direct naar inhoud van 15.2 Resultaten onderzoeken
Plan: Bestemmingsplan Kop Zuidas
Plannummer: W0903BPTGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.W0903BPTGST-OH01

15.2 Resultaten onderzoeken

Door BMA is in november 2008 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlage "Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Kop Zuidas, Stadsdeel Zuideramstel, BO 08-161 Amsterdam 2008"). Hierop is per brief van 11 mei 2009 een aanvulling gekomen. Hieruit valt het volgende op te maken:

In het plangebied Kop Zuidas is een archeologische verwachtingszone en een zone van (sub-)recente verstoringen te onderscheiden met ieder een eigen archeologisch beleid. Voor zone A geldt dat bij bodemingrepen vanaf 10.000 m2 en meer dan 2,00 m onder maaiveld voorafgaande aan de bodemverstorende ingreep een Inventariserend Veldonderzoek noodzakelijk is. De resultaten dienen te worden beschreven in een archeologisch rapport. De ondergrond van de bebouwde delen (zone B) is zo verstoord dat hier geen archeologische resten meer aanwezig zijn. Deze terreinen zijn vrijgesteld van archeologische maatregelen. Dit betekent dat verder archeologisch veldonderzoek niet nodig is.

Afhankelijk van de grootte en diepte van de toekomstige ontgraving kunnen archeologische waarden worden aangetast. Vanwege de verwachting geldt binnen het plangebied dat bij bodemingrepen dieper dan 2,00 m onder maaiveld en met een oppervlak groter dan 10.000 m2 een Inventariserend Veldonderzoek in de planvorming wordt opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.W0903BPTGST-OH01_0012.jpg"

Figuur 12: beleidzones archeologische verwachting: Beleid Zone A (geel ingekleurd): lage verwachting, Beleid Zone B (gearceerd): negatieve verwachting: (sub)recente verstoring

In deze delen van het plangebied is de bodem verstoord vanwege de aanleg van de bebouwing in de jaren '50 van de 20ste eeuw. Daarmee is dit deel van het plangebied vrijgesteld van verdere archeologische maatregelen.

Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht, hetgeen inhoudt dat ook in geval geen archeologisch vooronderzoek vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden, deze bij BMA aangemeld dienen te worden. In gezamenlijk overleg met de opdrachtgever kunnen dan maatregelen worden genomen tot documentatie en berging van de vondsten.