Artikel 33 Algemene afwijkingsregels
33.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan van de in het plan genoemde bepalingen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen:
-
a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten mits deze niet groter zijn dan 50 m³ en de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
-
b. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van de telecommunicatie of het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de zendinstallatie:
-
1. een masthoogte heeft die boven het maaiveld niet meer bedraagt dan 40 meter;
-
2. in de vorm van een open constructie wordt gerealiseerd;
-
3. door meerdere operators wordt medegebruikt;
-
4. de daarbij behorende apparatuurkasten ingepast worden in het landschap;
-
5. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
c. voor de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, voor zover deze afwijking niet meer dan 10% bedraagt en met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op het bebouwd grondoppervlak, het bruto vloeroppervlak, de bebouwingspercentages en de aantallen zoals aangegeven op de verbeelding;
-
d. voor de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder c.
-
e. voor het aanpassen van het beloop of het profiel van wegen indien de verkeersveiligheid en/of parkeerdruk daartoe aanleiding geeft en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter wordt overschreden.
33.2 Afwijking overschrijding bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 1.5 meter, indien het betreft:
-
a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
-
b. toegangen van bouwwerken;
-
c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
e. balkons en galerijen;
-
f. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
-
g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
-
h. kelderingangen en kelderkoekoeken.
33.3 Eerdere afwijkingen
Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking wordt rekening gehouden met eerder verleende afwijkingen op basis van dit artikel, om te beoordelen of maximale afwijkingsmogelijkheden al dan niet worden overschreden.
33.4 Voorwaarden aan het verlenen van afwijking
-
a. de in lid 33.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. de in lid 33.1 onder c en d genoemde afwijkingen mogen voorts slechts worden verleend indien zulks in het belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan welvoor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, en hierdoor:
-
1. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
-
2. de structurele opzet van het plan hierdoor niet aanmerkelijk zal worden aangetast;
-
3. het karakter van de bebouwing niet aanmerkelijk wordt aangetast;
-
4. de cultuurhistorische, de natuur- en /of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.