12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen;
-
c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
-
d. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
-
e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;;
-
f. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
-
g. het aan- en verplanten van bomen en ander opgaand houtgewas, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
-
h. het bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond;
-
i. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
-
j. het aanleggen van inrichtingen ten behoeve van aan de bestemming ondergeschikte recreatieve voorzieningen.
12.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 12.4.1 is niet van toepassing op andere werken die:
-
a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.4.3 Toelaarbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
12.4.4 Advies
Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 12.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.