Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Blaricummermeent Werkdorp, actualisatie F en G
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0376.BPmeentFenG-Va02

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Met het vaststellen van het Masterplan Blaricummermeent in december 2005 is de gemeente Blaricum voortvarend met de ontwikkeling van de Blaricummermeent als nieuwe woonwijk voor Blaricum aan de slag gegaan. De Blaricummermeent is onderverdeeld drie zones:
  1. De Stichtsewegzone: de zone tussen de wijk Bijvanck en de rijksweg A27. Deze zone is inmiddels in het kader van de plannen voor de Blaricummermeent opgewaardeerd tot een groene verkeersas die fungeert als gebiedsontsluitingsweg voor autoverkeer uit de wijken Bijvanck en de Blaricummermeent;
  2. De Blaricummermeent: het woonwerkdorp van circa 900 woon- en/of werkwoningen en een bedrijvenpark;
  3. Voorland Stichtsebrug: het bestaande recreatiegebied aan het Gooimeer dat wordt opgewaardeerd en uitgebreid.
Voor de plandelen 1 en 2 is op 16 mei 2007 het bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp’ vastgesteld. Op 28 februari 2017 is het actualisatiebestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp 2016’ vastgesteld. In het kader van dit bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de actuele behoefte aan een bedrijvenpark. Uit dit onderzoek bleek dat de marktbehoefte lager uitviel dan dat aan gronden voor het bedrijvenpark gereserveerd was. Voor een deel van het bedrijvenpark is daarom naar een alternatieve invulling gezocht. Deze invulling was op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp 2016’ nog niet bekend. Om deze reden is besloten het gehele bedrijvenpark, met uitzondering van de wegen- en groenstructuur, niet mee te nemen in het bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp 2016’.
 
Inmiddels is er wel duidelijkheid over de invulling van het bedrijvenpark. In november 2016 is door de gemeenteraad van de gemeente Blaricum op hoofdlijnen richting gegeven aan de programmatische uitgangspunten voor dit deel van De Blaricummermeent (deelgebieden F en G). Deze nieuwe richting is vervolgens regionaal en met de provincie Noord-Holland afgestemd. Zowel de regio als de provincie kon instemmen met het nieuwe programma voor de Blaricummermeent. Daarmee kan nu ook, met in acht name van deze bijgestelde koers, een actueel bestemmingsplan opgesteld worden. Het op te stellen bestemmingsplan kent daarmee een dubbel karakter. Enerzijds wordt het bestaande bedrijvenpark verkleind en voorzien van een passende, conserverende bestemmingsregeling voor de komende planperiode van tien jaar (deelgebied F). Anderzijds voorziet het bestemmingsplan in het ruimtelijke kader van nog circa 170 te bouwen nieuwe woningen (deelgebied G).
 
1.2 Nieuwe programmatische invulling
Het bijgestelde programma, woningen in plaats van een deel van het bedrijvenpark, wordt ingepast in de bestaande stedenbouwkundige opzet van de Blaricummermeent. In het nieuw op te stellen bestemmingsplan wordt de bestaande stedenbouwkundige structuur van de Blariciummermeent behouden. Deze structuur is gebaseerd op de kwaliteiten van Blaricum Dorp en Bijvanck die als inspiratie hebben gediend voor de Blaricummermeent.
 
De Blaricummermeent is  als een dorpsdeel ontworpen dat een groen, organisch, intiem en gevarieerd karakter heeft. Kenmerkend voor de Blaricummermeent is het dorps karakter met een fijnkorrelige stedenbouwkundige structuur. De voorgenomen programmatische wijziging naar wonen wordt ingepast in deze bestaande hoofdstructuur waarbinnen de rivier een markant element van is.
 
Om te toetsen hoe de programmatische verandering past binnen de hoofdstructuur is een eerste opzet gemaakt van de verkaveling. Deze ‘verkavelingstoets’ heeft tot doel gehad om te kijken of woningen inpasbaar zijn en welk programma hierbij past. De invloed van de A27 en de mate waarin het geluid het woonmilieu belast is daarin meegenomen. Op basis van deze toets is voor het oostelijke plandeel wel een aanpassing in de hoofdstructuur voorgesteld. De ‘kanopassage’ wordt in het oostelijke plandeel iets omgelegd. Hiermee wordt het lineair park en de kanopassage een ‘buffer’ tussen wonen en werken en wordt hiermee de afstand van de woningen tot de rijksweg A27 groter. Daarnaast wordt het nieuwe woonprogramma dan ook meer onderdeel van het bestaande programma en vormen deze te samen een eenheid. De onderstaande afbeelding geeft de proefverkaveling weer. De kanopassage en het lineair park zijn op de tweede afbeelding uitgelicht.  
 
Masterplan deelgebied F & G (Bron: Loos van Vliet)
 
  
Aanduiding lineair park en kanopassage (Bron: Loos van Vliet, aangepast door Buro SRO)
 
Bestaande bedrijfslocatie aan de zuidwestzijde
Aan de zuidwestzijde van het plangebied is een bestaande bedrijfslocatie gelegen. Op 28 november 2017 is door de gemeenteraad een motie aangenomen dit plandeel op te nemen in het onderhavige bestemmingsplan met als doel de wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van een benzinestation en weggerelateerde horeca te laten vervallen. Deze mogelijkheid was opgenomen in het bestemmingsplan Blaricum Werkdorp 2016. In lijn met deze motie is de betreffende locatie opnieuw opgenomen in dit bestemmingsplan. De juridische regeling is ook overgenomen met dien verstande dat de wijzigingsbevoegdheid is komen te vervallen. Hiermee is het ook planologisch niet meer mogelijk via een wijzigingsprocedure een benzinestation en/of weggerelateerde horeca mogelijk te maken.
 
Leisure
Belangrijke aanleiding voor de nieuwe invulling van een deel van het bedrijvenpark was het uitblijven van de vraag naar bedrijfsgronden. Door het aantal uit te geven m2 aan bedrijventerrein te beperken en deze gronden functioneel in te zetten voor woningbouw is voor de uitblijvende vraag deels een oplossing gevonden. Voorgaande laat onverlet dat voor de resterende bedrijfsgronden de vraag beperkt is en zich veelal beperkt tot bedrijfsverzamelgebouwen. Om een te monotone invulling van het bedrijvenpark te voorkomen is gekeken naar andere functies die zich naar aard en verschijningsvorm prima kunnen voegen op het bedrijvenpark. Landelijk is er een tendens specifieke leisurefuncties zoals bijvoorbeeld speelhallen ook op een bedrijvenpark te situeren. Het bedrijvenpark in de nabijheid van de woonwijk Blaricummermeent en overige wijken kan voor leisurefuncties een aantrekkelijke locatie zijn. Door het opnemen van een afwijkingsregeling in dit bestemmingsplan worden leisurefuncties mogelijk gemaakt. De afwijkingsbevoegdheid kan middels aanvullend beleid, indien gewenst, nader ingevuld worden. Het toestaan van enkele van deze functies kan bijdragen aan de diversiteit van het bedrijvenpark.
   
1.3 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt ten noorden van de kern Blaricum tussen de wijk Bijvanck en het Gooimeer. Het plangebied volgt aan de noordwestzijde de gemeentegrens met Huizen. Aan de zuidzijde volgt de plangrens de begrenzing van Blaricum Bijvanck. Richting het noordoosten loopt de plangrens evenwijdig aan de rijksweg A27, waar de plangrens vervolgens bestaat uit de grens met het plangebied van de Voorland Stichtse Brug. Het plangebied is onderdeel van het masterplan Blaricummermeent. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de deelgebieden F en G. Deelgebied F wordt bestemd voor bedrijvigheid, deelgebied G wordt bestemd als woongebied. De navolgende afbeeldingen tonen het plangebied als onderdeel van de Blaricummermeent.
Globale begrenzing plangebied
 
Masterplan, deelgebieden F en G betreffen het plangebied
 
Specifieke aanduiding G1, G2 en G3 
Aanvullend op het bovenstaande plangebied maakt ook de locatie Stichtseweg 2 onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
1.4 Vigerende plannen
Uitwerkingsplannen
Op grond van het nu geldende bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp 2016’ zijn voor het bedrijvenpark verschillende uitwerkingsplannen opgesteld. Het betreft de volgende uitwerkingsplannen:
  • Blaricummermeent Werkdorp Uitwerkingsplan 1, Bedrijvenpark;
  • Uitwerkingsplan 2, Bedrijvenpark;
  • Uitwerkingsplan 3 Bedrijvenpark, Blaricummermeent;
  • Uitwerkingsplan 4 Bedrijvenpark, Blaricummermeent.
Deze meer gedetailleerde uitwerkingsplannen dienen te samen met het Masterplan, de gewijzigde stedenbouwkundige verkaveling en het nu geldende bestemmingsplan als vertrekpunt voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan. Kanttekening hierbij is dat de bestemming van een deel van de gronden, die in de uitwerkingsplannen Blaricummermeent Werkdorp Uitwerkingsplan 1, Bedrijvenpark (gedeeltelijk) en Uitwerkingsplan 4 Bedrijvenpark, Blaricummermeent (volledig) een bedrijfsbestemming hebben gekregen, omgezet wordt naar een woonbestemming.
        
Bestemmingsplannen
Naast de uitwerking op het oude bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp’ worden ook het bestemmingsplan ‘Technische herziening Blaricummermeent Werkdorp’ en het onlangs vastgestelde bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp 2016’ deels herzien. Met de voorliggende herziening is het ‘karakter’ van het bedrijvenpark verruimd door een aanpassing van de toegestane bedrijvenlijst. Voorts wordt een deel van het als 'Bedrijf - Uit te werken' gebied opnieuw uitgewerkt. Een aanzienlijk deel van dit als bedrijventerrein bestemde gebied zal de functie wonen krijgen. 
1.5 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid gegeven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het plangebied en in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het masterplan dat is opgesteld voor de Blaricummermeent. In hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan alle relevante milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 volgt een juridische planbeschrijving. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak- en overlegmomenten zijn opgenomen.
2 Beleidskader
Dit hoofdstuk geeft een beeld van de beleidskaders waarbinnen de voorziene ontwikkelingen in het plangebied passen. De beleidskaders zijn op verschillende schaalniveaus beschreven. Aan bod komt het rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
 
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Binnen het hoofdwatersysteem wordt, waar verantwoord, ruimte voor andere functies geboden. Zo is kleinschalige en grootschalige buitendijkse bebouwing in het IJsselmeergebied onder voorwaarden mogelijk.
 
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk enkel nog de 'ladder voor duurzame verstedelijking’ opgenomen. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. In toelichting paragraaf 2.1.3 wordt nader ingegaan op de ladder voor duurzame verstedelijking. De SVIR is verder niet specifiek van toepassing op het plangebied.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.
 
Defensie
Het plangebied valt binnen het radarverstoringsgebied van radarstation ‘AOCS Nieuw Milligen’, zoals op te maken valt uit de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Dit betekent dat nationaal belang 6 ‘Defensie’ van belang is. In artikel 2.6.9 staat dat bij de herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een radarverstoringsgebied voor een radarstation, geen bestemmingen mogen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Uit het Rarro komt naar voren dat de maximale bouwhoogte binnen het betreffende radarverstoringsgebied ter plaatse van het plangebied 118 m bedraagt.
 
Aangezien in het plangebied geen bouwwerken mogelijk gemaakt worden van een dergelijke hoogte, is het artikel verder niet van belang voor dit bestemmingsplan.
 
Natuurnetwerk Nederland 
Het water van het Gooimeer valt binnen het Natuur Netwerk Nederland (NNN), wat betekent dat nationaal belang 10 ‘Ecologische hoofdstructuur’ van belang is. De realisatie van het NNN is weliswaar de verantwoordelijkheid van de provincie (de plicht is doorgelegd), maar dit laat onverlet dat het NNN een essentieel onderdeel is van de maatregelen om aan de internationale biodiversiteitsverplichtingen invulling te geven. Het Rijk is aanspreekbaar op – en daarmee verantwoordelijk voor – het nakomen van deze verplichtingen. Om zeker te stellen dat wordt voldaan aan de internationale verplichtingen op het vlak van biodiversiteit en dat de samenhang van het stelsel wordt verzekerd, is in het Barro dan ook een regeling bij provinciale verordening verplicht gesteld. In artikel 2.10.4 staat dat er geen activiteiten mogelijk gemaakt mogen worden ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij: 
  • er sprake is van een groot openbaar belang,
  • er geen reële alternatieven zijn, en
  • de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
De gronden/wateren welke zijn aangemerkt als NNN liggen buiten het plangebied. Het artikel is verder niet van belang voor dit bestemmingsplan. 
 
IJsselmeergebied
Voor het Gooimeer is eveneens nationaal belang 12 'IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)’ van belang. In artikel 2.12.2 lid 1 is opgenomen dat een bestemmingsplan geen bestemmingen mag bevatten die ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan nieuwe bebouwing of landaanwinning mogelijk maken. In lid 2 staan de uitzonderingen op het eerste lid benoemd. Aangezien de gemeente Blaricum niet specifiek is genoemd in de uitzonderingen kan eventueel gebruik gemaakt worden van de 5 ha voor niet in dit lid genoemde gemeenten ten behoeve van natuurontwikkeling of andere bestemmingen dan natuurontwikkeling, aansluitend op de bestaande bebouwing. In lid 3 is tenslotte opgenomen dat het eerste lid niet van toepassing is op overstroombare natuurontwikkeling en projecten van nationaal belang met betrekking tot windenergie.
 
Aangezien ook dit gebied gelegen is buiten het plangebied is het artikel verder niet van belang voor dit bestemmingsplan.
 
2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
 
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Stedelijke ontwikkeling
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Het plan maakt de bouw van circa  170 woningen en een bedrijventerrein mogelijk en moet daarom aangemerkt worden als een stedelijke ontwikkeling.
 
Behoefte
Zoals in toelichting paragraaf 1.1 beschreven is in het kader van voorliggend bestemmingsplan een onderzoek uitgevoerd naar de actuele behoefte aan een bedrijvenpark. Uit dit onderzoek blijkt dat de marktbehoefte aan bedrijventerrein lager uitvalt dan dat aan gronden voor het bedrijvenpark gereserveerd is. Derhalve is besloten een deel van de als bedrijventerrein bestemde gronden te herbestemmen naar woongebied. 
 
In het kader van de extra woningbouw (circa 170 woningen) is een nieuw onderzoek uitgevoerd naar de behoefte aan woningen (Woningbehoefte Blaricum en regio, ABF Research, 17 mei 2017). Uit dit onderzoek blijkt dat er in de regio voldoende behoefte is aan de beoogde aantal woningen.
 
De woningbehoefte die uit de berekening volgt, neemt in Blaricum in de periode 2017-2027 toe met 850 woningbehoevende huishoudens. De woningvoorraad neemt in die periode toe met 790 woningen. In dat aantal is de extra woningbouw uit onderhavig bestemmingsplan meegenomen. Op regionaal niveau bedraagt de voorraaduitbreiding in dezelfde periode 7.750 woningen en de groei van de woningbehoefte eveneens 7.750 woningbehoevende huishoudens. De beoogde aanvullende woningbouw van circa 170 woningen in de Blaricummermeent voorziet daarmee in een lokale en regionale behoefte aan woningen. Hiermee is de regionale behoefte aan de extra woningbouw in de Blaricummermeent aangetoond.
 
Bestaand stedelijk gebied
Uit de Provinciaal Ruimtelijke Verordening blijkt dat al de gronden in het plangebied tot het bestaand stedelijk gebied behoren. Een verdere motivatie in het kader van de ladder is daarmee niet noodzakelijk.
2.1.4 Beoordeling van Objecten langs auto(snel)wegen
Het beoordelingskader Objecten langs auto(snel)wegen is in oktober 2011 door Rijkswaterstaat vastgesteld.
Volgens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het veilig en doelmatig gebruik van auto(snel)wegen. Afleiding kan een veilig gebruik in de weg staan. Met dit kader
kunnen Rijkswaterstaat (op basis van de Wbr) en andere vergunningverlenende overheden voor objecten langs auto(snel)wegen beoordelen in hoeverre de verkeersveiligheid in het geding is.
In essentie komt het beleid er op neer dat verwijzingen zonder verkeersbelang, zoals reclameborden, niet zijn toegestaan binnen het beheersgebied van de weg met enkele uitzonderingen zoals een bord met een vooraanduiding voor tankstations.
 
Planspecifiek
Om regels te kunnen stellen is in dit bestemmingsplan een regeling van nadere eisen opgesteld op basis waarvan nadere voorwaarden gesteld kunnen worden aan reclameuitingen en bebording in lijn met het beoordelingskader.
2.2 Provinciaal en regionaal beleid
2.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening op 23 mei 2011. Deze structuurvisie is geactualiseerd en vervolgens vastgesteld op 1 september 2015. In de structuurvisie staan drie provinciale belangen centraal:
  • Ruimtelijke kwaliteit
  • Duurzaam ruimtegebruik
  • Klimaatbestendigheid
In het bijbehorende uitvoeringsprogramma staat wat de provincie doet om die ambities te bereiken. 
  
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie Noord-Holland zet zich in voor het behoud van het Noord-Hollandse landschap en het verder ontwikkelen van de diversiteit en kwaliteit van het landschap. Landschappen en rijkdom aan cultuurhistorie zijn de kracht van Noord-Holland. Onderhavig bestemmingsplan en de hierin opgenomen programmatische mutatie naar woningbouw doet geen afbreuk aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit.
 
Duurzaam ruimtegebruik
Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie; het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. Van belang is om milieukwaliteiten zoals externe veiligheid, bodem, geluid en geur en lucht integraal onderdeel te laten zijn van gebiedsontwikkelingen. In aanloop tot de aanstaande planontwikkeling is uitvoerig overleg geweest met de provincie Noord-Holland over het herbestemmen van een deel van de gronden, gereserveerd voor bedrijvigheid, naar woningbouw. De provincie heeft ingestemd met deze herbestemming. Door gereserveerde gronden binnen het bestaand stedelijk gebied te bestemmen voor woningbouw is er sprake van een duurzaam ruimte gebruik. Ten aanzien van de beoogde functies, wonen en bedrijvigheid, in combinatie met het aspect geluid is er wel sprake van een nadrukkelijk aandachtspunt (zie toelichting paragraaf 5.4). De verkaveling en de verankering hiervan wordt binnen onderhavig bestemmingsplan op dusdanige manier uitgewerkt dat hiermee het aantal geluid belaste woningen en bedrijven zoveel als mogelijk beperkt wordt.
 
Uitsnede kaart bestaand bebouwd, globale ligging plangebied is rood
 
Klimaatbestendigheid
Onder klimaatbestendigheid verstaat de provincie; voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie. Onderhavig plan voorziet in het toevoegen van oppervlaktewater en doet geen afbreuk aan schoon drink- en grondwater.
 
2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
Op 21 juni 2010 is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. Na deze vaststelling zijn er verschillende wijzigingen van de verordening vastgesteld. De laatste wijziging is op 12 december 2016 vastgesteld en op 1 maart 2017 in werking getreden.
 
De PRV stelt regels en voorwaarden waaraan de inhoud van onder andere (gemeentelijke) bestemmingsplannen moet voldoen. Er zijn regels voor zowel het bestaand bebouwd gebied als het landelijk gebied, regels voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied en regels voor uitsluitend het landelijk gebied.
 
De verordening is het instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van de gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen, en omgevingsvergunningen, moeten in het geval van een afwijking van het bestemmingsplan, aan deze regels voldoen.
 
Het plangebied, zoals beschreven in toelichting paragraaf 2.2.1, is aan te merken als ‘Bestaand stedelijk gebied’. Met de laatste wijziging van de Verordening heeft de provincie Noord-Holland aansluiting gezocht bij de definities van het Besluit ruimtelijke ordening. In artikel 5a is bepaald dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. In de regio is reeds akkoord gegeven op het voornemen de “oren” waar voorheen een gedeelte van BusinessPark27 was gepland, om te zetten naar woningbouw (Blaricummermeent deelplan G). Ook de provincie Noord-Holland heeft hier mee ingestemd. Daarmee is het plan in overeenstemming met binnen de regio gemaakte afspraken.
 
2.2.3 Vraagraming en vraagverdieping Metropoolregio Amsterdam
Vraagraming en vraagverdieping
Vanuit het Platform Bedrijventerreinen en Kantoren (Plabeka) is geconstateerd dat er nog steeds geen sprake is van evenwicht op de markten voor kantoren en bedrijventerreinen. Daarom is op 4 december 2015 het plan van aanpak voor het opstellen van een geactualiseerde Uitvoeringsstrategie Plabeka vastgesteld. Uit het Plabeka blijkt dat er voor ’t Gooi geen grote opgave ligt voor kantoren en bedrijvenlocaties. Dit beeld bevestigd het eerdere behoefte onderzoek welke ten grondslag heeft gelegen aan de keuze om in de Blaricummermeent niet het volledige bedrijvenpark te realiseren zoals in het verleden voorzien.
2.2.4 Uitvoeringstrategie Plabeka 3.0
Op 14 april 2017 is de Uitvoeringsstrategie Plabeka 3.0 gepubliceerd. Ondanks de hiervoor in de Plabeka-raming berekende uitbreidingsvraag voor Gooi en Vecht, die uitkomt op 0 hectare, is er wel behoefte aan schuifruimte. Volgens de Actualisatie Visie Werklocaties (2017) gaat het daarbij om circa 14 hectare.
 
Functiemenging op werklocaties is een ruimtelijk economische trend die wordt waargenomen. Parallel aan de toename van werkgelegenheid op informele werkmilieus neemt ook het aantal andere functies op formele werklocaties toe. Daar wordt in toenemende mate gezocht naar mogelijkheden voor functiemenging, omdat ook daar behoefte is aan meer ontmoetingsplekken en aan voorzieningen voor tijdens of na werktijd, uiteenlopend van fitnesscentra, horeca, kinderopvang, retail, etcetera. Deze ontwikkelingen leiden gecombineerd met de grote woningopgave tot het verkleuren van monofunctionele werklocaties naar nieuwe vormen van gemengde woonwerkomgevingen. Dergelijke transformaties zijn niet nieuw, maar zijn in vergelijking tot de vorige uitvoeringsstrategie wel veel meer aan de orde. Hier snijdt het mes aan twee kanten: monofunctionele werklocaties krijgen een noodzakelijke vernieuwingsimpuls en er komt extra ruimte voor woningbouw. Vooral bedrijven die weinig milieuhinder veroorzaken lenen zich voor functiemenging. De beoogde ontwikkeling sluit aan bij deze trend, verdere verkleuring van het bedrijventerrein wordt echter middels voorliggend bestemmingsplan voorkomen. Er blijft langs de A27 ruimte voor bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 3.2.
2.2.5 Onderzoeksrapport werklocaties Gooi en Vechtstreek
In opdracht van de regio heeft Stec de bestaande visie op werklocaties uit 2008 herijkt (d.d. 8 september 2017). Specifiek voor BusinessPark27 (BP27, deelgebied F) is in de visie opgemerkt door Stec, in lijn met haar eerdere advies, dat de vraag in de regio Gooi en Vechtstreek circa 14 ha beslaat tot 2030. Specifiek voor BP27 geldt een vraag van maximaal 5,7-9,1 hectare. Voorliggende bestemmingsplan voorziet in deze vraag met 5,6 hectare aan bedrijventerrein.
 
Verder wordt geconcludeerd dat het bedrijvenpark slechts voor een deel aansluit bij de specifieke vraag in de regio. De oorzaak hiervan is dat de vraag naar bedrijfsruimte lokaal gebonden is. Het bedrijvenpark BP27 ligt buiten de gemiddelde afstand waarvoor verhuisd wordt. Tevens zijn het hoofdzakelijk bedrijven in de meer traditionele sectoren die op zoek zijn naar een nieuwe vestigingslocatie. Dit type bedrijven passen niet binnen het profiel van het bedrijvenpark BP27. Het wijzigen van het profiel van BP27 om het geschikt te maken voor logistieke en productiebedrijven met milieubelasting of veel zware transportbewegingen is vanwege de ligging ten opzichte van en de ontsluiting vlak langs een woonwijk niet wenselijk. Daarmee is de ruimte voor industriële bedrijven op het bedrijvenpark beperkt. Langs de A27 blijft er wel ruimte beschikbaar voor bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 3.2.
2.2.6 Waterbeheerplan 2016-2021
Sinds 1 januari 2016 is het Waterbeheerplan 2016-2021 van kracht. In het WBP geeft het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) aan wat haar ambities voor de planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.
 
Het waterschap heeft de zorg voor het regionale watersysteem: optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Belangrijke kernwoorden daarbij zijn ‘duurzaam’ en ‘kosteneffectief’. Het waterschap vindt de intrinsieke waarde van water als beeldbepalend element in de leefomgeving heel belangrijk: water is ook om van te genieten! Het waterschap wil bijdragen aan de belevingswaarde door aandacht voor recreatie, landschap en cultuurhistorie.
 
Keur en legger
Om de doelen in het waterbeheersplan te kunnen realiseren beschikken de waterschappen over een eigen verordening, die van oudsher de Keur heet. In de Keur staan de regels van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
 
In de Keur en de daarbij horende Beleidsregels staat:
  • wat wel en niet mag in het watersysteem waarover het waterschap het beheer voert.
  • dat onderhoudsplichtigen de wateren en kunstwerken moeten onderhouden
Bij de keurregels hoort een legger. De legger bestaat uit kaarten waarop van wateren, waterkeringen, waterbergingsgebieden en kunstwerken zijn weergegeven:
  • de geografische ligging en indien van toepassing het profiel en/of constructie;
  • de status en de keurzonering (kern- en beschermingszone), en
  • wie de wateren en de kunstwerken moet onderhouden en op welke wijze.
De wateren, waterkeringen en waterbergingsgebieden worden door de keurregels beschermd. Op de kaarten is het gebied (keurzonering) weergegeven, waarbinnen deze regels gelden. Dit betekent dat voor bepaalde activiteiten die binnen de keurzonering plaatsvinden, een vergunning moet worden aangevraagd of algemene regels gelden. Op dit moment gelden de regels uit de Keur 2017.
 
De in het plangebied aanwezige primaire watergang(en) hebben een beschermingszone van 5 meter vanaf de insteek van het talud(s). De waterkering (Gooise Zomerkade) heeft een kernzone van 10 meter, een beschermingszone van 25 meter en een buitenbeschermingszone van 25 meter. Voor bepaalde activiteiten met mogelijk een grote invloedssfeer (zoals in geval van de opslag van explosie gevaarlijk materiaal of richting) gelden mogelijk ook buiten deze zones nog beperkingen.
    
Convenant
De gemeente en het waterschap hebben in 2011 afspraken gemaakt over de ontwikkeling van de Blaricummermeent. Dit convenant is op 23 augustus 2011 ondertekend door het waterschap en op 8 november 2011 ondertekend door de Gemeente. Er zijn specifieke afspraken gemaakt over onder andere de sluis, de kering en de waterkwaliteit.
 
De sluis en kering zijn inmiddels gerealiseerd. Voor wat betreft de waterkwaliteit is binnen het watersysteem van de Blaricummermeent het fosfaatgehalte en de aanwezigheid van blauwalg een serieus aandachtspunt. In het convenant is afgesproken dat het de taak en verantwoordelijkheid van de Gemeente is om te komen tot een goed functionerend watersysteem. Uitganspunt is een robuust watersysteem met de functie stedelijk water. Het streefbeeld is ‘stedelijk water’, klasse goed, als weergegeven in het waterbeheerplan van AGV 2010-2015, waarbij op voorhand door partijen een overeenstemming is bereikt over de Basiskwaliteit die moet worden behaald. Het Hoogheemraadschap levert hierbij een bijdrage in de vorm van kennis en advisering.
2.2.7 Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2007 - 2020
In de regio Gooi en Vechtstreek is sprake van een krappe woningmarkt, die gekenmerkt wordt door schaarste: de dynamiek op de woningmarkt is dan ook gering. Door de beperkte nieuwbouwproductie in het eerste decennium van deze eeuw wordt er relatief weinig verhuisd. Zowel de doorstroming binnen de woningvoorraad als de instroom van starters op de woningmarkt is gering. Op de woningmarkt aan de oostkant van de regio, het bosrijke gebied van Blaricum en Laren, zijn de huizen duur, is er zeer weinig sociale voorraad en zijn er weinig kansen voor nieuwbouw en transformatie. Voor mensen met een modaal inkomen betekent dit dat er weinig mogelijkheden zijn. Dit is een schaarste die zich niet zomaar laat oplossen, ook niet als alle potentiële nieuwbouwlocaties voltooid zijn.
 
De kernambities van de regio zijn dan ook:
  1. Een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
  2. Meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en mensen, vaak ouderen, die zorg nodig hebben;
  3. Diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
  4. De Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.
De mogelijkheden om via nieuwbouw en herstructurering meer beweging te krijgen en meer kansen te bieden aan mensen die nu niet aan bod komen, zijn er niet in overvloed. Juist daarom moeten herstructurering en nieuwbouw slim ingezet worden en alle kansen om het aanbod aan betaalbare/sociale huur- en koopwoningen te vergroten benut worden.
 
De gemeente Blaricum heeft het voornemen de “oren” waar voorheen een gedeelte van BusinessPark27 was gepland, om te zetten naar woningbouw (Blaricummermeent deelplan G). Dit deelplan omvat ca. 170 woningen en levert een bijdrage aan de regionale woningbehoefte.  
2.2.8 Regionale woonvisie 2016-2030
Binnen de regionale woonvisie wordt een flinke woningbouwopgave voorzien. De regio Gooi en Vechtstreek is onderdeel van de Metropool Regio Amsterdam (MRA). Dit is een informeel samenwerkingsverband van 32 gemeenten, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam. In de MRA Agenda 2016 is een woningbouwdoelstelling opgenomen van 250.000 woningen voor de periode van 2016 tot 2040. Deze woningen moeten vooral binnenstedelijk worden gerealiseerd, door verdichting en door transformatie en herstructurering van overbodige kantoren en bedrijventerreinen.
 
Het nieuw op te stellen bestemmingsplan zal deels voorzien in de regionale woningbouw opgave. Het programma van circa 170 woningen is inmiddels regionaal afgestemd en akkoord bevonden. De afspraak om 1/3 van de woningtoevoegingen in het betaalbare segment te realiseren blijft gehandhaafd. De invulling van deze segmentering en de daarbij te hanteren prijzen binnen De Blaricummermeent vindt in overeenstemming met de verdere gemeentelijke invulling van deze regionale afspraken plaats.
2.2.9 Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020
Wethouders uit de negen regiogemeenten van de Gooi en Vechtstreek hebben op 5 september 2017 het Regionale Actieprogramma (RAP) vastgesteld. De regio Gooi en Vechtstreek heeft het RAP 2016-2020 aangegrepen om de eigen woonvisie nog eens onder de loep te nemen en het actieprogramma uit die woonvisie te actualiseren.
 
Op basis van de herijking van de behoefte, opgave en ambities van de regionale woonvisie, de speerpunten als benoemd in het RAP, de bestaande verstedelijkingsafspraken en de woningbouwcapaciteit van de gemeenten in de regio, formuleert de regio de volgende voor het plangebied relevante conclusies voor het referentieprogramma in het RAP:
  • Het kwantitatieve nieuwbouwprogramma voor de regio voor deze RAP-periode bedraagt 3.750 woningen;
  • Voor de realisatie van het volledige programma (tot en met de tweede RAP-periode) lijkt er voldoende plancapaciteit, maar een groot deel van de plannen heeft nog en zachte planstatus;
  • De kwalitatieve opgave voor de regio in de nieuwbouw blijft, mede op basis van behoeftecijfers van de provincie, 1/3 sociaal. De regio zet hierop in en verwacht – gezien de plancapaciteit – deze kwalitatieve invulling te kunnen realiseren.
Het kwantitatieve nieuwbouwprogramma wat betreft toegankelijkheid voor de regio voor deze RAP-periode 750 nieuwbouwwoningen per jaar. Deze woningen zijn hard nodig om de toekomstige zorgvraag in relatie tot wonen kwalitatief te kunnen beantwoorden. De gemeente Blaricum heeft het voornemen de “oren” waar voorheen een gedeelte van BusinessPark27 was gepland, om te zetten naar woningbouw (Blaricummermeent deelplan G). Dit deelplan omvat ca. 170 woningen en draagt bij aan de woningbehoefte.
2.3 Gemeentelijk beleid
2.3.1 Strategische Visie Blaricum 2030
Op 26 januari 2010 heeft de gemeenteraad de Strategische Visie Blaricum 2030 vastgesteld. De visie geeft een beeld van de huidige en gewenste identiteit van Blaricum: een kleinschalig dorp met veel groen en blauw en een sociaal, vrij, levendig en vitaal karakter. In de visie staat voorop dat deze kernwaarden in de toekomst gewaarborgd moeten blijven en verder moeten worden benut.
 
Een onderdeel van de strategische visie is een uitvoeringsprogramma tot 2015. Hierin staan de maatregelen benoemd die de komende jaren uitgevoerd worden om aan de gewenste toekomst van Blaricum te werken. Hiermee fungeert de strategische visie tevens als structuurvisie, die elke gemeente wettelijk gezien verplicht is op te stellen en op basis waarvan de gemeente beleidskeuzes voor de toekomst kan maken.
 
De Blaricummermeent is de laatste grote uitbreiding die aan Blaricum zal worden toegevoegd. De Blaricummermeent krijgt een organisch wegenpatroon waarmee alle delen van de wijk gelijkwaardig zijn ontsloten en heeft een duurzaam en groen karakter. Er komen een paar hoofdaders waarlangs kan worden gewoond en/of gewerkt. Kenmerkend voor de wijk wordt de rivier met groen ingerichte oevers die door de wijk slingert en nabij het Gooimeer een woondelta vormt. De rivier meandert door de wijk, waardoor de sfeer van het water steeds verschilt als je over het openbare pad langs de oostelijke oever van de rivier loopt. Binnen de wijk is een diversiteit aan woningen voorzien. Er komen appartementen, koopwoningen, huurwoningen en vrije sector woningen. Inmiddels is een deel van de woningen gerealiseerd.
 
Naast woningen komt er ook ruimte voor onder andere een jachthaven, een strandtent, circa 12 ha aaneengesloten bedrijvenpark en circa 6 ha aan woon-werkunits. Het bedrijvenpark moet passen bij de kwaliteiten en het aanzien van Blaricum en krijgt dan ook een hoogwaardig karakter, waarbij wordt aangesloten bij de sterk aanwezige ICT- en multimediasector (en aanverwante bedrijvigheid) in de regio. Daarnaast biedt het park ook ruimte voor bestaande Blaricumse bedrijven die willen verplaatsen. Inmiddels is een deel van het bedrijvenpark gerealiseerd.
  
2.3.2 Kadernota Woonbeleid 2011 – 2014
Hoe moet het wonen in Blaricum zich in grote lijnen ontwikkelen? De beantwoording van deze vraag vormt de drager van deze Kadernota. Ter onderbouwing zijn de relevante beleidskaders beschreven en is ook een analyse opgenomen van de woningmarktsituatie en de op basis daarvan gesignaleerde knelpunten. Tevens is een uitvoeringsprogramma opgenomen.
 
De Gemeenteraad heeft op geconcludeerd, dat de Blaricumse woningbehoefte, zoals die blijkt uit het woonwensenonderzoek (2008), goed kan worden opgevangen met de vastgestelde woningdifferentiatie in de Blaricummermeent. Het bouwprogramma is groter dan strikt genomen noodzakelijk is om te kunnen voorzien in de lokale woningbehoefte. Er is ruimte voor het aantrekken van mensen van buiten de gemeente. In de Blaricummermeent wordt naast de bouw van bereikbare huurwoningen voor onder meer eenoudergezinnen en starters, ook rekening gehouden met de bouw van voldoende koopwoningen onder het principe van maatschappelijk gebonden eigendom, gekoppeld aan een terugkoopregeling door de corporaties. Het voordeel van dergelijke woningen is dat deze ook op de langere termijn voor de doelgroep bereikbaar blijven.
 
Na lange tijd van beperkte nieuwbouw breekt een periode van bouwen aan. Het plan Blaricummermeent zal in de komende jaren, voorlopig wordt uitgegaan van een bouwperiode van ongeveer 10 jaar (gereed rond 2020), ruimschoots in de lokale woningbehoefte kunnen voorzien. Een deel van de woningbouw vervult een regionale opvangfunctie.
 
In het Masterplan voor de Blaricummermeent werd uitgegaan van de productie van ongeveer 750 woningen. De huidige plannen gaan uit van een capaciteit van circa 900 woningen. Door de huidige economische situatie is de realisatie vertraagd. Er is sprake van vraaguitval en de gemeente heeft besloten om prioriteit te geven aan de ontwikkeling van de 'goedkopere’ plandelen; dit zijn de plandelen met een relatief hoog aandeel huurwoningen en goedkope en middeldure koopwoningen. De eerste signalen wijzen uit dat dit een succesvolle strategie is.
 
Voor het gehele plan wordt uitgegaan van de volgende woningdifferentiatie:
 
Huur: bereikbaar (tot liberaliseringsgrens)8 %
Huur: > liberaliseringsgrens14 %
Koop: goedkoop10 %
Koop: middelduur25 %
Koop: duur43 %
Totaal100 %
 
2.3.3 Nota Geluidbeleid Blaricum
In deze nota wordt aangegeven hoe de gemeente met het aspect geluid omgaat. Daarmee is een toetsingskader beschikbaar dat wordt gehanteerd bij vergunningverlening, vestiging van bedrijven, voorbereiding en actualisatie van bestemmingsplannen en het vaststellen van hogere grenswaarden.
 
Wegverkeerslawaai
De gemeente hanteert het beleid dat voorafgaand aan alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd zodat de gevolgen van het verkeer voor de geluidkwaliteit in een vroeg stadium in beeld gebracht kan worden. Dit onderzoek wordt betrokken bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp en het realiseren van voldoende akoestische kwaliteit. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden kan worden voldaan, is er op grond van de Wet geluidhinder mogelijk om hogere waarden vast te stellen.
 
Het nieuw op te stellen bestemmingsplan en het hierin opgenomen woonprogramma verhoudt zich niet één op één met de beleidsmatige uitgangspunten van deze Nota. In het kader van het bestemmingsplan aangaande het geluidscherm langs de A27 is deze discrepantie reeds geconstateerd en maatwerk verricht. Voor dit bestemmingsplan is opnieuw maatwerk noodzakelijk. Bij de verdere uitwerking van het plan en de verkaveling is het van belang alle akoestische maatregelen goed te beschouwen. Hierbij valt te denken aan:
  • Verkaveling. De eerstelijns bebouwing wordt zodanig gesitueerd dat deze een afschermende werking hebben voor de achterliggende bebouwing. Daarnaast is het van belang dat de woningen beschikken voer een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte.
  • Hoogte van de bebouwing. Per locatie wordt onderzocht welke geluidsbelasting per bouwlaag van toepassing is en er wordt een afweging gemaakt in hoeverre normen worden overschreden en geluidsgevoelige ruimtes op de hogere verdiepingen vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar kunnen worden geacht.
  • Maatregelen aan de gevel. Naast isolatie is het doof uitvoeren (een gevel zonder te openen delen) een mogelijkheid om bewoners te beschermen tegen een hogere geluidsbelasting. Voor de geluidsgevoelige ruimtes binnen de woningen dient voldaan te worden aan de maximale binnenwaarde conform het Bouwbesluit.
Voor onderhavig bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd op basis van de meest actuele uitgangspunten ten aanzien van verkeer en de nieuwe invulling van het plangebied. Verwezen wordt naar de paragraaf Geluid. Vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van de A27 en de binnenplanse hoofdwegenstructuur (Deltazijde) was op voorhand al duidelijk dat voor een deel van de woningen een hogere waarde noodzakelijk zal zijn. In het akoestisch onderzoek heeft een toetsing plaatsgevonden aan de wettelijk normen. Vervolgens is  een afweging gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is ook een relatie gelegd met de totale Blaricummermeent, het hogere waardenbesluit dat in het kader van het bestemmingsplan Geluidscherm Blaricummermeent is genomen en de daarbij behorende geluidsboekhouding waarin de benodigde hogere waarden bijgehouden worden.
 
In procedureel opzicht zal de besluitvorming over de hogere grenswaarden gelijk opgaan met de procedure van onderhavig bestemmingsplan. 
 
Industrielawaai
Bij de ontwikkeling van De Blaricummermeent wordt een bedrijvenpark gerealiseerd. Dit terrein wordt ruimtelijk geïsoleerd van de naastgelegen woningbouw. De ‘zware’ bedrijvigheid is met name gesitueerd nabij de A27. De lichte bedrijvigheid is voornamelijk gesitueerd nabij het woongedeelte van de Blaricummermeent.
 
Uitgangspunt van het ruimtelijk beleid van de gemeente is dat woningen en andere gevoelige bestemmingen zo veel mogelijk worden beschermd tegen geluid. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument om dit te regelen. De volgende uitgangspunten ten aanzien van geluidhinder worden betrokken bij het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen:
  • Er wordt ruimtelijk een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige functies (zoals wonen);
  • Bij de ontwikkeling of herstructurering van een nieuw bedrijventerrein streeft de gemeente er naar een inwaartse (milieu)zonering aan te brengen uitgaande van een gemengde gebiedstypering.
Bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein heeft de gemeente aandacht voor de verkeersaantrekkende werking van bedrijven en de hinder van transport op de gevels van woningen langs de ontsluitingsroutes. 
2.3.4 Nota archeologiebeleid
In februari 2011 is het archeologiebeleid van de gemeente Blaricum vastgesteld. Het bijbehorende beleidsrapport dient ter onderbouwing van de totstandkoming van de archeologische beleidskaart voor de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren (BEL combinatie). Doel van de beleidskaart en de daaraan gekoppelde voorschriften is om een transparant afwegingskader te bieden ten aanzien van de noodzaak tot archeologisch onderzoek binnen de drie gemeenten.
 
In het kader van het bestemmingsplan 'Blaricummermeent Werkdorp' zijn echter al diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn veel specifieker dan de onderzoeken die ten behoeve van het archeologiebeleid zijn uitgevoerd. Voor voorliggend bestemmingsplan zullen daarom de onderzoeken die in het kader van het bestemmingsplan 'Blaricummermeent Werkdorp' zijn uitgevoerd, leidend zijn.
 
In het kader van het bestemmingsplan 'Blaricummermeent Werkdorp' is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de bevindingen in het onderzoek is een deel van De Blaricummermeent vanuit wetenschappelijk oogpunt behoudens waardig. Een intact dekzandlandschap over een dergelijk groot gebied met een zeer hoge dichtheid aan archeologische resten uit de Steentijd is namelijk zeldzaam. Over de mate waarin de ondergrond mag worden verstoord is daarom op 14 oktober 2005 een convenant gesloten tussen de gemeente Blaricum en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), tegenwoordig de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Als bijlage bij het convenant is een Programma van Eisen voor de inrichting van De Blaricummermeent opgenomen. Met betrekking tot onderhavig plangebied is de zonering van belang die in het Programma van Eisen is opgenomen. De zonering houdt in dat De Blaricummermeent onderverdeeld is in vier zones. Per zone is het toegestane percentage van de verstoring in beeld gebracht. Bij de inrichting van het plangebied dient rekening te worden gehouden met deze maximaal acceptabele mate van verstoring.
2.3.5 Welstandsnota, beeldkwaliteitsplan Businesspark en Kwaliteitshandboeken
In 2004 heeft de gemeenteraad het Integraal Programma van Eisen voor De Blaricummermeent (inclusief een aantal amendementen) vastgesteld. Vervolgens is begin 2005 de Ontwikkelingsvisie De Blaricummermeent opgesteld. Eén van de producten uit het in 2005 vastgestelde Masterplan De Blaricummermeent is het 'Kwaliteitsinstrumentarium', waarin de kwaliteitsbeschrijving van het plan (productkwaliteit) en de kwaliteitsbewaking van het planproces (proceskwaliteit) zijn vastgelegd. Het Kwaliteitsinstrumentarium is per deelplan verder uitgewerkt in zogenaamde Kwaliteitshandboeken, waarbij het in het geval van het Businesspark om een Beeldkwaliteitsplan gaat. Verder is de hoofdstructuur ook in het bestemmingsplan Blaricummermeent Werkdorp vastgelegd.
 
Beeldkwaliteitplan geluidscherm
Ten behoeve van het ontwerp van het nieuwe geluidsscherm is een beeldkwaliteitplan opgesteld, In het beeldkwaliteitplan wordt uitgegaan van een wintergroen, begroeid scherm.  De opbouw van het geluidsscherm met staanders en elementen maakt de presentatie van bedrijven naar de Rijksweg in de toekomst mogelijk, in de planregels is hierin voorzien. Door elementen te verwijderen en deze te 'vervangen' door gedeelten van bedrijfsbebouwing of transparante delen zijn verschillende mogelijkheden denkbaar. 
 
Beeldkwaliteitsplan voor het Businesspark
Het beeldkwaliteitsplan voor het Businesspark is geactualiseerd op de nieuwe programmering. Voor de nieuwe woongebieden G1 t/m G3, is in lijn met de vorige deelplannen, een kwaliteitshandboek opgesteld. Dit kwaliteitsplan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
 
De beeldkwaliteitsplannen c.q. kwaliteitshandboeken voor het Geluidscherm en de deelgebieden F en G zijn op 16 januari 2018 door het college vastgesteld als beleidsnota waarmee zij formeel als toetsingskader kunnen dienen.
 
2.3.6 Woonagenda Blaricum 2017-2022
De gemeente Blaricum heeft op 26 september 2017 de 'Woonagenda Blaricum 2017 - 2022' vastgesteld. De doelstelling van het woonbeleid is om de woningvoorraad zo goed mogelijk af te stemmen op de woonwensen van de inwoners van Blaricum en geeft concrete invulling aan de kaders uit de regionale woonvisie. De gemeente Blaricum heeft vier specifieke speerpunten met daarbij behorende doelstellingen benoemd voor de komende jaren:
 
Betaalbaarheid en beschikbaarheid
  • Aantal sociale huurwoningen blijven minimaal gelijk en worden waar mogelijk uitgebreid
  • De slagingskans voor de laagste inkomens op een sociale huurwoning blijft minimaal gelijk, ook bij nieuwbouwprojecten
  • Om de betaalbare woningvoorraad ook op termijn betaalbaar te houden voor de doelgroep zetten we primair in op betaalbare huurwoningen in de nieuwbouw en transformatie
Een toekomstige woningvoorraad
  • Blijven investeren in aantrekkelijke woonproducten voor jongeren en jonge gezinnen
  • Uitbreiden van het aanbod aan geschikte en betaalbare woningen voor ouderen met als uitgangspunten kleiner, betaalbaar en duurzaam
  • Samen met corporaties onderzoeken hoe ouderen geholpen kunnen worden bij het doorstromen van een grote eengezinswoning naar een kleinere woning en hiervoor mogelijk een pilotproject opstarten
Een woningmarkt in balans 
  • Voortzetten van de gemeentelijke starterslening
  • Een woningmarkt in balans met extra aandacht voor middengroepen en mensen met de laagste inkomens Zowel door nieuwbouw voor deze groepen als door het op gang brengen van doorstroming
Maatwerk bestaande woningvoorraad
  • Voor de verduurzaming van de particuliere woningvoorraad aansluiten bij de regionale aanpak 'energiebesparen Gooi en Vecht'
  • Gemiddeld label B in 2020 voor het corporatiebezit in Blaricum
  • Onderzoek naar de mogelijke voordelen en consequenties van woning- en perceelsplitsing en de mogelijkheden om deze in een richtlijn te vervatten
Blaricummermeent
Bij de ontwikkeling van de laatste nieuwbouwprojecten in de Blaricummermeent, waaronder voorliggend plan, spelen de speerpunten uit de actuele Woonagenda 2017-2022 een sturende rol. Er wordt een gevarieerd woningbouwprogramma gerealiseerd met zowel koop- als huurwoningen. De toevoeging van passende woningen speelt in op de behoefte en zorgt tevens voor doorstroming vanuit de andere wijken in Blaricum. Het geplande woningbouwprogramma vanaf 2017 voor de Blaricummermeent bestaat voor circa 16% uit sociale huur. Hiermee wordt geanticipeerd op de vraag naar woningen voor jongeren, ouderen en starters.
2.3.7 Beleidsnotitie Erfafscheidingen bij woningen
Op 21 november 2017 hebben burgermeester en wethouders van de gemeente Blaricum de beleidsnotitie Erfafscheidingen vastgesteld. De beleidsnotitie is opgesteld omdat in de praktijk blijkt dat er in de Blaricummermeent de behoefte bestaat om erfscheidingen anders dan in het bestemmingsplan Blaricummermeent Werkdorp 2016 voorgeschreven te plaatsen. In voorliggend bestemmingsplan is derhalve de notitie erfafscheidingen Blaricummermeent 2017 meegenomen en sluiten de regels (Woongebied) aan op het meest recente beleid omtrent erfafscheidingen.
2.3.8 Beleidsnotitie hobbymatige bedrijfsactiviteiten
De praktijk heeft uitgewezen dat er in Blaricum, en meer specifiek in de Blaricummermeent, een maatschappelijke behoefte is aan ruimte voor het uitoefenen van hobbymatige activiteiten met een bedrijfsmatig karakter. Het gaat hierbij veelal om activiteiten die niet of lastig binnen een woongebied inpasbaar zijn. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld het sleutelen aan oldtimers of het maken van meubels, maar ook de opslag van privégoederen.
Om invulling te geven aan deze behoefte is voor het bedrijvenpark de ruimte gecreëerd deze hobbymatige activiteiten te huisvesting binnen het bedrijvenpark. Om invulling en sturing te geven aan deze wens is een beleidsnotitie opgesteld. Deze beleidsnotitie vult de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in dit bestemmingsplan verder in. De afwijkingscriteria zoals opgenomen in de beleidsnotitie zijn niet allemaal 1 op 1 overgenomen in dit bestemmingsplan. Daarmee is het mogelijk, indien gewenst, gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan eisen of voorwaarden bij te stellen.
3 Het plangebied
Dit hoofdstuk beschrijft de historie en huidige situatie van het plangebied. Met de stedenbouwkundige planopzet voor De Blaricummermeent, zoals beschreven in hoofdstuk4, is aansluiting gezocht op verschillende historische en landschappelijke elementen en is rekening gehouden met de ruimtelijke situatie in de omgeving.
3.1 Historie
Voor de huidige Gooise kust lag tot in de vroege middeleeuwen een groot moerasgebied. Daarbinnen lagen vele meren, die nauwelijks in verbinding stonden met de Noordzee. De IJssel, Vecht en de Eem mondden uit in het grootste meer dat het Almere werd genoemd. Pas in de late middeleeuwen werd het Almere door stormvloeden omgevormd tot de Zuiderzee. Daarmee verdween ook het moerasgebied voor de Gooise kust. Door de verbeterde afwatering naar de Noordzee, van genoemde rivieren, daalde het waterpeil. Hierdoor kwamen de laaggelegen gronden tussen de monding van de Vecht en Eem droog te liggen en werden zij agrarisch bruikbaar. Deze strook vruchtbare en kalkrijke zeekleigronden, gelegen langs de voormalige Zuiderzee, werden maten of aangerechten genoemd. De Huizer Aangerechten vormden een onderdeel van deze noordoostzuidwest georiënteerde percelen.
 
De watergangen aan de noordwestrand van het plangebied en de watergang langs de Huizeraangerechtenweg vormden de eeuwenoude grens van deze aangerechten. Vandaag de dag vormen deze watergangen de gemeentegrens tussen Blaricum en Huizen. Het Huizer Aangerecht is het enige aangerecht dat nog geheel in tact is gebleven. Overige aangerechten zijn als gevolg van de uitbreiding van Huizen en de aanleg van rijksweg A27, verdwenen.
 
In het Gooi bestonden van oudsher verschillende soorten graslanden, zowel buiten- als binnendijks. Aan de kust lagen de laaggelegen, vaak natte gronden, vooral bestemd als hooiland. Binnendijks lagen meestal de hoger gelegen droge gronden, vooral in gebruik als weiland. Veel graslanden waren in gemeenschappelijk bezit van diegenen, die lid waren van de Vereniging 'Stad en Lande van Gooiland'. Deze leden worden 'erfgooiers' genoemd. De gemeenschappelijke weiden, waarop het vruchtgebruik van de Erfgooiers rustte, waren verdeeld in Meenten, waaronder de Ooster Meent. De Ooster Meent lag ten oosten van de Huizerhaven en ten noorden van de dorpskern van Blaricum. Het bestond uit buitendijks en binnendijks gebied. Een deel van de huidige Blaricummermeent maakt onderdeel uit van deze Ooster Meent.
3.2 Landschap en omgeving
De landschappelijke onderlegger van De Blaricummermeent is van een andere orde dan die van Blaricum Dorp. Het Dorp is gelegen op zand en De Blaricummermeent is gelegen op klei en veen.
 
De oude verkaveling van De Blaricummermeent heeft een regelmatig patroon. Het gebied kenmerkte zich als een weidegebied met een aantal sloten. De oostelijke grens wordt gevormd door de A27. Het (weg)verkeerslawaai van deze snelweg moet worden afgeschermd, omdat anders in een groot deel van het plangebied niet gewoond zou mogen worden.
 
In de huidige situatie zijn met name de ligging van het plangebied aan het Gooimeer en recreatiegebied Voorland Stichtse Brug en de cultuurhistorische en archeologische waarden bepalend voor de kwaliteiten van De Blaricummermeent. Daarnaast is de zomerkade (toekomstige regionale waterkering) een belangrijke drager van de ecologische verbindingszone.
4 Masterplan
Aan de ontwikkeling van Blaricummermeent Werkdorp ligt een groot aantal documenten ten grondslag. De belangrijkste daarvan zijn het Integraal Programma van Eisen (IPvE, oktober 2004), de Ontwikkelingsvisie De Blaricummermeent (februari 2005) en het Masterplan De Blaricummermeent (december 2005). In het IPvE zijn de uitgangspunten en randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de locatie vastgelegd. Op basis van dit IPvE zijn vervolgens acht modellen (visies) met uiteenlopende inrichting en kwaliteiten opgesteld waarvan het model Delta is gekozen als de uit te werken visie. Deze uitwerking heeft plaatsgevonden in het Masterplan.
 
In het Masterplan voor De Blaricummermeent is in hoofdlijnen uiteengezet wat de plannen van de gemeente Blaricum zijn. Het uitgangspunt is De Blaricummermeent op een evenwichtige wijze te ontwikkelen voor wonen, werken en recreëren. Bij de ontwikkeling van De Blaricummermeent dienen de kwaliteiten van Blaricum Dorp en de wijk Bijvanck als inspiratie. De Blaricummermeent wordt een dorpsdeel dat een groen, organisch, intiem en gevarieerd karakter heeft en krijgt. Het kenmerkt zich door een dorps karakter met een fijnkorrelige stedenbouwkundige structuur. In de wijk zullen verschillende doelgroepen een plek krijgen. Werken en wonen worden waar mogelijk gemengd. De bedrijvigheid krijgt een hoogwaardig karakter. De aansluiting van De Blaricummermeent op de andere dorpsdelen maar ook op Huizen is een belangrijk aandachtspunt.
 
Het stedenbouwkundig plan voor De Blaricummermeent bestaat uit 3 deelgebieden, te weten: 
  • De zone langs de Stichtseweg;
  • Blaricummermeent;
  • Voorland Stichtse Brug;
In onderhavig bestemmingsplan wordt grotendeels de bestaande stedenbouwkundige structuur behouden. De voorgenomen programmatische wijziging naar wonen wordt ingepast in de bestaande hoofdstructuur. Om te toetsen hoe de programmatische verandering past binnen de hoofdstructuur is een eerste opzet gemaakt van de verkaveling (proefverkaveling). Deze ‘verkavelingstoets’ heeft tot doel gehad om te kijken of woningen inpasbaar zijn en welk programma hierbij past. Uit deze toets is voor het oostelijke plandeel wel een aanpassing in de hoofdstructuur voorgesteld. De ‘kanopassage’, zoals aangeduid op de afbeelding in toelichting paragraaf 1.2, wordt in het noordoostelijke plandeel iets omgelegd. Hiermee wordt het lineair park en de kanopassage een ‘buffer’ tussen wonen en werken en wordt hiermee de afstand van de woningen tot de rijksweg A27 groter. De onderstaande afbeelding maakt dit inzichtelijk.
 
  
Stedenbouwkundige structuur
De Blaricummermeent heeft en behoudt zijn organische wegenpatroon waarin alle delen van de wijk in zekere zin gelijkwaardig zijn ontsloten en waarbinnen zich slechts een paar hoofdaders bevinden waarlangs kan worden gewoond en/of gewerkt. De Deltazijde gaat functioneren als centrale ontsluitingsas voor de nieuw te realiseren woningbouw in de te transformeren delen (dit betreft deelgebieden G1 tot en met G3, waarbij de kanopassage nu door G3  loopt). De nieuwe woonbuurten, verdeeld over de locaties G1 tot en met G3, zullen qua structuur aantakken op de Deltazijde en hierdoor ontsloten worden.
 
De Blaricummermeent
Het plangebied wordt gekenmerkt door een majeur structuurelement, in de vorm van een rivier (Meentstroom) die uitmondt in een deltagebied gelegen aan het Gooimeer. Dit structuurelement zorgt er voor dat het plangebied feitelijk kan worden opgedeeld in twee delen: ‘Stroom’ en ‘Delta’. Deze structuur blijft in stand het wordt aan de noordoostzijde iets omgelegd. Hier wordt de zogenaamde kanopassage verlegd zodat er een groter aaneengesloten woonbuurt (G3) kan worden gerealiseerd en deze kano-passage tezamen met het lineair park een natuurlijke buffer kan vormen in de richting van de A27.
 
Langs de A27 blijven de bedrijven en de bedrijfsbestemmingen in stand. Deze fungeren, in aansluiting op het scherm, als aanvullende geluidswerende voorziening.
 
Deelgebieden
Binnen De Blaricummermeent zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden. Deze deelgebieden hebben een lettercode gekregen. De navolgende afbeelding laat de verschillende deelgebieden zien.
      
 
4.1 Inpassing F en G
De gemeente Blaricum heeft het voornemen de “oren” waar voorheen een gedeelte van BusinessPark27 was gepland, om te zetten naar woningbouw (Blaricummermeent deelplan G). Dit deelplan omvat ca. 170 woningen. Het resterende deel van deelgebied F blijft bestemd voor bedrijvigheid.
 
Aan de ontwikkeling van Blaricummermeent Werkdorp ligt een groot aantal documenten ten grondslag. De belangrijkste daarvan zijn het Integraal Programma van Eisen (IPvE, oktober 2004), de Ontwikkelingsvisie De Blaricummermeent (februari 2005) en het Masterplan De Blaricummermeent (december 2005).
 
In het Masterplan voor De Blaricummermeent is in hoofdlijnen uiteengezet wat de plannen van de gemeente Blaricum zijn. Het uitgangspunt is De Blaricummermeent op een evenwichtige wijze te ontwikkelen voor wonen, werken en recreëren. Bij de ontwikkeling van De Blaricummermeent dienen de kwaliteiten van Blaricum Dorp en de wijk Bijvanck als inspiratie. De Blaricummermeent wordt een dorpsdeel dat een groen, organisch, intiem en gevarieerd karakter heeft en krijgt. Het kenmerkt zich door een dorps karakter met een fijnkorrelige stedenbouwkundige structuur. In de wijk zullen verschillende doelgroepen een plek krijgen. Werken en wonen worden waar mogelijk gemengd. De bedrijvigheid krijgt een hoogwaardig karakter. De aansluiting van De Blaricummermeent op de andere dorpsdelen maar ook op Huizen is een belangrijk aandachtspunt.
 
Het stedenbouwkundig plan voor De Blaricummermeent bestaat uit 3 deelgebieden, te weten:
  1. Stichtsewegzone;
  2. Woonwerkdorp de Meent;
  3. Voorland Stichtsebrug;
Zoals ook in paragraaf 1.2 is beschreven wordt het aanvullende woningprogramma voor deelgebied G (een gedeelte van het voormalig als bedrijvenpark bestemde deelplan F) ingepast in de bestaande stedenbouwkundige structuur. Doormiddel van een eerste proefverkaveling is dit getoetst. Met een kleine aanpassing en omlegging van de kanopassage is het nieuwe programma prima inpasbaar. Daarmee wordt een deel van het als bedrijvenpark bestemde deelgebied F, herbestemd tot woongebied (G).
 
Landschappelijke structuur
De Blaricummermeent is geen standaard nieuwbouwwijk. De wijk heeft een uitgesproken lokale identiteit, is groen, gevarieerd en verrassend en kent geen bebouwing hoger dan vier lagen. Hierdoor krijgt het gebied een organisch, warm en intiem karakter. Bestaande landschappelijke kwaliteiten (zoals maaiveldhoogtes en de ligging aan het Gooimeer) worden benut en hier en daar zelfs versterkt.
 
Door het plangebied kronkelt de rivier (Meentstroom) die daardoor een grote randlengte heeft. Langs het water loopt aan één zijde een park met een openbaar pad en door het park lopen routes vanuit het Dorp en de Bijvanck naar het Gooimeer. Het plan krijgt een groene uitstraling, die vooral bepaald wordt door het groen van de tuinen in het gebied, de oevers van de rivier en het openbaar groen in het lineaire park langs de rivier en langs de dijk. Doordat de rivier door verschillende gebieden loopt, verschilt ook de sfeer van het water steeds.
 
Stedenbouwkundige structuur
De Blaricummermeent heeft en krijgt een organisch wegenpatroon waarin alle delen van de wijk in zekere zin gelijkwaardig zijn ontsloten en waarbinnen zich slechts een paar hoofdaders (gebiedsontsluitingswegen) bevinden waarlangs kan worden gewoond en/of gewerkt. Tussen deze lange organische lijnen in het gebied liggen de woonstraatjes. Deze woonstraatjes c.q. erftoegangswegen (type 2), lopen evenwijdig aan de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van het oude maaiveld (weilanden c.q. gronden van de Erfgooiers).
 
Voor de loop van de rivier Meentstroom is, in het zuidelijk deel van het plangebied, ingespeeld op de hoogteligging van het oude maaiveld. De hoogtekaart van het oude gebied (voordat het werd opgehoogd) laat zien dat het plangebied in de richting van het Gooimeer steeds lager, en dus natter, wordt. De keuze om hier een delta-achtige omgeving te creëren sluit hier goed op aan. Op deze wijze is de oorspronkelijke morfologie op speelse wijze in het plan meegenomen.
 
Verkavelingsopzet Masterplan  
Een van de onderdelen van het Masterplan is het Kwaliteitsinstrumentarium. Binnen dit Kwaliteitsinstrumentarium wordt ieder deelplan nader uitgewerkt in zogenaamde Kwaliteitshandboeken, welke de beleidsmatige onderleggers van de nog op te stellen Uitwerkingsplannen vormen. In deze uitwerking zitten generieke eisen opgenomen, zoals parkeernormen, maar ook meer specifieke stedenbouwkundige eisen gerelateerd aan het specifieke deelgebied. Afwijken van de uitgangspunten van deze Kwaliteitshandboeken is mogelijk, maar dient vergezeld te gaan van een goede onderbouwing.
 
Beeldkwaliteitsplan
Voor het bedrijventerrein BusinessPark27 (deelgebied F) zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Het betreft het beeldkwaliteitsplan uit 2007 (Ruimtelijk Kader ‘Park 27’, Blaricum, Buro Lubbers en Johan Matser, d.d. 19 december 2007). Hierop is in juli 2011 een bijstelling doorgevoerd. Het oorspronkelijk beeldkwaliteitsplan in combinatie met de aanvulling uit juli 2011 vormen samen de kaders voor de nog uit te geven bedrijvenkavels in het plangebied. Voor de plandelen die getransformeerd worden naar woningbouw is het Ruimtelijk kader 'Park 27' en de aanvulling hierop uit 2011 niet meer van toepassing en vervangen door het kwaliteitshandboek voor deelplan  G.
 
In de zogenaamde 'Factsheets' uit 2015 wordt uiteengezet hoe het bedrijventerrein globaal wordt ingericht. De gebieden nabij de A27 zijn bestemd voor "grote" bedrijven die meer milieubelasting met zich meebrengen. Nabij de woongebieden is de ruimte bestemd voor "kleine" bedrijven die in mindere mate milieu belastend zijn. De ‘kleine bedrijven’ dienen als overgang tussen de kleinschalige kantoren en de kavels ten behoeve van de grotere bedrijven. De entree van het bedrijvenpark, de zogenaamde kop, biedt ruimte voor grotere kantoren. In de factsheets wordt onderscheid gemaakt tussen vier specifieke zones; kleine bedrijven, grote bedrijven, de Kop, en de A27 zone. Voor alle gebouwen worden de factsheets als uitgangspunt genomen.
 
Bedrijvigheid
Voor de ‘kleine bedrijven’ geldt dat deze bestaan uit bedrijfsverzamelgebouwen met minimaal twee units. De maximale footprint per unit bedraagt 400 m2. De minimale afstand tussen de gebouwen is 10 meter en de maximale gevellengte is 80 meter per op zichzelf staand gebouw. Parkeren vindt plaats op het maaiveld in groene parkeerkoffers, bij voorkeur tussen de gebouwen.
 
Voor de ‘grote bedrijven’ geldt dat de gebouwen zijn gelegen op een minimale afstand van 5 meter ten opzichte van de perceelsgrens. De ‘grote bedrijven’ mogen aan elkaar gebouwd worden zodat een gebouwcluster ontstaat. Een voorwaarde is in dat geval dat de afstand van het gebouwcluster tot naastgelegen gebouwen en/of gebouwclusters minimaal 10 meter is. De gevellengte van een gebouw of gebouwcluster mag maximaal 100 meter bedragen.
 
Binnen de 'A27 zone' zijn kavels gereserveerd voor productie- magazijnfuncties, maar ook voor grotere bedrijfsgebonden en zelfstandige kantoren. De oppervlakte van een kavel is vrij te bepalen met de beperking dat de diepte vast ligt. Gevelreclame is mogelijk zodat bedrijven goed zichtbaar zijn vanaf de A27. 
 
Op 'de Kop' is ruimte voor grote panden met een kantoorfunctie. De entree-panden vormen een belangrijke rol in
een hoogwaardig welkom op het park.
 
Deelgebied G2, zoals zichtbaar op de afbeelding in toelichting paragraaf 1.2, krijgt deels een gemengde bestemming. De bestemming 'gemengd' staat horeca, maatschappelijke voorzieningen en kantoren toe ter plaatse van het reeds bestaande Meenthuis.
 
Woningen
De stedenbouwkundige en architectonische uitwerking voor deelplan G dient te geschieden binnen door de gemeente Blaricum aangegeven kaders. Deze kaders zijn aangegeven en nader toegelicht het Kwaliteitshandboek voor dit deelgebied. Het kwaliteitshandboek is een verdere uitwerking van het Masterplan.
 
De invulling van deelplan G staat niet helemaal van te voren vast. Over iedere ontwikkeling zal daarom apart afstemming plaatsvinden met het projectbureau De Blaricummermeent van de gemeente. De kaders zoals die in dit Kwaliteithandboek zijn beschreven zijn leidend, maar iedere nieuwe ontwikkeling zal zich ook moeten voegen naar naastgelegen (geplande) woningen.
 
Infrastructuur
De infrastructuur van deelplan G bestaat uit een erftoegangsweg 1 en erftoegangswegen 2 en een gebiedsontsluitingsweg. Voor de gebiedsontsluitingsweg geldt dat deze weg een doorgaand karakter heeft. Vanaf de gebiedsontsluitingswegen vind geen ontsluitingen van de woningen plaats. Deze weg wordt beplant met laanbomen. Het beeld wordt met name bepaald door laanbomen in een grasberm. Aan de andere zijde van de berm liggen daar waar nodig ventwegen (ventwegen behoren tot de erftoegangswegen 2).
 
De erftoegangswegen 1 hebben een meer doorgaand karakter dan erftoegangswegen 2. Het beeld vanaf de erftoegangswegen 1 refereert aan het oude dorp van Blaricum: licht slingerende wegen met een smal profiel, groen en dorps. Het beeld wordt met name bepaald door hagen en bomen in de tuinen.
 
Net als de erftoegangsweg 1 zijn de erftoegangswegen 2 smal en informeel. Woningen worden direct aan de erftoegangswegen 2 ontsloten. Het beeld wordt bepaald door hagen en woningen die zich op de straatjes oriënteren. Parkeren op de kavel wordt zo georganiseerd dat de auto’s het straatbeeld niet domineren. De erftoegangswegen 2 hebben een relatief beperkte lengte. Daardoor zijn het rustige verkeersluwe straten. De woningen hebben hierdoor een duidelijk adres en er wordt zo een buurtje gevormd.
 
Erftoegangswegen 2 sluiten aan op de erftoegangswegen 1. De erftoegangswegen 2 verspringen ten opzichte van elkaar. Door de verspringing aan weerszijden van de erftoegangsweg 1 sluiten de wegen nooit direct op elkaar aan.
  
Architectuur
De keuze om een 'unieke' invulling aan de woningbouwlocatie De Blaricummermeent mee te geven vraagt om een eigentijdse ontwerpbenadering die niet per definitie vernieuwend hoeft te zijn. De beste voorbeelden zijn vaak nog zo gewoon en eenvoudig. Voor de gehele Blaricummermeent wordt een beeld van eenheid in verscheidenheid nagestreefd.
 
In deelplan G zullen relatief veel verschillende architecten aan het werk gaan. Om onderlinge samenhang tussen de verschillende ontwerpen te waarborgen is afstemming van materialisatie en architectonische stijlen voortdurend noodzakelijk; iedere nieuwe ontwikkeling zal zich moeten aanpassen aan de reeds gecontracteerde naastgelegen ontwikkeling(en). Omdat dit deelplan zich organisch zal ontwikkelen en op voorhand niet bekend is hoe de invulling zal zijn, wordt elke ontwikkeling apart door het Supervisieteam van De Blaricummermeent beoordeeld.
 
Voor de verschillende typen woningen (rij, twee onder een kap, vrij en gestapeld) bevat het kwaliteitshandboek richtlijnen en uitgangspunten waar de verschillende bouwplannen aan getoetst worden. In zijn algemeenheid kan het geduid worden als eigentijds Blaricums bouwen.
  
      
4.2 Kwaliteitshandboek Deelplan G
De stedenbouwkundige en architectonische uitwerking voor deelplan G dient te geschieden binnen door de gemeente Blaricum aangegeven kaders. Het kwaliteitshandboek geeft kaders voor het woningbouwprogramma, infrastructuur, bebouwing, buitenruimte en civieltechnische uitgangspunten, welke kort zijn toegelicht in toelichting paragraaf 4.1. Het Kwaliteitshandboek Deelplan G is tevens als bijlage toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan (zie: bijlagen bij toelichting).
  
5 Milieu en omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
 
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast komen ook andere ruimtelijk relevante omgevingsaspecten aan de orde. Ingegaan wordt op de volgende aspecten: bodem, luchtkwaliteit, geluid, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie.
5.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan/besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.
 
Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 'plannen' geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2016 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
  1. Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld.
  2. Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden.
  3. De initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer). 
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. 
 
Planspecifiek
Op basis van het Besluit m.e.r. is een m.e.r.(-beoordeling) niet nodig. De ondergrens voor het verplicht opstellen van een m.e.r. wordt namelijk gevormd door D11.2 en daarin staat dat bij minimaal 2.000 woningen het opstellen van een m.e.r. noodzakelijk is. Voor de Blaricummermeent wordt onder dit minimum gebleven en volgt vanuit het Besluit m.e.r. geen verplichting voor het opstellen van een m.e.r.
        
Uit toetsing aan het Besluit m.e.r. volgt dat het besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan valt onder mogelijkheid c. Het besluit bevat namelijk wel een activiteit uit kolom 1 (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen), maar er wordt niet voldaan aan de gegeven drempelwaarde van 2000 of meer woningen. De voorgenomen ontwikkeling bevat namelijk circa 170 woningen. Er kan daarmee worden afgezien van een m.e.r.-beoordeling en volstaan kan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
  1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet toch een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht in hoofdstuk 5. Tezamen met de overige hoofdstukken vormen deze paragrafen de zogenaamde aanmeldingsnotitie in het kader van het Besluit m.e.r. Niet is gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit bestemmingsplan en een eventueel op te stellen m.e.r. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten. 
 
Het bevoegd gezag kan op basis van deze plantoelichting een besluit nemen over de uitkomst van de m.e.r.-beoordeling, of er al dan niet een m.e.r. nodig is en publiceert dit in een m.e.r.- beoordelingsbesluit. Het besluit dat geen m.e.r. uitgevoerd hoeft te worden, wordt gepubliceerd in de Staatscourant en de digitale gemeenteberichten. De onderbouwing waarom geen m.e.r. is opgesteld wordt als bijlage bij het ontwerp bestemmingsplan gevoegd. Er is geen sprake van een aparte bezwaar- en beroepsprocedure bij de beslissing over de m.e.r.-plicht. Bezwaar en beroep is alleen mogelijk tegelijkertijd met de procedure voor het bestemmingsplan. 
 
Op basis van deze plantoelichting welke gezien kan worden als aanmeldingsnotitie kan geconcludeerd worden dat een m.e.r.-beoordeling niet vereist is. Volstaan wordt met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
 
5.2 Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
 
Planspecifiek
De gemeente Blaricum is voornemens om een gedeelte  van de voorheen als BusinessPark27 bestemde gronden, om te zetten naar woningbouw (Blaricummermeent deelplan G). Voorliggend bestemmingsplan voor de deelplannen F (bedrijvenpark) en G (woningbouw) omvat ca. 170 woningen en het resterende gedeelte van het bedrijvenpark. Momenteel heeft het gehele plangebied de bestemming Bedrijf.
 
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling, zoals deze was voordat een deel van het bedrijventerrein werd herbestemd tot woongebied, is een tweetal bodemonderzoeken uitgevoerd. Voor beide onderzoeken geldt nagenoeg dezelfde conclusie. De bodemkwaliteit verzet zich niet tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.
 
In opdracht van de gemeente Blaricum heeft Milieutechniek ZVS Eemnes BV in 2016 een verkennend actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd voor deelplan D. In het onderzoek is noordoostelijke deel van deelplan D1 in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan molybdeen gevonden. Verder zijn in zowel de boven- als de ondergrond geen verontreinigingen aangetoond. De kwaliteit van de grond vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. In het grondwater is lokaal een matig verhoogd gehalte aan barium vastgesteld. Over het algemeen is het grondwater in het deelplan licht verontreinigd met barium. Van Barium is bekend dat deze vaker in deze mate in het grondwater voorkomt en is daarmee geen onbekend verschijnsel in de omgeving. Lokaal zijn verder licht verhoogde gehalten aan of minerale olie, naftaleen, nikkel aanwezig.  
Formeel is door het aantreffen van de lichte verontreiniging in de bovengrond en de aangetroffen gehalten in het grondwater de hypothese ‘onverdacht’ verworpen. Echter, een nader onderzoek is niet noodzakelijk. Volgens het onderzoek is er geen milieutechnische belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.3 Luchtkwaliteit
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
 
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
 
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
 
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening.
 
Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
 
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
  • scholen;
  • kinderdagverblijven;
  • verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten.
 
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden.
 
Planspecifiek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is, met behulp van de Atlas Leefomgeving (van o.a. ministerie I&M en RIVM), gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Op de volgende afbeeldingen zijn de concentraties over 2015 van fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) weergegeven. Een deel van het plangebied G2 krijgt de bestemming 'gemengd'. Ter plaatse worden verschillende, als gevoelig aan te merken, functies toegestaan. Dit gebied is gelegen binnen 300 meter vanaf de rijksweg A27. Om een goede ruimtelijke kwaliteit te kunnen garanderen is de Atlas Leefomgeving (2015) geraadpleegd op fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2).
 
Uitsnede Atlas Leefomgeving kaarten Stikstof (2015) en Fijnstof PM10 (2015)
Uit voorgaande afbeeldingen kan worden geconcludeerd dat er ter plaatse van het plangebied geen overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2, zoals aangegeven in bijlage 2 van de Wet milieubeheer, dreigt/plaatsvindt.
 
Op verzoek van Rijkswaterstaat is ook fijnstof (PM2,5) in beeld gebracht. Voor fijn stof PM 2,5 is 25µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. De onderstaande afbeelding maakt inzichtelijk wat de concentraties PM2,5 zijn op locatie. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de grenswaarden.
 
Uitsnede Atlas Leefomgeving kaarten Fijnstof PM 2,5(2015)
 
De gewijzigde planopzet ziet op een toevoeging van maximaal 170 woningen. De toevoeging van 170 woningen is aan te merken als Niet in betekende mate. Het plan voldoet voor wat betreft luchtkwaliteit aan een goede ruimtelijke ordening.
       
  
5.4 Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • verzorgingstehuizen;
    • psychiatrische inrichtingen;
    • medisch centra;
    • poliklinieken;
    • medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
 
Planspecifiek
De beoogde nieuwe woningen zijn gelegen binnen de geluidszones van de Rijksweg A27 en een aantal planinterne wegen waaronder de Deltazijde en de Floris V Dreef. Derhalve is een akoestisch onderzoek (zie: bijlagen bij toelichting) uitgevoerd  voor onderhavig bestemmingsplan op basis van de meest actuele uitgangspunten ten aanzien van verkeer en de nieuwe invulling van het plangebied.
 
Planinterne wegen
Ten gevolge van de Deltazijde is voor circa 36 % van de nieuwe woningen een overschrijding berekend van de voorkeursgrenswaarde. Het betreft hier alleen de eerstelijns bebouwing. In combinatie met geluidsreducerend asfalt op de Deltazijde is voor deze woningen een hogere grenswaarde nodig met een maximum van 55 dB. 
 
Rijksweg A27
De nieuwe woningen liggen op relatief korte afstand van de Rijksweg A27. In het bestemmingsplan voor het geluidsscherm is de omvang van het geluidsscherm reeds vastgelegd dat tussen de Rijksweg A27 en de Blaricummermeent gerealiseerd wordt. Het geluidsscherm heeft een hoogte van 7,5 m en een lengte van circa 1260 m. Dit is als vast uitgangspunt gehanteerd in het akoestisch onderzoek. Voor de gehele Blaricummermeent is hier in een eerder stadium een afweging voor gemaakt. Omdat de geluidsreducerende maatregelen reeds worden gerealiseerd en daarmee voor alle woningen niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde is een ontheffing nodig voor een hogere grenswaarde tot een maximum van 53 dB. Aan de oostzijde van het plangebied, nabij het uiteinde van het geluidscherm zijn op de derde bouwlaag enkele overschrijdingen van de maximale ontheffingswaarde van 53 dB berekend. Hier zal bij de uitwerking maatwerk moeten worden verricht (dove gevel of bouwhoogte beperken). De geluidsbelasting is echter sterk afhankelijk van de waarneemhoogte. Naar verwachting is voor minder woningen een hogere grenswaarde nodig omdat niet alle woningen worden uitgevoerd met drie geluidsgevoelige bouwlagen. 
 
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat op de begane grond vrijwel alle woningen beschikken over en geluidluwe gevel. Ook op de eerste verdieping is dit veelal het geval. Voor een waarneemhoogte van 7,5 meter wordt voor een deel van de woningen niet voldaan aan de eis dat er sprake is van een geluidluwe gevel. Het geluidsklimaat binnen de woning wordt gewaarborgd door de eisen uit het bouwbesluit. Hier wordt de isolatiewaarde van de woningen aan getoetst. Bij de nadere uitwerking zal ten aanzien van het creëren van een geluidsluwe gevel/buitenruimte maatwerk worden verricht. 
 
Eerder verleende ontheffing hogere waarden 
Voor de Blaricummermeent is al eerder een ontheffing hogere waarden verleend voor het wegverkeersgeluid ten gevolge van de Rijksweg A27 voor maximaal 40% van de woningen (in totaal 360 woningen). Deze ontheffing geldt niet voor  Deelplan G (G1 t/m G3) omdat op deze locatie geen woningbouw gepland was. Daarom moet voor dit deelplan een nieuwe procedure hogere grenswaarden te worden doorlopen.
 
Door de gemeente Blaricum wordt bijgehouden hoeveel ontheffingen benodigd zijn op basis van de definitieve verkaveling. In december 2016 is de laatste stand van zaken opgemaakt ten aanzien van het aantal benodigde ontheffingen. Voor de deelplannen A, B en C zijn daarbij 72 ontheffingen gebruikt van de 360 beschikbare ontheffingen ten gevolge van de Rijksweg A27. De woningen in Deelplan D dienen nog verwerkt te worden in deze aantallen. Het aantal benodigde ontheffingen valt o.a. lager uit doordat niet alle woningen worden gerealiseerd met 3 geluidsgevoelige bouwlagen.
 
De benodigde nieuwe ontheffingen voor Deelplan G (maximaal 170 woningen) ten gevolge van de Rijksweg A27 passen naar verwachting binnen het totaal van 360 ontheffingen voor de gehele Blaricummeent. Omdat het echter gaat om een deelgebied waarvoor de algemene ontheffing niet van toepassing was, dient een nieuwe procedure hogere grenswaarden te worden doorlopen. Procentueel wordt voor een minder aantal woningen ontheffing verleend in vergelijking tot de oude situatie. Daarmee sluit de ontwikkeling, in zijn geheel voor de Blaricummermeent gezien, beter binnen het gemeentelijke geluidsbeleid.
 
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van een voorlopige conceptverkaveling. Bij de nadere uitwerking dient de geluidssituatie nader getoetst te worden en dienen de ontheffingen te worden vastgelegd.
 
5.5 Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
 
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
 
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
 
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
In dit bestemmingsplan wordt een passende regeling opgenomen voor de bestaande bedrijven in het plangebied. Daarnaast wordt de bouw van circa 170 woningen mogelijk gemaakt. Om deze verschillende functies goed met elkaar af te stemmen is een inwaartse zonering, volgens de VNG handreiking 'bedrijven en milieuzonering' toegepast. Uitgangspunt voor deze zonering is dat de woningen binnen het plangebied als woningen in gemengd gebied worden beschouwd. Voor de bedrijfsobjecten geldt dat de maximaal toelaatbare milieucategorie bepaald wordt door de afstand tot een woning van een derde. Door deze wijze van bestemmen is een goed woon- en leefklimaat voor de nieuw te realiseren woningen geborgd.
 
Los van de zonering geldt voor elk afzonderlijk bedrijf dat voldaan moet gaan worden aan de vereisten vanuit het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat los van de zonering in dit bestemmingsplan voor de verschillende bedrijven emissie normen gelden welke genormeerd zijn vanuit het Activiteitenbesluit. Hierbij is de woning van een derde welke het dichtst bij een bedrijf aanwezig is maatgevend voor de mate dat bijvoorbeeld emissie van geluid kan plaatsvinden.
5.6 Externe veiligheid
 
5.6.1 Algemeen
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
 
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er verschillende ontwikkelingen gaande. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen en wordt er gewerkt aan een Structuurvisie buisleidingen. Deze Structuurvisie wordt de opvolger van het Structuurschema Buisleidingen uit 1985 en bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
 
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat beschreven in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). In de circulaire Rnvgs is dit beleid nader uitgewerkt. In de nota en circulaire Rnvgs staan normen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor. Deze normen hebben echter geen wettelijke status.
 
Het voornemen van het kabinet is een aantal categorieën van routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en bijbehorende plafonds aan te wijzen. Dit moet leiden tot een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit Basisnet geeft de relatie aan tussen de ruimtelijke ordening en de vervoersrisico’s. Zo wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in een gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur. Om het Basisnet wettelijke grondslag te geven zal bestaande wetgeving aangepast en nieuwe wetgeving ontwikkeld moeten worden. Derhalve wordt een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) opgesteld om de regels voor de ruimtelijke ordening van het Basisnet vast te leggen: het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Vanuit het Btev moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) opgenomen worden en moet een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
5.6.2 Onderzoek
De gemeente Blaricum is voornemens om een gedeelte  van de voorheen als BusinessPark27 bestemde gronden, om te zetten naar woningbouw (Blaricummermeent deelplan G). Voorliggend bestemmingsplan voor de deelplannen F (bedrijvenpark) en G (woningbouw) omvat ca. 170 woningen en het resterende gedeelte van het bedrijvenpark. Momenteel heeft het gehele plangebied de bestemming Bedrijf.
 
Aangezien de planlocatie op beperkte afstand van de A27 is gesitueerd, zijn de externe veiligheidsrisico’s van deze weg nader onderzocht (zie bijlagen bij toelichting). Windmill Milieu en Management heeft een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico’s van het transport van gevaarlijke stoffen over de A27 ten behoeve de realisatie van het bestemmingsplan BusinessPark 27 (deelgebied F) en deelplan G, dat deel uitmaakt van De Blaricummermeent te Blaricum.
 
Gebleken is dat voor de A27 ter hoogte van het plangebied géén plaatsgebonden risico (PR 10-6) en geen PAG aanwezig is. Ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico is aangetoond is dat zowel vóór als na planrealisatie de oriëntatiewaarde ruimschoots wordt onderschreden. Aangezien het groepsrisico in het inventarisatiegebied zowel vóór als na planrealisatie minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt, kan ingevolge artikel 7 en 8 van Bevt volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
 
In navolging op eerste onderzoek is door Windmill een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld (Notitie P17.140.01-2). In deze verantwoording is aangegeven welke maatregelen getroffen worden om de toename van het groepsrisico zoveel als mogelijk te beperken. Na het nemen van maatregelen blijft er nog een restrisico over. De grootte van het restrisico is afhankelijk van de genomen maatregelen. Hierover wordt nog een advies uitgebracht door de brandweer/veiligheidsregio. Dit aanvullende advies is op 22 mei 2018 per mail van de brandweer Gooi en Vechtstreek ontvangen. De brandweer heeft aangegeven de verantwoording van het groepsrisico te onderschrijven. Verzocht is één aanpassing door te voeren en te verwijzen naar een actuele uitgave van de handreiking bluswater en bereikbaarheid. Daarnaast heeft de brandweer aangegeven dat de specifieke maatregelen die ter plekke aanwezig zijn, zijnde een greppel en aarden wal met een geluidscherm langs de A27, in bepaalde gevallen enige bescherming bieden. Verder is er voor de brandweer een doorgang in het geluidscherm aanwezig zodat het mogelijk is om eventueel ook vanuit de Blaricummermeent een brandweerinzet te kunnen doen.  
5.7 Water
De Blaricummermeent ligt op de overgang tussen de hooggelegen, reliëfrijke Gooise stuwwallen en de lage, vlakke Eemvallei. Het plangebied bestaat uit veen- en kleigronden. In het noordoostelijk deel bevinden zich in het bovenste deel van de klei zandige laagjes. Ten behoeve van de ontwikkeling is het plangebied integraal opgehoogd met zand.
 
Waterstructuur
Langs de noordoostzijde en oostzijde van het plangebied ligt een hoofdwatergang (parallel aan de A27). In het kader van de ontwikkeling Blaricummermeent is deze aangepast en iets verlegd. Aan de westkant van het plangebied ligt de grenssloot Huizen die de aanvoer van het watersysteem verzorgt. . Aan de zuidzijde ligt de laagwatersloot Bijvanck die met een lange duiker verbonden is met de hoofdwatergang parralel aan de A27. Naast deze watergangen is in het kader van de ontwikkeling van de Blaricummermeent een nieuwe hoofdwatergang aangelegd in de vorm van een meanderende rivier; De Meenstroom. Deze hoofdwatergang sluit in het zuiden ruimtelijk aan op het watersysteem van de Bijvanck. In het noorden is een schutsluis met een verbinding met het Gooimeer gerealiseerd. Deze schutsluis kan worden geopend om recreatieve scheepvaart tussen de Blaricummermeent en het Gooimeer mogelijk te maken.
 
Peilbeheer
Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen wordt het gebied ingedeeld in twee peilgebieden; Stroom en Delta. Het nieuwe watersysteem bestaat uit twee peilvakken welke door middel van een stuw in de Meentstroom en de watergang Bijvanck van elkaar worden gescheiden. Het opvoergemaal in de grenssloot Huizen zorgt voor het opvoeren van het oppervlaktewater van het peil van de Delta naar het peilgebied Stroom. Dit opvoergemaal zorgt ervoor dat het water binnen het systeem wordt rondgepompt om een continue stroming te kunnen garanderen wat positief is voor de waterkwaliteit. Vanuit Stroom wordt via een stuw weer water ingelaten in Delta. Onderdeel van deze stuw is een kanogoot. Omdat het water wordt rondgepompt ontstaat er een waterschijf in de kanogoot waardoor kano’s van Stroom naar delta kunnen varen. De stuw heeft daarmee naast een peil regulerende functie tevens een recreatieve functie.
 
Het peilgebied Stroom beslaat het zuidelijke deel van het plangebied. In stroom wordt een waterpeil gehanteerd van NAP +0,4 m, gelijk aan die van de aangrenzende stedelijke gebieden.
 
Het tweede peilvak is peilgebied Delta. Dit gebied is gelegen in het noordelijke deel van het plangebied. Het peil dat in dit deel van de Rivier en de grenssloot langs het 4e kwadrant van Huizen wordt ingesteld is een flexibel peil dat gedurende het jaar varieert tussen NAP -0,4 m en NAP -0,2 m. De watergang langs de A27 en de grenssloten met de Bijvanck en het 4e kwadrant van Huizen maken ook onderdeel uit van het peilgebied Delta. Samen vormen deze het peilgebied Delta.
 
Door het toepassen van flexibel peilbeheer wordt een watersysteem gerealiseerd waarbij het gebiedseigen water zo lang mogelijk wordt vastgehouden en de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk wordt beperkt.
 
Aan- en afvoer
In het kader van gebiedsvreemd water en het niet afwentelen op ander gebied, wordt de verbinding (duiker) met het gebied ten oosten van de A27 opgeheven. De Meentstroom en de grenssloten met de Bijvanck en het 4e kwadrant van Huizen worden gevoed door neerslag en in de winter door een geringe kwelstroom. De watergang langs de A27 ontvangt het afstromende wegwater van de A27 en krijgt daarnaast watertoevoer vanuit de grenssloot langs de Bijvanck waarmee deze in verbinding staat. De watergang langs de A27 watert af op de Delta. Het zuidelijk deel van de Meentstroom watert af op het noordelijk deel via de stuw. Bij een overschot watert het noordelijk deel af op het Gooimeer. Bij een tekort aan water wordt water vanuit het Gooimeer ingelaten. Dit inlaatwater wordt via een zuiverend zandfilter ingelaten via de grenssloot Huizen.
 
Waterkwaliteit
Om te voldoen aan de afspraken in het convenant met betrekking tot de waterkwaliteit is en wordt in het kader van de ontwikkeling van de Blaricummermeent, een aantal maatregelen beschouwd:
  1. Zorgen voor voldoende stroming in het watersysteem door met behulp van een opvoergemaal water rond te pompen;
  2. het toepassen van een zand/kleilaag om opbarsten te voorkomen en zorg te dragen voor een goede waterkwaliteit;
  3. het beperken van de nalevering vanuit de drains;
  4. Toepassen van verondiepingen in de Delta waardoor waterplanten zich beter kunnen vestigen;
  5. Aanleggen van natuurvriendelijke oevers;
  6. Het inlaatwater via een zuiverend langzaam zandfilter te lopen zodat het inlaatwater eerst gezuiverd wordt voordat het wordt geloosd op het watersysteem van de Blaricummermeent;
  7. End of pipe technologieën.
Bij het civieltechnisch ontwerp wordt zoveel als mogelijk een mix van bovenstaande maatregelen toegepast. Daarnaast zijn ook nog andere maatregelen denkbaar. Hierbij valt te denken aan het zoveel mogelijk afstromen van water van schoon naar vuil en het breed dimensioneren van de hoofdwatergang. Daarnaast staan alle watergangen met elkaar in verbinding en kan door het toepassen van flexibel peilbeheer de inlaatbehoefte van water worden beperkt.
 
De verontreiniging van regen- en oppervlaktewater zullen worden beperkt door toepassing van niet uitloogbare bouwmaterialen voor daken, gevels en constructies in het oppervlaktewater. Bij de beoordeling van bouwaanvragen in het Supervisieteam Blaricummermeent (welstandstoets) is hiervoor aandacht. De gemeentelijke verordening voorziet niet in een regeling hiervoor. Wel worden in het kader van de aansluitingen op het gemeentelijk rioolstelsel hierover nadere afspraken gemaakt met de ontwikkelende partijen. Daarnaast moet het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het beheer van oevertaluds, openbaar groen en bestratingen worden vermeden en mogen ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater niet worden toegestaan. Het afval- en regenwater dient gescheiden van elkaar te worden afgevoerd. Het huishoudelijk afvalwater moet naar de zuivering getransporteerd worden. Het regenwater kan vertraagd worden afgevoerd naar de hoofdwatergang, indien nodig voorzien van zuiverende voorzieningen. Alleen ernstig vervuild oppervlak zal op de vuilwater-riolering mogen worden aangesloten.
 
Grondwater
Met behulp van de grondwaterdatabase van TNO (DINO) is de gemiddelde grondwaterstand, de gemiddelde hoogste grondwaterstand en de gemiddeld laagste grondwaterstand berekend van peilbuizen rondom de locatie van Blaricummermeent. De peilbuizen hebben filters in het eerste watervoerend pakket.
 
Op basis van deze gegevens zijn isohypsen berekend voor de gemiddelde grondwaterstand, de wintersituatie en de zomersituatie. In de huidige situatie is er in de winter sprake van een kwelsituatie. Het oppervlaktewaterpeil is in de winter namelijk NAP -0,40 m en de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert van +0,20 m tot -0,40 m.
 
’s Zomers is er in het zuidelijkste deel sprake van een kwelsituatie en in de rest van het gebied infiltreert het water. Het oppervlaktewaterpeil is in de zomer namelijk NAP -0,20 m en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert van NAP -0.10 m (zuidelijkste deel) tot NAP -0,60 m. Er is in de zomer sprake van een watertekort. Er moet water worden ingelaten om het peil te handhaven.
 
Naast ophoging zijn vaste drains toegepast in de cunetten van de wegen ten behoeve van de drooglegging van het gebied. Daarnaast zijn er ook tijdelijke drains toegepast ten behoeve van de versnelling van de zetting tijdens het bouwrijp maken. De aangelegde drains kunnen een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit. Echter uit de monitoring van de kwaliteit van het drainagewater is gebleken dat het drainagewater een goed kwaliteit heeft met een laag fosfaatgehalte.
 
Vergunningen
Voor al het oppervlaktewater, inclusief alle kunstwerken is 1 vergunning aangevraagd. In deze vergunning zijn ook alle relevante waterhuishoudkundige objecten vallende binnen dit bestemmingsplan opgenomen.
 
Riolering
De rioolwaterzuiveringen (AWZI) van Blaricum ligt circa 4 kilometer van het plangebied. De gemeente Blaricum en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht hebben een convenant gesloten waarin is afgesproken om in de kern Blaricum vergaand af te koppelen. Hierdoor is er in de AWZI capaciteit vrij gekomen voor het aansluiten van de Blaricummermeent.
 
DWA-riolering (afvalwater)
Ten behoeve van het rioleringsontwerp is de Blaricummermeent onderverdeeld in een aantal gebieden waarover de woningen zijn verdeeld. Vervolgens is de hoeveelheid water per gebied bepaald.
 
Voor de inzameling van de dwa zijn de volgende dwa-stelsels ontworpen:
  • dwa-stelsel west ligt ten westen van de watergang, waarbij het afschot van zuid naar noord is met het aflopende straatpeil mee;
  • dwa-stelsel oost ligt ten oosten van de watergang, waarbij het afschot van zuid naar noord is met het aflopende straatpeil mee;
  • het bedrijvenpark voert onder vrij verval af op dwa-stelsel oost.
  • In grote lijnen zal de dwa-riolering als volgt worden geprojecteerd, waarbij de rioolberekening maatgevend zal zijn:
    • in de erftoegangswegen, categorie 2 (woonstraten) dwa-riolering PVC 250 mm met afschot 1:300;
    • in de erftoegangswegen, categorie 1 (verzamelwegen) en de gebiedsontsluitingswegen dwa-riolering PVC 250 mm met afschot 1:300, respectievelijk 1:500 en 1:750 bij voldoende dwa-vulling;
    • in de gebiedsontsluitingswegen met busbaan zullen alleen waar nodig dwa-riolering worden ontworpen.
De centrale transportriolen onder afschot naar de geprojecteerde rioolgemalen kunnen afwijken van de algemene ontwerpregels.
 
Voor het westelijke deel wordt rioolgemaal 1 halverwege het gebied geprojecteerd langs de erftoegangsweg, categorie 1. De geraamde pompcapaciteit is 14,5 m³/h. Dit rioolgemaal zal het afvalwater via een persleiding pompen naar rioolgemaal 2. Rioolgemaal 2 voor het oostelijke deel van De Blaricummermeent is geprojecteerd halverwege het gebied langs de gebiedsontsluitingsweg. De benodigde pompcapaciteit voor het eigen gebied is 30,6 m³/h. De totale (dwa-)pompcapaciteit van rioolgemaal 2 bedraagt derhalve 45,1 m³/h.
 
Rwa-riolering (regenwater)
Voor de gehele planontwikkeling in de Blaricummermeent is voor woongebieden uitgegaan van 150 m² verharding per woning. Voor het bedrijvenpark is uitgegaan van een verhardingspercentage van 70% van het bruto oppervlak. Voor het gebied van de Stichtseweg is voor de herstructurering van de infrastructuur gerekend met een verhardingspercentage van 25%. Op basis van deze uitgangspunten is vervolgens de wateropgave berekend.
 
De wijziging in programma zoals dit bestemmingsplan dat mogelijk maakt zal per saldo leiden tot een afname in verharding. Uitgaande van circa 160 woningen bedraagt de toekomstige verharding circa 27.750 m2. In het verleden is gerekend met 70% verharding van circa 5 ha, dit komt meer op 35.000 m2 verharding. Per saldo heeft de wijziging van het programma tot gevolg dat circa 7.250 m2 minder aan verharding wordt aangelegd dan initieel was voorzien. Aanvullende watercompensatie is als gevolg van het nieuwe programma niet noodzakelijk.
 
Omdat dit plangebied grenst aan het park wordt onderzocht of de regenwaterafvoer bovenstrooms kan plaatsvinden met zuivering/wegzijging in het park, waardoor de belasting van het oppervlaktewater zo laag mogelijk wordt.
 
Waterkering
De Blaricummermeent is een binnendijks gebied die van het Gooimeer wordt afgeschermd door de Gooise Zomerkade. De Gooise Zomerkade is een regionale waterkering en beschermt het gebied tegen overstroming vanuit het Gooimeer. De kering is gedimensioneerd als primaire waterkering (overschrijdingsfrequentie 1:4000), waarbij rekening is gehouden met de toekomstige peilstijging van het Gooimeer.
5.8 Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
  • bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • vereenvoudiging van regels.
Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming richt de Wet natuurbescherming zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. 
 
Naast de bescherming vanuit de Wet natuurbescherming is in het kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Het NNN vormt een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvatten bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het NNN draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: 
  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Op basis van de wet zijn activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten verboden. Waar de voormalige Flora- en faunawet echter uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:
  • strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.          
Ten opzichte van de oude Flora- en faunawet zijn circa 200 soorten (vooral vaatplanten en vissen) niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten (met name bepaalde vlinders en vaatplannen) toegevoegd.  
 
Planspecifiek
Ten behoeve van de ontwikkeling van de Blaricummermeent zijn in het verleden in het plangebied diverse inventarisaties uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden. Aan de hand van de gegevens uit deze inventarisaties en overige archiefwaarnemingen is in 2007 een natuurtoets opgesteld en is vervolgens in 2012 een ontheffing afgegeven. Deze verleende ontheffing is per 1 juli 2017 verlopen. Om te voorkomen dat de werkzaamheden leiden tot overtredingen van verbodsbepalingen is op basis van de ontheffing een ecologisch werkprotocol opgesteld. In het ecologisch werkprotocol zijn maatregelen voorgeschreven met betrekking tot de wijze en periode van uitvoering. Het is echter niet uitgesloten dat sinds het verstrekken van de ontheffing in 2012 nieuwe beschermde soorten zich hebben gevestigd in het plangebied. Om deze reden heeft in 2017 opnieuw een ecologisch onderzoek plaatsgevonden (d.d. 15 december 2017 zie: bijlagen bij toelichting), waarin het volgende wordt geconcludeerd:
 
In het plangebied zijn diverse algemene, beschermde soorten aanwezig waarvoor de provincie Noord-Holland een vrijstelling heeft afgegeven in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Wel is de algemene zorgplicht van de Wet natuurbescherming van kracht. Daarnaast komen er algemene broedvogels voor in het plangebied. Tijdens de uitgebreide inventarisatie zijn geen waarnemingen gedaan van overige beschermde soorten.
 
Er bestaat geen noodzaak tot het aanvragen van een nieuwe ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming. Door het treffen van maatregelen kunnen mogelijke negatieve effecten volledig worden gemitigeerd. In de reeds opgestelde ecologische werkprotocollen staan deze maatregelen beschreven.
5.9 Archeologie en cultuurhistorie
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het initiatief aangepast kan worden.
  
Planspecifiek
Zoals reeds aangegeven in toelichting paragraaf 2.3.4 zijn binnen het plangebied verschillende archeologische beleidscategorieën aanwezig. Deze beleidscategorieën zijn op de verbeelding en in de regels van voorliggend bestemmingsplan opgenomen door middel van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.   
 
In het kader van het bestemmingsplan 'Blaricummermeent Werkdorp' zijn daarnaast verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd.
 
Naast de Nota archeologiebeleid (februari 2011), zoals beschreven in toelichting paragraaf 2.3.4, zijn er in het kader van het bestemmingsplan 'Blaricummermeent Werkdorp' verschillenden archeologische onderzoeken uitgevoerd. Allereerst is er een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1. Op basis van de bevindingen in dit onderzoek is een deel van De Blaricummermeent vanuit wetenschappelijk oogpunt behoudenswaardig. Een intact dekzandlandschap over een dergelijk groot gebied met een zeer hoge dichtheid aan archeologische resten uit de Steentijd is namelijk zeldzaam. Over de mate waarin de ondergrond mag worden verstoord is daarom op 14 oktober 2005 een convenant gesloten tussen de gemeente Blaricum en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), tegenwoordig de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zie bijlage 2. Als bijlage bij het convenant is een Programma van Eisen voor de inrichting van De Blaricummermeent opgenomen. In het Programma van Eisen zijn de inrichtingseisen geformuleerd om te komen tot een dubbel grondgebruik binnen het plangebied: enerzijds de woonwijk en het bedrijvenpark, anderzijds de archeologische vindplaats. Het plangebied is opgedeeld in verschillende verwachtingszones gebaseerd op de verwachte vondst- of sitedichtheid.
 
De volgende afbeelding toont de verschillende zones. 
Verstoringspercentage per zone
 
Voor elke zone zijn afzonderlijke afspraken gemaakt over de mate waarin het pleistocene dekzand verstoord mag worden. Dit wordt uitgedrukt in een percentage van het oppervlakte van de betreffende zone.
 
Het gesloten convenant is niet in zijn geheel in overeenstemming met het later vastgestelde Archeologie beleid. De verstoringsdieptes en oppervlaktes wijken af van hetgeen in het convenant is vastgelegd. Het betreft hier met name de verstoring als gevolg van het heien. In het kader van dit bestemmingsplan is ervoor gekozen de regeling voor archeologie zo vorm te geven dat er een zogenaamde overgangssituatie ontstaat. Kort gezegd komt de regeling erop neer dat voor de initiële aanleg van de Blaricummermeent de afspraken uit het convenant bindend zijn.
6 Juridische planbeschrijving
6.1 Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
 
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
 
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
6.3 Opbouw regels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.
 
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook dit hoofdstuk kent een standaardopbouw:
  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden(bestemmingsplanafhankelijk).
6.4 Bestemmingen
Bedrijf
Deze beste bestemming is opgenomen voor het bestaande bedrijf aan de westzijde van het plangebied. Het betreft een conserverende bestemming waarbij de bestaande planologische rechten doorvertaald zijn naar het nieuwe bestemmingsplan. In afwijking van de bestemming zoals deze was opgenomen in het bestemmingsplan Blaricummermeent Werkdorp 2016 voorziet de bestemming niet meer in een wijzigingsbepaling voor een benzinestation en weggerelateerde horeca zoals deze was opgenomen in het bestemmingsplna Blaricummermeent Werkdorp 2016 en het hieraan voorafgaande bestemmingsplan.
 
Bedrijventerrein
Deze bestemming is opgenomen voor het bedrijvenpark BusinessPark27. Het bedrijvenpark is conform de VNG uitgave bedrijven en milieuzonering inwaarts gezoneerd. Hiermee is geborgd dat ter plaatse van de woningen er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Ruimtelijk en functioneel kent het bedrijventerrein een vierdeling; de Kop, de A27-zone, een zone voor kleine bedrijven en een zone voor grotere bedrijven. 
 
Op de kop van het bedrijvenpark is het gewenst wat grotere volumes te realiseren die de entree van het gebied markeren. Hierin voorzien de planregels. Langs de A27 is een zone voor grotere kantoren en productie- of magazijn functies. Hier zijn, net als op de Kop, tevens bedrijfsgebonden en zelfstandige kantoren toegestaan. In directe aansluiting op het wonen is de zone kleine bedrijven gelegen. Met deze zone wordt een overgang gecreëerd tussen wonen en bedrijvigheid.
 
In het plangebied is een vestiging van Garagepark. Hier kunnen ruimtes gehuurd worden voor bedrijfsmatige activiteiten, maar ook voor hobbymatige activiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan hobbymatige activiteiten welke niet eenvoudig binnen een woongebied inpasbaar zijn. Zoals bijvoorbeeld het sleutelen aan oldtimers. Tevens is de opslag van privé goederen hier toegestaan. Middels een binnenplanse afwijking is het toegestaan om in de toekomst ook elders in het plangebied vergelijkbare gebouwen als Garagepark te realiseren.
 
Gemengd
De bestemming Gemengd is opgenomen voor het 'Meentgebouw'. Dit gebouw kent een dubbel functie als kantoor en horeca gelegenheid. Door het opnemen van een gemengde bestemming is deze dubbelfunctie mogelijk. Daarnaast is het denkbaar dat het gebouw ook op termijn ingezet gaat worden voor een maatschappelijke functie. Ook hierin voorziet de bestemming. Specifiek voor horeca is een Staat van horeca bedrijven opgenomen. Hiermee wordt nader invulling gegeven aan welke typen horeca zijn toegestaan. De bestemming is zo vormgegeven dat het gebruik van het pand voor één functie mogelijk is. Hiermee wordt de ruimte gegeven aan een functioneel goed gebruik van het pand.
 
Groen
De groen bestemming is opgenomen voor het groengebied langs de kanopassage in het plangebied. Naast dit groen wordt in de uitwerking van het woongebied ook voorzien in groene gebieden binnen het plangebied.
 
Verkeer
Voor de hoofdverkeersstructuur, de Deltazijde en de Binnendelta is de bestemming verkeer opgenomen. Voor deelgebieden die nog niet volledig zijn uitgewerkt is de verkeersstructuur nog niet in detail opgenomen. Deze is ondergebracht in de nog uit te werken plandelen.
 
Water
Voor het oppervlakte water binnen het plangebied is de bestemming water opgenomen. Deze bestemming behoeft geen verdere specifieke toelichting.
 
Wonen - Uit te werken
Voor de woongebieden is de planvorming nog niet uitgewerkt. Deze plandelen hebben de bestemming Wonen - Uit te werken gekregen. Middels een uitwerkingsplan wordt hier een verdere invulling gegeven aan het woongebied.
Uitgangspunt van de planregels is dat in principe wordt aangesloten op algemene beleidsregels zoals deze gelden voor geheel Blaricum. Op onderdelen wordt hiervan afgeweken. Dit betreft de specifieke regeling voor erfafscheidingen, voor de Blaricummermeent geldt hiervoor een specifieke beleidsnotitie. Daarnaast kent de Blaricummermeent een iets ruimere regeling voor bedrijven en beroepen aan huis. Deze bedrijfsmatige activiteiten mogen ook in vrijstaande erfbebouwing plaatsvinden.
 
Omdat de locatie een geluidsbelasting ondervindt van de A27 is voor het college de bevoegdheid opgenomen dat in het uitwerkingsplan de verplichting tot het realiseren van een dove gevel kan worden opgenomen. Op deze wijze wordt geborgd dat er voor hoog geluidsbelaste woningen toch sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
 
Het maximaal aantal te realiseren woningen in het plangebied is 170. Dit aantal is vastgelegd in artikel 14.1 van de planregels.
 
Waarde -  Archeologie
Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden in het gebied. De regeling is gebaseerd op de gemeentelijke regeling zoals deze voor geheel Blaricum geldt. Hierop zijn twee uitzonderingen. De verstoringsdiepte is met 1 meter verruimd. Dit volgt uit de algehele ophoging van het plangebied met circa 1 meter. Daarnaast zijn ook de uitspraken uit het convenant met het ROB (nu RCE) doorvertaald naar de planregels.
     
   
7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijke besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van ‘afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4 wro, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Voor de nog te ontwikkelen gebieden geldt dat de gemeente Blaricum eigenaar is van de betreffende gronden. Vanuit de eigendomspositie en middels de verkoop van gronden vindt het verhaal van kosten plaats. De kosten welke gemoeid zijn met de planontwikkeling zijn opgenomen in een grondexploitatie welke jaarlijks wordt geactualiseerd en vastgesteld. Nu via deze weg voorzien wordt in het verhaal van gemeentelijke plankosten is er geen noodzaak tot het opstellen van en vaststellen van een exploitatieplan. Overeenkomstig artikel 6.12 lid 2 Wro wordt dan ook afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
7.2.1 Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van Provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
 
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.2.2 Participatie
In maart 2011 heeft de gemeente Blaricum, samen met Laren en Eemnes, een nota opgesteld en vastgesteld over burgerparticipatie in de BEL-gemeenten. In deze nota wordt ingegaan op een aantal vragen: 
  • Wat is burgerparticipatie?
  • Waarom burgerparticipatie?
  • Wanneer en bij welk onderwerp burgerparticipatie?
  • Wie spelen een rol bij burgerparticipatie? en
  • Hoe geven we burgerparticipatie vorm? 
In oktober 2014 is, middels een de nota “Burgerparticipatie bij ontwikkeling en realisatie van De Blaricummermeent” reeds een aanzet gegeven om de nota Burgerparticipatie verder te concretiseren voor de Blaricummermeent.
 
Uit de nota blijkt dat er door de jaren heen verschillende bewonersbijeenkomsten zijn georganiseerd. De eerste grote plenaire bijeenkomst was in september 2012. Deze avond legde de basis voor het formeren van de zogenaamde ‘Klankbordgroep Verkeer De Blaricummermeent’ en het ‘Bewonersportaal’.
Wanneer de participatieladder vanuit de nota Burgerparticipatie wordt geprojecteerd op de wijze waarop bewoners van de Blaricummermeent tot op heden bij de locatieontwikkeling van De Blaricummermeent betrokken zijn geweest kunnen een aantal conclusies worden getrokken over de hoe de participatie tot nu toe is verlopen. In veel gevallen is er sprake geweest van ‘informeren’ en ‘raadplegen’. Incidenteel is sprake geweest van ‘adviseren’ en ‘coproduceren’.
 
Op basis van het voorgaande is voorgesteld om in het kader van het continueren en verbreden van de gewenste bewonersparticipatie in De Blarciummermeent sowieso in te zetten op de (reeds gehanteerde) participatievormen ‘informeren’ en ‘raadplegen’. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de klankbordgroep Blaricummermeent betrokken. Zoals tijdens het opstellen van het bestemmingsplan Blaricummermeent Werkdorp 2016 is de bewonersgroep geïnformeerd over de aanstaande functiewijziging van een deel van het bedrijvenpark. Met dit voornemen kon door de bewonersgroep ingestemd worden.
7.2.3 Verslag inspraak en artikel 3.1.1 Bro overleg
Vanaf 25 oktober t/m 6 december 2017 heeft het voorontwerp bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp – actualisatie F en G’ voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.
 
Op 17 oktober 2017 is het RTG (raadcommissie) van de gemeente Blaricum geïnformeerd over dit Voorontwerp en op 14 september 2017 is de Klankbordgroep Blaricummermeent (bewonersvertegenwoordiging) eveneens geïnformeerd en is het Voorontwerp toegelicht. Daarnaast is op 23 november 2017 een inloopavond gehouden waarin iedereen in de gelegenheid is gesteld om kennis te nemen van het plan en eventueel vragen te stellen.
 
In het kader van het vooroverleg ex artikel Bro 3.1.1 zijn ook alle belanghebbende organisaties in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen en/of opmerkingen kenbaar te maken.
 
Gedurende de periode van ter inzage legging een vijf overlegreacties ontvangen en twee inspraakreacties. Deze reacties zijn samengevat en voorzien van een inhoudelijke beoordeling in de Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan deelplan F&G. Deze reactienota is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan.
 
7.2.4 Verslag zienswijzen
Vanaf 14 maart t/m 25 april 2018 heeft het ontwerp bestemmingsplan ‘Blaricummermeent Werkdorp – actualisatie F en G’ en het ‘Ontwerpbesluit hogere grenswaarden’ voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er vier reacties ontvangen op het bestemmingsplan en twee reacties op het voorgenomen hogere waarden besluit. Deze reacties zijn gebundeld, samengevat en voorzien van een inhoudelijke reactie in de Reactienota Ontwerp bestemmingsplan. Deze nota is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.
  • 1. Plangebied Blaricummermeent - Gemeente Blaricum - Een inventariserend archeologisch onderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., RAAP-rapport 1082, november 2004
  • 2. Convenant Blaricummermeent Gemeente Blaricum / Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 14 oktober 2005