Plan: | Bestemmingsplan Kop Zuidas |
---|---|
Plannummer: | W0903BPTGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.W0903BPTGST-OH01 |
In verband met de beoogde ontwikkeling van 'Zuidasgebied Amsterdam (overeenkomstig de partiële streekplanherziening ANZKG), is in 2003 een Beoordelingsnotitie milieu-effectrapportrapportage (m.e.r) opgesteld (Zie bijlage "Beoordelingsnotitie Milieueffectrapportage Zuidasgebied Amsterdam (overeenkomstig de partiële streekplanherziening ANZKG)", 27 februari 2003).
In deze notitie is onderzocht of vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder de voorgenomen ruimtelijke herinrichting van het streekplangebied wordt ondernomen, een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. De conclusie van het onderzoek is dat vanwege de bijzondere omstandigheden, waaronder de herinrichting van het streekplangebied wordt ondernomen, geen MER behoeft te worden gemaakt.
Gezien de kenmerken van de herinrichting van het streekplangebied (de omvang, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder en risico van ongevallen) heeft de herinrichting, gerelateerd aan de stedelijke omgeving waarin de herinrichting plaatsvindt, geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er zijn in dat opzicht dus geen bijzondere omstandigheden. Dit geldt ook voor de plaats waar de herinrichting plaatsvindt en voor de samenhang met andere activiteiten.
De bouw van woningen, kantoren en voorzieningen hebben geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van bodem. Voor zover er in het gebied bodemverontreinigingen voorkomen zullen deze overeenkomstig de huidige regelgeving voor bodemverontreiniging worden gesaneerd. In samenhang met de geplande activiteiten wordt een aantal ondergrondse parkeergarages gerealiseerd. Hierdoor wordt de grondwatersituatie beïnvloed. In overleg met de waterbeheerder worden hiervoor passende maatregelen getroffen.
Met het aspect water wordt op een zorgvuldige manier in de plannen omgegaan. De extra verharding in het streekplangebied wordt door extra open water gecompenseerd en tevens is het vasthouden van regenwater in het gebied zelf onderdeel van de plannen. De herinrichting van het streekplangebied heeft ten aanzien van het aspect water geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er is in dat opzicht geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Het streekplangebied maakt geen deel uit van of ligt niet in de buurt van gebieden, waarvoor de zogenaamde beschermingsformules van kracht zijn (Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Habitat- of Vogelrichtlijn). Verder komen er zeer waarschijnlijk geen of weinig soorten voor die een beschermde status hebben op grond van de Flora- en faunawet. De herinrichting van het streekplangebied heeft ten aanzien van het aspect flora en fauna geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er is in dat
opzicht geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Bij de ontwikkelingen in het streekplangebied wordt voor de aspecten energie, grondstoffen en ruimte in wezen niet afgeweken van hetgeen gebruikelijk is bij ontwikkelingen in een grootstedelijke omgeving. Op een aantal punten is in de huidige plannen extra aandacht besteed aan duurzaam omgaan met energie, grondstoffen en ruimte. De herinrichting van het streekplangebied heeft ten aanzien van het aspect energie, grondstoffen en ruimte geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er is in dat opzicht geen sprake van bijzondere omstandigheden.
In het streekplangebied komen geen bijzondere landschappelijke of cultuurhistorische waarden voor, zodat de herinrichting van het streekplangebied in dat opzicht geen aanzienlijke nadelige milieugevolgen kan hebben.
Om de bereikbaarheid van Zuidas te waarborgen is het gebied uitstekend ontsloten voor het openbaar vervoer. De mobiliteit in het gebied zal, ten gevolge van de toename van functies in het gebied, groeien. Er is daarbij geen reden is om aan te nemen dat de toename van het verkeer in het streekplangebied in de zin van orde van grootte, bereik en dergelijke, te beschouwen is als een bijzondere omstandigheid, die leidt tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen. De toekomstige verkeersstromen zullen na de realisering van de herinrichting, die het streekplan mogelijk maakt, wel toenemen, maar niet in die mate dat het verkeersbeeld tot significante verschillen met de rest van Amsterdam leidt. Het Amsterdamse verkeer- en vervoerbeleid is gericht op het zo veel mogelijk concentreren van verkeer op wegen die daarvoor zijn ingericht. Deze indeling voorkomt diffuse verspreiding van de negatieve gevolgen van verkeer op het milieu. Daarom is er een onderscheid tussen soorten wegen en de inrichting daarvan gemaakt. De wegen waarop het verkeer zich concentreert, zijn de wegen die behoren tot het hoofdwegennet van Amsterdam. Op deze wegen mag dus meer verkeer worden toegelaten dan op de andere. Deze wegen hebben een doorgaand en of een gebiedsontsluitend karakter. De verkeersbelasting die ontstaat door uitvoering van de plannen is voor dit type weg in vergelijking tot de andere hoofdwegen niet bijzonder. Een zelfde argumentatie kan worden vermeld voor het verkeer op de A10 zuid, maar dan op nationaal niveau.
Ten aanzien van de luchtkwaliteit is vastgesteld dat langs de binnenstedelijke wegen de luchtkwaliteit voldoet aan de eisen uit het Besluit luchtkwaliteit en dat de herinrichting van het streekplangebied geen belangrijke negatieve milieugevolgen heeft. Er is in dat opzicht geen sprake van bijzondere omstandigheden.
De geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de stedelijke wegen is vergelijkbaar met de situatie zoals die zich voordoet in ander delen van Amsterdam. De herinrichting van het streekplangebied heeft ten aanzien van het aspect geluid geen belangrijke nadelige milieugevolgen. Er is in dat opzicht geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Door de herinrichting van het streekplangebied ontstaat er, gezien de aard van de activiteiten, dat wil zeggen het bouwen van woningen, kantoren en voorzieningen, geen toename van de kans op calamiteiten. De herinrichting van het streekplangebied heeft ten aanzien van het externe veiligheid dan ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen en er is in dat opzicht geen sprake van bijzondere omstandigheden.
De aanwezigheid van de rijksweg A10 en het spoor in het streekplangebied heeft de consequentie dat tot op een afstand van ongeveer 20-30 m vanaf de rand van de A10 de luchtkwaliteit onvoldoende is en dat in die zone geen woningen gebouwd kunnen worden. Ten gevolge van de geluidbelasting, veroorzaakt door het wegverkeer op de A10, zal, om woningbouw in bepaalde delen van het streekplangebied mogelijk te maken, gebruik moeten worden gemaakt van het toepassen van adequate geluidwerende voorzieningen. Het transport van gevaarlijke stoffen over de in het streekplangebied aanwezige rijksweg A10 en het spoor is er de oorzaak van dat de kans groot is, dat, uitgaande van voortzetting van het de huidige situatie, de niet wettelijke oriënterende waarde voor het groepsrisico in het Zuidasgebied wordt overschreden.
Conclusie
De conclusie van de beoordeling 2003 is dat vanwege de bijzondere omstandigheden, waaronder de herinrichting van het streekplangebied wordt ondernomen, geen MER behoeft te worden gemaakt voor het stadsproject Zuidas.
Overigens is het wel zo dat ten opzichte van de situatie in 2003 ten aanzien van een aantal aspecten nieuwe wet- en regelgeving telt. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan wetgeving op het gebied van geluid en luchtkwaliteit. Ten aanzien van die aspecten zijn nadere onderzoeken verricht. Hierop wordt in de hierna volgende onderzoeken ingegaan. De uitkomsten van deze onderzoeken zijn niet dusdanig dat die gevolgen zouden moeten hebben voor bovenstaande conclusies dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is.
Er is ook overigens geen aanzienlijke wijziging van omstandigheden op grond waarvan een actualisering van de m.e.r-beoordeling noodzakelijk is.