direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Overveen 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0377.OV2012-vg02

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. kinderopvang;
  • c. verpleeg en verzorginghuizen;
  • d. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • e. een sportveld met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';


met daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. tuinen, terreinen en erven;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte" is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
10.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 40% van de bestemming 'Maatschappelijk' buiten het bouwvlak, tot maximaal 40 m2;
  • b. de gronden die zijn gelegen voor (het verlengde van) de voorgevel niet mogen worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van de aan- en uitbouwen mag niet meer mag bedragen dan 3 m of de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van de aan- en uitbouwen mag maximaal 3 hoger zijn dan de goothoogte van de aan- of uitbouw;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen.
  • d. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 16 meter bedragen;
  • e. de hoogte van ballenvangers en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;