direct naar inhoud van Regels
Plan: Kruidenhof 26 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPkruidenhof-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Kruidenhof 26 e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0384.BPkruidenhof-VG01 van de gemeente Diemen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep of bedrijf

beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit die door de bewoner(s) wordt uitgeoefend en die door zijn aard, omvang en intensiteit ondergeschikt is aan en passend is bij de woonfunctie;

1.6 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van een ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bestaand
  • a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en kap;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 dakopbouw / gevelopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door wijziging van het dak, al dan niet gepaard gaand met het verhogen van de nok- of goothoogte, waardoor het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden. Onder dienstverlening wordt ook begrepen schoenmakers, kappers, fietsenmakers en vergelijkbare bedrijven;

1.23 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.24 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.27 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, al dan niet met baliefunctie;

1.29 kap of kapverdieping

een ruimte in een gebouw, die door overwegend schuine dakvlakken wordt begrensd;

1.30 kelder

een ondergronds (gedeelte van een) gebouw;

1.31 peil

    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    • 3. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
    • 4. in alle andere gevallen de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.32 prostitutie

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.33 raamprostitutie

het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.34 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, sekssauna, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 straatmeubilair

bouwwerken van beperkte omvang en met een openbare functie, zoals lantaarnpalen, abri's, telefooncellen, zitbanken, rijwielstandaards, speelwerktuigen, gedenktekens, informatiezuilen (inclusief de aan deze bouwwerken bevestigde reclameobjecten);

1.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, trappenhuizen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen,

met dien verstande dat de bouwhoogte van een signing als volgt wordt gemeten:

vanaf het dak verticaal tot aan het hoogste punt van de signing;

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, trappenhuizen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Be stemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de begane grond uitsluitend woningen zijn toegestaan;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. horeca binnen categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1, uitsluitend op de begane grond waarbij het maximaal brutovloeroppervlak niet meer dan 375 m2 mag bedragen;
  • e. een laad- en losplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', tevens voor een onderdoorgang;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met daarbij behorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. het gezamenlijk oppervlak van kelders mag ten hoogste 100% van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. kelders zijn toegestaan onder het gehele bestemmingsvlak tot een verticale diepte van diepte van 5 meter.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal bedragen wat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 8 meter voor palen en masten;
    • 2. maximaal 2 meter voor terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - signing' is een signing toegestaan met een maximum bouwhoogte van 4 meter;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' is een luifel toegestaan met een maximum bouwhoogte van 4,5 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf gelden de volgende regels:
    • 1. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte bedraagt ten hoogst 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw tot ten hoogste 50 m2;
    • 2. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    • 3. horeca is niet toegestaan, uitgezonderd een bed & breakfast tot maximaal 4 bedden;
    • 4. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel in schriftelijke opdracht, zonder levering ter plaatse en ondergeschikte, niet zelfstandige detailhandel;
    • 5. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
    • 6. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning waarbij ten hoogste 1 fte in dienstverband extra is toegestaan.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergeschikte voorzieningen' zijn op de tweede bouwlaag uitsluitend ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van detailhandel toegestaan, zoals een kantine, magazijnruimte en/of kantoor.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  • d. langzaam - verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. bruggen en viaducten;
  • l. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit zoals geluid- en luchtkwaliteitschermen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zoals fietsenstallingen, wachtershuisjes, gemaalgebouwtjes en trafohuisjes zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter;
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 20 m2 bedragen, behoudens bestaande gebouwen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 8 meter.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluitvlak(ken), primair bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden voor zover de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een inventariserend veldonderzoek heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij:

  • a. de aanvraag leidt tot grondroerende werkzaamheden tot ten hoogste 500 m2 en het bouwwerk niet dieper dan 0,5 meter onder peil wordt geplaatst;
  • b. uit aanvullend bureau-onderzoek blijkt dat er een lage archeologische verwachting is en er geen nader archeologisch onderzoek nodig is.
5.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen

Indien uit een inventariserend veldonderzoek blijkt dat archeologische waarden vanwege voorgenomen bouwactiviteiten zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen, met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien een inventariserend veldonderzoek daartoe aanleiding geeft.

5.3.2 Toepassen

De bevoegdheid onder lid 5.3.1 wordt toegepast met het oog op de bescherming van archeologische waarden en deze in situ te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren over een oppervlakte van meer dan 500 m2, en op een diepte van 0,5 meter of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en grondbewerkingen, waartoe worden gerekend egaliseren, roeren, omwoelen van gronden, aanleggen en verbreden van water, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem en het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • b. het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning.
5.4.3 Voorwaarden

De in lid 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts en alleen verleend indien:

  • a. de archeologische belangen of de mogelijkheden van archeologisch onderzoek niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik
7.1.1 Algemeen

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden, bouwwerken en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. voor het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
  • d. voor ligplaatsen voor woonschepen;
  • e. voor speelautomatenhallen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in Hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan, voor:

  • a. overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • b. het oprichten van bouwwerken voor infrastructurele en openbare voorzieningen met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6 meter en de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m2 bedraagt;
  • c. het overschrijden van de bouw- en goothoogten van gebouwen met ten hoogste 10%;
  • d. het overschrijden van de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met ten hoogste 20%;
  • e. het overschrijden van de verticale bouwdiepten voor ondergrondse bouwwerken met ten hoogste 5 meter;
  • f. het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor balkons, galerijen, luifels, entreepartijen, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, van gebouwen met niet meer dan 3 meter;
  • g. het oprichten van voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;
  • h. het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met maximaal 1,5 meter ten behoeve van een overbouwing, mits op een hoogte boven de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de vaststelling van dit plan.

9.2 Parkeren
9.2.1 Parkeernormen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de maximum parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

9.2.2 Afwijken van de parkeernormen

Er mag middels een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 mits er kan worden aangetoond dat een lagere parkeernorm voor voldoende parkeergelegenheid zorgt en/of de benodigde parkeerruimte op andere wijze wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kruidenhof 26 e.o.'.