Artikel 4 Wonen-1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1 Algemeen
-
a. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mag het bouwperceel ten hoogste voor 40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
-
b. indien hoofdgebouwen meer dan twee-aaneen worden gebouwd mag het bouwperceel ten hoogste voor 45% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
4.2.2 Hoofdgebouwen
-
a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-onder-een- kapwoningen worden gebouwd;
-
d. ter plaatse van andere gronden dan bedoeld onder c mogen de woningen uitsluitend aaneen worden gebouwd;
-
e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
-
f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
-
a. bij woningen dienen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in of op een afstand van ten minste 1 m tot de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
-
c. de diepte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping aan de achtergevel van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 3 m gemeten vanuit de achtergevel van het hoofdgebouw;
-
d. de breedte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw en aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste 3,5 m gemeten vanuit de zijgevel van het hoofdgebouw;
-
e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, bedraagt ten hoogste de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 25 cm tot een maximum van 4 m;
-
f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
-
g. bijgebouwen mogen niet voorzien worden van dakkapellen, dakopbouwen of gevelopbouwen;
-
h. bij een platte afdekking mogen de maximale hoogten, zoals bepaald onder e en f worden overschreden ten behoeve van lichtkappen met een oppervlakte van ten hoogste 1/3 van de oppervlakte van het dakvlak en tot een hoogte van 1 m.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
-
a. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevellijn mag ten hoogste 1 m bedragen en elders ten hoogste 2 m;
-
b. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder sub a mag de hoogte van erf- en perceelafscheidingen op zijerven grenzend aan wegen ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat:
-
1. de hoogte van 2 m uitsluitend is toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
-
2. indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens minder dan 5 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 1 m moet bedragen;
-
3. indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens tussen de 5 en 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m moet bedragen;
-
4. indien de afstand tussen de voorgevelrooilijn die is gelegen in het verlengde van de zijgevel en de zijdelingse perceelsgrens ten minste 10 m bedraagt, de afstand tot de perceelgrens minimaal 3 m moet bedragen;
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.3 onder e en f ten behoeve van een kap op aan- en uitbouwen en op bijgebouwen, met dien verstande dat:
-
a. ontheffing uitsluitend is toegestaan indien een kap in verband met afstemming op de karakteristiek van de woning, wenselijk is;
-
b. de goothoogte van de aan- of uitbouw en het bijgebouw bedraagt ten hoogste de in lid 4.2.3 onder e en f genoemde bouwhoogte en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
-
c. ontheffing niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van naburige erven.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
-
d. het oppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals bedrijfs- en praktijkruimte, bedraagt ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m2;
-
e. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
-
f. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is en gelieerd aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
-
g. Het in gebruik nemen/hebben/of te laten gebruiken van gronden voor paardenbakken, zwembaden en mestopslag is niet toegestaan;
-
h. het gebruiken of te laten gebruiken van gebouwen voor het stallen van paarden is niet toegestaan;
-
i. het gebruiken of te laten gebruiken van bijgebouwen voor slaapgelegenheden is niet toegestaan.