direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: De Engh-Roodborstlaan 30
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0381.BP2010B001005-va01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. per bestemmingsvlak is ten hoogste het aantal met de aanduiding 'maximumaantal wooneenheden' aangegeven woningen toegestaan;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' mogen hoofdgebouwen uitsluitend vrijstaand of twee-aan-een worden gebouwd;
  • e. de afstand van vrijstaande en twee-aan-eengebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneengebouwde zijde tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  • f. het grondoppervlak van een hoofdgebouw, exclusief aan- en uitbouwen, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. indien de hoofdgebouwen vrijstaand worden gebouwd 150 m²;
    • 2. indien de hoofdgebouwen twee-aaneen worden gebouwd 90 m²;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van hoofdgebouwen gericht te zijn naar de aangegeven gevellijn en gebouwd te worden in de bestemmingsgrens;
  • h. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – diepte hoofdgebouw' de diepte van het hoofdgebouw ten hoogste 8 m bedraagt;
  • i. indien hoofdgebouwen niet zijn voorzien van een platte afdekking dient de dakhelling minimaal 35º en maximaal 65º te bedragen.

5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5 m met dien verstande dat de goothoogte van de aan- of uitbouw niet meer mag bedragen dan de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij- en/of achtererf bedragen, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- of achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • e. in afwijking van het gestelde in sub d, mag het oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 75 m² bedragen, indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf ten minste 250 m² bedraagt;
  • f. de diepte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • g. de breedte van een aan- en uitbouw, gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • h. indien bijgebouwen niet zijn voorzien van een platte afdekking dient de dakhelling minimaal 35º en maximaal 65º te bedragen.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het zijerf op een afstand van 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel en 0,6 m van de weg of openbaar groen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het achtererf bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders op het perceel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

5.3 Specifieke gebruiksregel

Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen, wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met dien verstande dat het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet is toegestaan;
  • b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het beroep of de activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Dakopbouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder b, voor overschrijdingen van de maximale toegestane goothoogte aan de achtergevel van het hoofdgebouw ten behoeve van een dakopbouw met dien verstande dat:

  • a. de horizontale afstand tot de bestaande achtergevel minimaal 1 m dient te bedragen;
  • b. de verticale afstand, gemeten tussen de goot- of boeibord van de dakopbouw en de voet van de dakopbouw, maximaal 1,4 m mag bedragen;
  • c. de dakhelling van de dakopbouw hetzelfde dient te zijn als de dakhelling van het bestaande dak.