Plan: | Bestemmingsplan Graft en De Rijp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01 |
Archeologie
Wet- en regelgeving
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentenwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de Monw moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden.
Om na te gaan wat de archeologische waarden in het gebied zijn, is de beleidskaart bij de 'Beleidsnota archeologie gemeenten Schermer en Graft-De Rijp' geraadpleegd. In figuur 3.7 (paragraaf 3.4) is hiervan een fragment opgenomen. Hieruit blijkt dat voor de kernen Graft en De Rijp meerdere regimes voor archeologisch onderzoek gelden. Voor de rode en geel geruite gebieden wordt een archeologisch onderzoek geadviseerd bij respectievelijk alle plannen (ongeacht de grootte) dan wel plannen die groter zijn dan 50 m² en waarbij dieper dan 35 cm gegraven wordt. De lichtblauwe gebieden betreffen gebieden met het lichtste regime; hier is alleen onderzoek nodig indien zeer grote projecten (groter dan 10.000 m²) worden gerealiseerd.
De verschillende regimes zijn vertaald naar de bestemmingsplankaart. Hierop worden drie archeologische regimes aangehouden.
Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan waarbij geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan is het dan ook niet nodig een archeologisch onderzoek te verrichten. Wanneer er onvoorzien wel nieuwe ontwikkelingen zullen plaatsvinden, worden de archeologische regimes zoals die in het plan zijn opgenomen gehanteerd. Vanuit het oogpunt van archeologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
Cultuurhistorie
Zoals uit hoofdstuk 2 blijkt kennen Graft en De Rijp een rijke ontstaansgeschiedenis. De oude dorpslinten zijn qua opzet nog grotendeels gaaf en hebben een daarbij passende bebouwingsstructuur. Voor De Rijp heeft dit onder meer geleid tot de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht (zie ook paragraaf 3.1).
Het onderhavige bestemmingsplan is te typeren als een conserverend bestemmingsplan. Ingrijpende wijzigingen zijn dan ook niet te verwachten en daarmee zijn bedreigingen van cultuurhistorische waarden in principe niet aan de orde.
Om de aanwezige cultuurhistorische waarden ook binnen het conserverende karakter voldoende te beschermen is het volgende geregeld in het plan:
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.