Plan: | Egmond aan Zee Centrum en Boulevard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0373.BPG08000egmonzeecb-C001 |
In het algemeen zijn het toeristische karakter van Egmond aan Zee alsmede de kenmerkende hoofdzakelijk kleinschalige stedenbouwkundige structuur uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Hierna wordt nader ingegaan op enkele aspecten van de ruimtelijke structuur.
Dorpskern
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is de gemengde functie aan de Voorstraat. Voor de omliggende woongebieden wordt behoud van de woonfunctie nagestreefd, waarbij de kleinschalige opzet, het niveauverschil tussen straten en de diversiteit van bebouwing behouden dient te blijven.
Zeefront
De functionele openbare ruimte, waarbij ruimte is voor parkeren en parken met uitzicht op het strand en de zee, is uitgangspunt voor het bestemmingsplan. Verbetering van de kwalitatieve uitstraling van verouderde hotels is voorts gewenst.
Noordelijke uitbreiding
Voor de noordelijke uitbreiding is continuering van de woningfunctie het uitgangspunt. Het bebouwingspatroon, waarbij het gebied als overgangszone van bebouwde kom naar landelijk gebied dient, dient gerespecteerd te worden.
Zuidelijke uitbreiding
Het behoud van het groen op de Torensduin is uitgangspunt voor het bestemmingsplan.
Parken en strand
Uitgangspunt is dat de aanwezige parken behouden blijven.
Voor het strand geldt dat de bestaande strandpaviljoens met 20% mogen worden uitgebreid ten opzichte van de afgesloten contracten in 2007, tot een maximum van 750 m². De voormalige verkooppunten mogen uitbreiden tot een maximale oppervlakte van 250 m². De gemeente wil graag innovatieve initiatieven op het strand stimuleren. Deze initiatieven moeten de aantrekkingskracht van het strand versterken. De initiatieven zullen met een aparte procedure mogelijk worden gemaakt, aangezien het op dit moment onvoldoende duidelijk is welke initiatieven zich zullen aandienen.
Ontwikkelingen
Egmond aan Zee kent geen grote uitbreidingslocaties. In het plangebied kan in de toekomst echter wel een enkele ontwikkeling voorkomen. In het bestemmingsplan worden echter uitsluitend ontwikkelingen verankerd waarover reeds afzonderlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. In het bestemmingsplan is één ontwikkeling juridisch-planologisch vertaald, namelijk de locatie van de Pinck aan de Boulevard Zuid.
De Pinck
De Stichting Museum van Egmond heeft begin 2007 een bouwaanvraag ingediend voor de bouw van een definitief onderkomen voor de historische boot “de Pinck”. In overleg met de gemeente is er voor gekozen daarvoor het huidige, tijdelijke gebouw te gebruiken. Hiertoe wordt de bestaande halfopen loods dichtgezet. Verder komt er een toegangsdeur in en raampartijen. Daarnaast wordt het gebouw uitgebreid met een dagverblijf, een kleedruimte en toiletten. De loods zal voornamelijk een museale functie krijgen: de boot wordt hier tentoongesteld en bezoekers krijgen uitleg over de bouw van de boot en zijn geschiedenis. Ook zal de loods gebruikt worden om onderhoud aan de boot te kunnen plegen en reparaties te verrichten.
De huidige halfopen loods met daaraan vast een (schaft)keet en een container voor de opslag van materialen is tot stand gekomen door middel van een tijdelijke vrijstelling (art. 17 WRO oud). Hoewel het initiatief zelf wel werd gewaardeerd, stuitte de locatie op veel bezwaren van de omwonenden. Ondanks deze bezwaren is de loods toch tot stand gekomen. In de beroepsprocedures die volgende werd het besluit van de gemeente door de rechters bekrachtigd.
De tijdelijke loods was opgericht ten behoeve van de bouw van de Pinck. Deze is nu echter gereed en men is op zoek gegaan naar een locatie om deze boot te kunnen stallen. Bij het verlenen van de tijdelijke vrijstelling was het de bedoeling om de boot, wanneer die eenmaal gereed was, op het terrein van het museum te stallen. Er zijn echter enkele overwegingen die de huidige locatie aantrekkelijker maken.
De ruimtelijke consequenties van het gebouw zijn beperkt. Het is gelegen op ongeveer 40 meter van de meest nabij gelegen woningen nabij het gebouw van de KNRM. Hierdoor blijft de openheid van het parkeerterrein zo veel als mogelijk gehandhaafd. Bovendien worden door de haakse ligging van het gebouw op Boulevard-Zuid de gevolgen voor het uitzicht van de nabijgelegen woningen zoveel als mogelijk voorkomen.
De Milieudienst Regio Alkmaar (MRA) heeft bij brief van 26 juli 2007 laten weten dat een melding dan wel een vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer niet nodig is. Verder is de gewenste uitbreiding dermate beperkt (de vergroting bedraagt niet meer dan 18 m2) dat nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawetgeving en de Natuurbeschermingswet niet nodig is. Het gebouw betreft ook geen geluidsgevoelige functie zodat een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai niet nodig is. Daarnaast heeft het gebouw ten aanzien van de akoestiek geen uitstralingseffect op de omliggende woningen. Omdat het gebouw is gelegen aan een parkeerplaats is de verwachting dat er zich geen problemen ten aanzien van het parkeren zal voordoen; de ontsluiting is tevens reeds geregeld. Ten aanzien van het aspect water moet worden vermeld dat de locatie is gelegen binnen de beschermingszone van een primaire waterkering. Op 26 september 2007 heeft het Hoogheemraadschap reeds een ontheffing van de Keur verleend
De voorgestelde locatie, zijnde de tijdelijke bouwplaats van de historische Pinck, ontmoet vanuit planologische aspecten geen weerstand. Gezien het belang van de Pinck voor Egmond aan Zee heeft de gemeente daarom besloten deze locatie positief te bestemmen om zodoende een opslag en tentoonstelling van de Pinck op deze locatie mogelijk te maken.
Uitbreidingen hoofdgebouwen bij woningen
Beperkte uitbreidingen (in oppervlakte) van de hoofdgebouwen worden in beginsel mogelijk geacht, mits de specifieke kenmerken en ruimtelijke karakteristieken van de desbetreffende deelgebieden in acht worden genomen. Uitzonderingen hierop vormen de percelen in de dorpskern. Door de beperkte oppervlakte van de percelen zijn de uitbreidingsmogelijkheden in dit gebied beperkt.
Voor aaneengebouwde woningen wordt in beginsel geen uitbreiding van het hoofdgebouw toegestaan, anders dan in de vorm van aan- en uitbouwen. In enkele gevallen zijn de uitbreidingsmogelijkheden van (bij elkaar gelegen) woningen op elkaar afgestemd.
Erfbebouwing bij woningen
Op 19 december 2006 heeft de gemeenteraad besloten hoe er met enkele thema's wordt omgegaan in alle nieuwe bestemmingsplannen. Eén van de thema's waarover besloten is betreft erfbebouwing bij woningen.
Gekozen is voor een regeling waarbij bij iedere woning 50 m² aan erfbebouwing is toegestaan, mits ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft. Bij percelen vanaf 500 m² geldt vervolgens een gestaffelde regeling waarbij, afhankelijk van de grootte van het perceel, een grotere oppervlakte aan erfbebouwing is toegestaan tot een maximum van 75 m². De percelen in het plangebied hebben, in vergelijking met andere gebieden in de gemeente Bergen, kleine erven. Hierdoor kan in een aantal gevallen de bovenstaande regeling niet worden toegepast. Indien de erven door een beperkte omvang niet geschikt zijn voor de regeling voor erfbebouwing dient een aangepaste regeling te worden opgenomen.
In alle gevallen dient ook altijd een bebouwingspercentage in acht te worden genomen dat geldt ten opzichte van het bouwperceel en dat van toepassing is op alle bebouwing op het perceel (het hoofdgebouw (de woning) en de erfbebouwing). De bebouwingspercentages variëren van 35% tot 45%, afhankelijk van het type woning (vrijstaand, twee-aaneen, hoekwoning, rijtjeswoning). Omdat er veel kleine percelen in het plangebied voorkomen met een nu al hoog bebouwingspercentage, dat vaak hoger is dan 50-60%, zal er voor erven kleiner dan 100 m² een bebouwingspercentage van 70% gehanteerd worden.
Andere aspecten ten aanzien van het thema erfbebouwing waarover besloten is, zijn de goot- en bouwhoogten, de aan te houden afstanden tot de perceelgrenzen en de diepte en breedte van aan- en uitbouwen. In hoofdstuk 6 (Juridische planbeschrijving) wordt hier nader op ingegaan).
Recreatiewoningen op particuliere erven met een woonbestemming
Op 26 juni 2007 heeft de gemeenteraad van Bergen een beleidslijn vastgesteld met betrekking tot de recreatiewoningen op particuliere erven.
De nu aanwezige recreatiewoningen bij vrijstaande woningen in de bebouwde kom krijgen een positieve bestemmingsregeling. Dit geldt eveneens voor de huidige planologische mogelijkheden voor recreatiewoningen op particuliere erven (alleen bij vrijstaande woningen en met uitzondering van de planmatig ontwikkelde recreatiewoningen in de uitbreidingswijken). In het onderhavige plangebied is enigszins van deze beleidslijn afgeweken in die zin dat alle voorkomende dan wel planologisch mogelijke recreatiewoningen als zodanig zijn bestemd. Dit omdat in Egmond aan Zee op grotere schaal en ook in voorkomende gevallen op planmatige wijze, recreatiewoningen op particuliere erven in het verleden zijn toegestaan.
Om te voorkomen dat er een te grote bebouwingsdichtheid ontstaat, is ervoor gekozen een relatie te leggen met de erfbebouwingsregeling bij woningen. Dit wil zeggen dat de aanwezigheid van een recreatiewoning ten koste gaat van de toegestane oppervlakte aan overige erfbebouwing. Het voorgaande is ook van toepassing indien er sprake is van een inmiddels afgesplitst perceel.
Met betrekking tot het permanent bewonen van recreatiewoningen wordt opgemerkt dat besloten is om geen woonbestemming toe te kennen aan deze recreatiewoningen. Uit ruimtelijk-stedenbouwkundig oogpunt is dit niet gewenst onder andere omdat de recreatiewoningen vaak op achtererven staan, er sprake zal zijn van wonen achter wonen, de bereikbaarheid en de kavelstructuur niet bedacht zijn op een woonsituatie, er sprake kan zijn van de aantasting van privacy en een woonbestemming bovendien kan leiden tot planschade. In uitzonderlijke gevallen kan het overigens voorkomen dat er ruimtelijk/stedenbouwkundig geen bezwaar bestaat tegen het toekennen van een woonbestemming. In het onderhavige plangebied is dit niet het geval.
In het plangebied komt op kleine schaal groen voor. De Torensduin dient als zodanig behouden te blijven. Het duinpark aan de Kennedyboulevard en de groenstrook tussen het strand en de bebouwing aan de boulevard is ingericht als verblijfsgebied met uitzicht op de zee en het strand. Deze gebieden dienen als zodanig behouden te blijven en waar mogelijk te worden versterkt.
Vertaling beleid water naar bestemmingsplan
De gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier streven gezamenlijk naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Met het oog op de te verwachten klimaatverandering (nattere winters, drogere zomers en intensievere buien), zal op een duurzame wijze met waterbeheer moeten worden omgegaan. Stedelijke gebieden dienen volgens het beleid van WB21 (zie paragraaf 3.1) meer zelfvoorzienend te worden in zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit, waardoor zo min mogelijk wordt afgewenteld op andere gebieden.
Het nieuwe bestemmingsplan gaat uit van de bestaande situatie. Hierna worden de aandachtspunten voor toekomstige ontwikkelingen gegeven. Hierbij wordt het algemene beleid beschreven die gelden voor ontwikkelingslocaties.
Duurzaam waterbeheer ingeval van ruimtelijke ontwikkelingen
Aangezien in het plangebied infiltratie plaatsvindt, zijn maatregelen om wateroverlast te voorkomen nauwelijks relevant. Gezien de stedelijke functie bestaat er ook geen tekort aan water.
In de duinzoom achter de duinen zijn door het schone kwelwater, afkomstig uit de duinen, goede mogelijkheden voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Om het kwelwater schoon te houden is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen. Met het oog op een duurzaam water dient (bij ruimtelijke ontwikkelingen) zoveel mogelijk schoon hemelwater te worden afgekoppeld en in de bodem geïnfiltreerd.
De keuze wélke oppervlakken (bijvoorbeeld welke wegen) en met welke technieken en voorzieningen kan worden afgekoppeld, dient te gebeuren aan de hand van een advies van het hoogheemraadschap. Voor infiltratie wordt de toepassing van infiltratieriolen (buizen waarmee schoon hemelwater in de bodem wordt geïnfiltreerd) geadviseerd, ook wadi's zijn een optie om water te infiltreren. Infiltratiemaatregelen zorgen ervoor dat schoon hemelwater niet wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Vanuit het belang van de waterkering is bebouwing in de kustzone in principe ongewenst. Op het strand is, onder voorwaarden, gedurende het hele jaar strandbebouwing (zoals strandpaviljoens, strandhuisjes, strandcabines en badhokjes) toegestaan. Het Hoogheemraadschap bepaalt op welke afstand van de kering en de duinen en onder welke voorwaarden bebouwing is toegestaan. Dit geldt dus naast de bepalingen uit het bestemmingsplan en in dit kader dient een vergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd.
Advies voor het plangebied als geheel, archeologieregimes en -criteria
Op basis van het archeologisch onderzoek, dat is uitgevoerd door de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland (zie bijlage 5), is de archeologische verwachtingswaarde in beeld gebracht. Hierbij is onderscheid gemaakt in 5 categorieën, elk met verschillende criteria. De volgende categorieën worden onderscheiden.
Tabel 5.1 Categorie-indeling archeologie
categorie | rekening houden met archeologie vanaf planomvang van |
eerste | bij alle grondroerende werkzaamheden |
tweede | bij plannen van 50 m² en groter, grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm |
derde | bij plannen van 500 m² en groter, grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm |
vierde | bij plannen van 2.500 m² en groter, grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm |
vijfde | bij plannen van 10.000 m² en groter, grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm |
In het plangebied komen de tweede en derde categorie voor. Uitgangspunt van het beleid is om de archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te bewaren. Indien niet bekend is wat de kwaliteit van de aanwezige waarden is, kan door middel van archeologisch stappenonderzoek hier duidelijkheid over verkregen worden. De uitslag van het onderzoek is bepalend voor het wel of niet medewerking verlenen aan een plan. De archeologische verwachtingswaarden in het plangebied zijn aangegeven in figuur 2.3.
Egmond aan Zee, historische kern
Regime
In de historische kern van Egmond aan Zee wordt een bijzonder archeologieregime gerealiseerd vanwege de mogelijke aanwezigheid van belangwekkende archeologische bodemsporen en voorwerpen. Dit archeologieregime wordt gerealiseerd door middel van een dubbelbestemming als archeologisch waardevol gebied van de tweede categorie en daaraan gekoppeld een bouw- en sloopverbod, evenals een onderkelderingsverbod met afwijking van de bouwregels.
Criteria
In dit archeologieregime dient bij alle grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm binnen een planomvang van 50 m² of groter archeologisch onderzoek verricht te worden.
Gebied met hoge verwachtingswaarde
Regime
Voor dit gebied binnen Egmond aan Zee wordt een bijzonder archeologieregime van kracht vanwege de kans op het aantreffen van archeologische bodemsporen. Dit regime wordt gerealiseerd door middel van een dubbelbestemming als archeologisch waardevol gebied van de derde categorie met een daaraan gekoppeld omgevingsvergunningenstelsel en een bouw- en sloopverbod met afwijking van de bouwregels.
Criteria
In dit archeologieregime dient bij alle grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm binnen een planomvang van 500 m² of groter archeologisch onderzoek verricht te worden indien de werkzaamheden reiken tot beneden een diepte van 6 m boven NAP.