier wordt voorkomen dat werkers vanuit het centrum van Edam hier gaan parkeren. Bewoners in het plan (met uitzondering van de starters) krijgen een ontheffing voor het gebruik van deze parkeerplaatsen.

In de planregels van dit bestemmingsplan is geborgd dat voldaan moet worden aan de minimale parkeerkencijfers binnen de bandbreedte van de CROW voor matig stedelijke gebieden. Hierbij wordt de CROW-publicatie 381: 'Toekomstbestendig parkeren – Parkeerkencijfers 2018' gehanteerd of dienst opvolger.

5.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde wegen op de nieuwe woningen (geluidgevoelige bestemmingen) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Het plangebied en omgeving bestaat uitsluitend uit 30km/h wegen die niet gezoneerd zijn. Uit jurisprudentie volgt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting op de nieuwe woningen wel inzichtelijk moet worden gemaakt om aan te kunnen tonen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Door middel van akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op het woningbouwplan inzichtelijk gemaakt.

Betekenis voor het project

Uit het akoestisch onderzoek12 volgt dat er geen sprake is van een ontoelaatbare situatie voor wat betreft wegverkeerslawaai in het plangebied. Vanwege de korte afstand tot de wegas is de geluidsbelasting vanwege 't Marken wel iets hoger dan de gebruikelijke grenswaarde voor wegverkeerslawaai, indien wordt gekozen voor een elementenverharding in keperverband. Wettelijk gezien gelden er echter geen grenswaarden.

5.8 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het ministerie VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie NOx, SO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

Betekenis voor het project

De ontwikkeling van het Korsnästerrein bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat onderzoek naar luchtkwaliteit voor de ontwikkeling die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt niet nodig is en dat de ontwikkeling niet bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide in 2012, 2015 en 2020 langs wegen in de nabijheid van het plangebied onder de 35 µg/m³ liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.

5.9 Externe veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Betekenis voor het project

De Risicokaart geeft aan dat er geen bedrijven met risicocontouren en buisleidingen aanwezig zijn in de omgeving van het plangebied. De risicovolle inrichtingen op het industrieterrein Oosthuizerweg bevinden zich op meer dan 700 meter van het plangebied.

Er zijn met betrekking tot externe veiligheid geen knelpunten voor het woningbouwplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.BPBaandervesting-vg01_0011.png"

Figuur 5.1: Uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

5.10 Kabels en leidingen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt aandacht te worden geschonken aan planologisch relevante kabels en leidingen.

Betekenis voor het project

Binnen het plangebied ligt één gasleiding, die eindigt bij het nutsgebouw op het Baanplein. De gasleiding is planologisch niet relevant, aangezien het geen hogedrukgasleiding betreft. Er liggen daarnaast geen hoogspanningslijnen of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied. Ongeveer 170 m ten zuiden van het plangebied ligt een straalpad. Aan weerszijde van dit straalpad geldt een zone van 100 m, waarbinnen een hoogtebeperking van circa 40 m geldt. Aangezien het plangebied buiten deze zone ligt, treden er geen knelpunten op tussen de realisatie van het plan en het straalpad. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

5.11 Bedrijven en milieuzonering

In ruimtelijke plannen moet een goede ruimtelijke ordening gewaarborgd worden. Dit uit zich onder andere in functiescheiding tussen hindergevoelige en hinderveroorzakende functies. In het plangebied of de omgeving zijn geen bedrijven aanwezig die hinder kunnen veroorzaken op de woningen die in het plangebied zijn voorzien. Daarnaast geldt dat bestaande bedrijven niet in de bedrijfsvoering beperkt worden als gevolg van de ontwikkeling.

Betekenis voor het project

Het plangebied maakt onderdeel uit van het centrum van Edam. Binnen het plangebied is aan 't Marken 9a een bedrijf aanwezig dat fietsen verhuurt. In de omgeving van het plangebied is detailhandel, lichte horeca en een aantal hotels aanwezig. De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' hanteert richtafstanden tussen categorieën bedrijven en woningen. In deze brochure vallen deze activiteiten in categorie 1. Binnen een centrumomgeving worden activiteiten uit categorie 1 van de VNG-publicatie in de directe omgeving van woningen toelaatbaar geacht. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder en omliggende functies staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.12 Duurzaamheid

Lokale overheden hebben een belangrijke rol bij energiebesparing, duurzame energieopwekking en terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. In het Programmaplan 2018-2022 heeft de gemeenteraad aangegeven duurzaamheid als prioriteit te beschouwen, waarbij het Klimaatakkoord van Parijs een belangrijke inspiratiebron vormt. De Duurzaamheidsagenda 2018-2022 geeft een nadere uitwerking aan het Omgevingsbeleidsplan (paragraaf 4.4.5).

Betekenis voor het project

Wie tegenwoordig een woning bouwt, doet dit al bijna energieneutraal (EPC 0,4) en bij voorkeur met duurzame materialen. De regels hiervoor zijn de afgelopen jaren aangescherpt en vragen nu om nieuwe bouwconcepten. In 2020 moet worden voldaan aan de dan geldende BENG-eisen (bijna energieneutraal). Het is de ambitie om in de nieuwe wijk, mogelijkheden te scheppen voor een blijvend duurzame wijk. Duurzaamheid zal op verschillende aspecten ruimschoots aandacht krijgen.

5.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen.

Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 5.5 blijkt dat de ontwikkeling naar verwachting geen invloed heeft op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De voorgenomen ontwikkeling is ook niet direct m.e.r. beoordelingsplichtig op basis van het onderdeel 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Echter, omdat de voorgenomen ontwikkeling wel valt onder de noemer van een 'stedelijk ontwikkelingsproject', is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is in feite een beknopte opsomming van de beoordeling van de ontwikkeling op verschillende milieuaspecten. In onderstaande tabel is hier invulling aan gegeven.

Projectnaam   Baandervesting, Edam  
Kenmerken van de projecten    
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst)   D 11.2 Mogelijkheid tot stedelijk ontwikkelingsproject (drempelwaarde: >100 ha of > 2000 woningen of bedrijfsvloeroppervlakte > 200.000 m2)
Betreft een ontwikkeling van in totaal maximaal 81 nieuwbouwwoningen en een kleinschalige horecagelegenheid.  
Cumulatie met andere projecten   Geen  
Gebruik natuurlijke hulpbronnen   Voor de bouw van de woningen en voorzieningen worden reguliere natuurlijke hulpbronnen gebruikt als bouwmateriaal (beton, hout, grond).  
Productie afvalstoffen   Enkel relevant tijdens de bouw  
Verontreiniging en hinder   Aanleg: enkel tijdens de bouw. Toename van geluid, verkeer en luchtkwaliteit leidt niet tot relevante milieu-effecten.  
Risico voor ongevallen   Nee  
Plaats van de projecten    
Bestaande grondgebruik   Braakliggend (voormalig bedrijventerrein)  
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied   Geen  
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang.   Geen significant negatieve effecten op Natura 2000 gebied of andere gevoelige gebieden.
 
Kenmerken van het potentiële effect    
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking)   Lokaal  
Grensoverschrijdend karakter   Nee  
Orde van grootte en complexiteit effect   Nee  
Waarschijnlijkheid effect   Geen  
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect   Geen  
CONCLUSIE   De bestemmingswijziging leidt niet tot relevante milieueffecten. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordelinq is niet noodzakelijk.  

5.14 Conclusie milieu- en omgevingsfactoren

Uit bovenstaande paragrafen kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor de woningbouwontwikkeling in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

6.2 Planopzet en systematiek

Het voorliggende bestemmingsplan bevat gedetailleerde bestemmingen waarbinnen nog enige flexibiliteit mogelijk is om te kunnen schuiven met woningtypes. Er is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingen in verband met de ligging in een beschermd stadsgezicht. Er wordt op deze wijze voldoende rechtszekerheid geboden voor een zorgvuldige inpassing en voor de omgeving. Doordat voor de goot- en nokhoogtes enige speling is aangehouden ten opzichte van het stedenbouwkundig plan, kan worden ingespeeld op de actuele woningbehoefte.

6.3 Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen van de gronden aan. Deze bestemmingen corresponderen met de artikelen in de regels, zoals beschreven in paragraaf 6.4. Op de verbeelding staan de symbolen en maatvoeringen waarbij in de planregels is opgenomen wat de mogelijkheden en beperkingen zijn.

6.4 Planregels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels en hier komen de onderstaande artikelen in voor.

  • Artikel 1: Begrippen

Dit artikel geeft de betekenis aan een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot.

  • Artikel 2: Wijze van meten

Het tweede artikel geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Artikel 3: Bedrijf

Voor het fietsenverhuurbedrijf aan 't Marken 9a is een bestemming Bedrijf opgenomen. De bouw- en gebruiksmogelijkheden van het perceel zijn gelijk aan de bedrijfsbestemming die op grond van het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Edam geldt. Aanvullend is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar de bestemming Gemengd waarbij in aanvulling op de fietsenverhuur maximaal twee woningen zijn toegestaan.

  • Artikel 4: Gemengd

In het geplande appartementengebouw op de hoek Baanplein – 't Marken is naast woningen in de plint van het gebouw (de begane grond) ook een kleinschalige voorziening toegestaan. Dit kan een commerciële of maatschappelijke voorziening zijn. Indien sprake is van een horecavoorziening mag dit maximaal een voorziening zijn uit categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 1 van de regels). Gelet op de verschillende functies die worden toestaan is voor deze gronden de bestemming Gemengd opgenomen. Het aantal toegestane woningen bedraagt in combinatie met de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen – Woongebouw maximaal 81. De maximale bouwhoogte van het gebouw is binnen deze bestemming 14 meter. Aan de zuidzijde is de maximale bouw- en goothoogte beperkt tot maximaal 11,5 meter respectievelijk 8 meter om zo een goede overgang te bieden naar de aangrenzende bebouwing. De maximale bouw- en goothoogtes zijn met maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding opgenomen.

  • Artikel 5: Groen

De groenvoorzieningen binnen het nieuwe profiel van de vestingsgordel aan de Baandervesting zijn opgenomen in de bestemming Groen. Dit geldt ook voor het groen langs 't Marken. Deze

gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en behoud van cultuurhistorische waarden, zoals de vestingswerken. Om ongewenste veranderingen in de historisch-stedenbouwkundige structuur van Edam te voorkomen is een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen voor onder meer het aanleggen van verhardingen, het vergraven van watergangen en het kappen van bomen.

  • Artikel 6: Verkeer - Verblijfsgebied

Het Baanplein en de straten 't Marken, Baandervesting en Korte Baansteeg zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Naast verkeers- en verblijfsgerelateerde functies en voorzieningen zijn deze gronden bestemd voor behoud van cultuurhistorische waarden en instandhouding van de vestingwerken. Met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming is bouwen niet toegestaan.

  • Artikel 7: Wonen

Voor de woning aan 't Marken 9 is de bestemming Wonen opgenomen. De bouw- en gebruiksmogelijkheden van het perceel zijn gelijk aan de woonbestemming die op grond van het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Edam geldt. Aanvullend is een afwijkingsbepaling opgenomen waarmee de grootte en de positie van het bouwvlak kan worden gewijzigd. Daarnaast kan op basis van een omgevingsvergunning een maximale bouw- en goothoogte worden toegestaan van respectievelijk 11,5 meter en 7,5 meter.

  • Artikel 8: Wonen - 1

Het grootste deel van het plangebied is bestemd als Wonen - 1. Binnen de bestemming Wonen - 1 zijn grondgebonden woningen toegestaan. Het uitoefenen van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouwen toegestaan, mits de woonfunctie blijft prevaleren en er geen hinder optreedt naar de woonomgeving. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 20 m² van het totale vloeroppervlak worden benut ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen. Eventueel kan ten behoeve van specifieke situaties worden afgeweken van de planregels voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 35 m². Aan-huis-verbonden bedrijven zijn onder voorwaarden uitsluitend mogelijk via de afwijkingsregels, tot een maximale oppervlakte van 20 m². Naast de mogelijkheid tot het vestigen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf voorziet de planregeling ook met inachtneming van de hierbij geldende voorwaarden in een mogelijkheid tot het uitoefenen van bed & breakfast in het hoofdgebouw.

Binnen het bestemmingsvlak moeten de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het aantal toegestane woningen bedraagt in combinatie met de bestemming Gemengd en Wonen – Woongebouw maximaal 81. De maximale goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. Hoofdzakelijk bedraagt de maximale goothoogte 7,5 meter en de maximale bouwhoogte 11,5 meter. Op twee 'hoeklocaties' is de maximale goot- en bouwhoogte beperkt tot 4,5 meter respectievelijk 9 meter in verband met een goede overgang naar naastgelegen percelen.

  • Artikel 9: Wonen – Woongebouw

De gronden waar het appartementengebouw op de hoek 't Marken – Korte Baansteeg is voorzien en waar het oostelijk deel van het appartementengebouw aan 't Marken is voorzien zijn als Wonen – Woongebouw bestemd. Binnen deze bestemming zijn gestapelde woningen toegestaan. Voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden dezelfde regels als binnen de bestemming Wonen.

Binnen het bestemmingsvlak moeten de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het aantal toegestane woningen bedraagt in combinatie met de bestemming Gemengd en Wonen - 1 maximaal 81. De maximale goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. Voor het appartementengebouw aan de oostzijde van het plan bedraagt de maximale bouwhoogte 10 meter. Voor het appartementengebouw aan de westzijde bedraagt de maximale bouwhoogte 14 meter met uitzondering van het deel naast het gebouw van de fietsenverhuur. Hier bedraagt de maximale goothoogte 8 meter en de maximale bouwhoogte 11,5 meter.

  • Artikel 10: Waarde – Archeologie 2 (dubbelbestemming)

Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' opgenomen over het gehele plangebied. Er geldt een archeologieregime van de tweede categorie. Bij grondroerende werkzaamheden in plannen met een oppervlakte van 50 m² of groter, die dieper reiken dan 40 cm, dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Het uit te voeren archeologisch vervolgonderzoek is met deze bestemming geborgd.

  • Artikel 11: Waarde – Beschermd Stadsgezicht (dubbelbestemming)

De historische kern van Edam is op 23 augustus 1977 aangewezen als van rijkswege beschermd stadsgezicht. De juridisch-planologische bescherming van het beschermd Stadsgezicht vindt plaats langs twee wegen. In de eerste plaats zijn gedetailleerde bestemmingen opgenomen. In de tweede plaats is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' opgenomen. Centraal staat de regel dat slechts mag worden gebouwd met inachtneming van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden. Deze waarden zijn beschreven in het als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen aanwijzingsbesluit van 23 augustus 1977.

Tenslotte kent de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden zijn alleen toegestaan als ze geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden die in deze toelichting zijn beschreven. Hieronder vallen bijvoorbeeld het (nieuw) aanbrengen van straatwerk of het herbestraten van de openbare ruimte, het herinrichten of wijzigen van de oevers en het aanbrengen of wijzigen van niveauverschillen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.

  • Artikel 12: Anti-dubbeltelregel

Op grond van de antidubbeltelregel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft (artikel 3.2.4 Bro). Deze bepaling voorkomt dat er meer kan worden gebouwd dan er wenselijk is indien een kavel wordt gesplitst en op grond daarvan een nieuw bouwperceel ontstaat. Elk bouwperceel heeft immers in principe recht op een bepaalde hoeveelheid bebouwing

  • Artikel 13: Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is bepaald dat plaatselijke verhogingen of overschrijdingen in bepaalde gevallen en onder voorwaarden mogelijk zijn. Tevens zijn regels opgenomen over ondergronds bouwen, dakkapellen en zonnecollectoren.

  • Artikel 14: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is opgenomen welk gebruik in ieder geval in strijd is met het onderhavige bestemmingsplan. Tevens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen op basis waarvan moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

  • Artikel 15: Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is bepaald dat de gronden met de aanduiding 'overige zone - rijksmonument vestingwal' mede zijn bestemd voor een rijksmonument in de vorm van een vestingwal. Ter plaatse van de gronden met deze aanduiding is parkeren van auto's niet toegestaan. Tevens is in de algemene aanduidingsregels bepaald dat ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – kwetsbaar object' geen kwetsbare objecten (zoals woningen) mogen worden opgericht.

  • Artikel 16: Algemene afwijkingsregels

In de algemene afwijkingsregels zijn diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen, onder meer ten aanzien van collectoren voor warmteopwekking, dakkapellen en het samenvoegen van woningen.

  • Artikel 17: Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Hieronder worden de verschillende artikelen toegelicht.

  • Artikel 18: Overgangsregels

Het overgangsrecht is tweeledig en heeft betrekking op bouwwerken en gebruik.

  • Artikel 19: Slotregel

Dit artikel geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.5 Handhaafbaarheid

Met handhaving wil de gemeente bereiken dat:

  • het bestemmingsplan wordt nageleefd;
  • overtredingen snel worden gesignaleerd;
  • tegen overtredingen van bestemmingsplanregels met succes kan worden opgetreden.

Een belangrijke voorwaarde voor adequaat handhavingsbeleid is dat de bedoeling van de regelgeving duidelijk uit het bestemmingsplan blijkt. Dit vraagt om heldere, leesbare en eenduidig te interpreteren planregels. Ook moet het plan actueel zijn en gebaseerd op een goed gedocumenteerde uitgangssituatie. Alleen dan kunnen eventuele strijdige bebouwings- en gebruiksvormen worden geconstateerd en effectief worden bestreden. Naast de eisen die handhaving stelt aan de juridische opzet van het bestemmingsplan, zullen maatregelen van financiële, organisatorische en communicatieve aard ertoe bijdragen dat handhaving van regelgeving een wezenlijke uitvoeringstaak van de gemeente is.

Hoofdstuk 7 Financiële uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 8 toegelicht.

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij de bouw van één of meerdere woningen als bouwplan wordt gedefinieerd. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is.

Voor het plan is een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. De kosten voor de gemeente zijn op deze manier anderszins verzekerd. Een exploitatieplan is niet nodig. De gemeente acht de ontwikkelende partij in staat de te maken kosten te dragen. De kosten worden terugverdiend in de vorm van verkoop van woningen. Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak en overleg

Het concept ontwerp bestemmingsplan is, ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voorgelegd bij verschillende instanties die zorg dragen voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. De in het kader van de watertoets ontvangen reactie van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is in paragraaf 5.2 van deze toelichting verwerkt.

Ten behoeve van een zorgvuldige planvorming is een klankbordgroep ingesteld met vertegenwoordigers van omwonenden en andere belanghebbenden. De klankbordgroep is in de loop der tijd op de hoogte gehouden van de planvorming en om reactie gevraagd. De laatste informatiebijeenkomsten hebben plaatsgevonden op 9 maart 2017 en 21 februari 2018. Op 15 mei 2019 en 22 januari 2020 is een inloopbijeenkomst georganiseerd voor de klankbordgroep, omwonenden en andere belanghebbenden.

8.2 Ambtelijke wijziging van ontwerp naar vastgesteld

In de fase van ontwerp naar vaststelling is één ambtelijke wijziging doorgevoerd. Dit betreft een aanpassing van artikel 2.8 van de regels met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen. Voor deze bouwdelen was in het ontwerpbestemmingsplan bepaald dat de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter mag bedragen. Dit is aangepast waarbij is bepaald dat deze overschrijding voor gevelversieringen niet meer dan 0,75 meter mag bedragen en voor balkons en erkers niet meer dan 1,5 meter mag bedragen. Met deze aanpassing kunnen de maximale bouwhoogtes en grenzen van de bestemmings- en bouwvlakken uit het ontwerpbestemmingsplan gehandhaafd blijven en kan de gewenste ruimtelijke en functionele kwaliteit uit het stedenbouwkundig plan worden gerealiseerd.

8.3 Zienswijzen en beroep

Het ontwerpbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening'Baandervesting, Edam' heeft van 6 januari 2020 gedurende 6zes weken ter inzage gelegd, waarbij doorvoor een ieder ter inzage gelegen. Hiervan is kennisgeving gedaan in de Staatscourant van 23 december 2020 en op de website van de gemeente Edam-Volendam.

Het ontwerpbesluit met de relevante stukken heeft ter inzage gelegen op het gemeentehuis van de gemeente Edam-Volendam en is op de gemeentelijke website gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan is tevens op www.ruimtelijkeplannen.nl elektronisch beschikbaar gesteld. Gedurende de terinzagetermijn is een ieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk of mondeling) zienswijzen bij de gemeenteraad kunnen worden ingediend.over het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen. Binnen deze termijn zijn drie zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn ontvankelijk. In de 'Nota van beantwoording zienswijzen' is per zienswijze aangegeven of deze aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan. De zienswijzen hebben geleid tot twee aanpassingen in het bestemmingsplan:

  • d. Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – kwetsbaar object' opgenomen met een diameter van 6 meter rondom het gasdrukmeet- en regelstation op het Baanplein. In de algemene aanduidingsregels (artikel 15) is een bepaling toegevoegd waarbij is aangegeven dat binnen deze aanduiding geen kwetsbare objecten (zoals woningen) mogen worden opgericht;
  • e. In de algemene aanduidingsregels (artikel 15) is een bepaling toegevoegd waarin is geregeld dat parkeren van auto's ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone – rijksmonument vestingwal' niet is toegestaan.

Na een beroepstermijn van zes weken na publicatie van het vastgestelde plan treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.

Omdat het bestemmingsplan de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk maakt, is de Crisis- en Herstelwet van toepassing.