direct naar inhoud van 9.1 Toetsingskader
Plan: Science Park Amsterdam
Plannummer: U1002BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01

9.1 Toetsingskader

9.1.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over binnenwateren

9.1.1.1 Toetsingskader

De Wet vervoer gevaarlijke stoffen regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren; hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Om bij ruimtelijke ontwikkelingen het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten voldoen aan de externe veiligheidsnormen moet het bevoegd gezag rekening houden met het PR en het GR.

Voor de wijze waarop het PR en GR beoordeeld moeten worden, is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: de Circulaire) van toepassing. De Circulaire beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De overheid vraagt gemeenten, provincies en infrabeheerders om medewerking aan dit beleid te verlenen door bij de besluitvorming die onder hun verantwoordelijkheid valt, de veiligheidsbelangen overeenkomstig deze Circulaire af te wegen. Hierbij gaat het om diverse besluiten gerelateerd aan vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ordening.

Volgens art. 6.1.3 van de Circulaire kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven.

Voor het GR geldt op basis van de Circulaire voor het bevoegd gezag een verantwoordingsplicht in de gevallen van een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Desondanks kan uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een verantwoording voor het groepsrisico ook buiten deze 200 meter op zijn plaats zijn, met eventuele beperkingen, zoals bijvoorbeeld in de sfeer van maatregelen die de zelfredzaamheid van de bevolking bevorderen.

9.1.1.2 Resultaten onderzoek externe veiligheid A10

Aan de oostzijde van het plangebied ligt de A10. De externe veiligheidsrisico's veroorzaakt door het transport over deze weg van gevaarlijke stoffen zijn onderzocht in de studie 'Externe Veiligheid A10 plan Science Park (Adviesgroep Aviv BV, 4 maart 2011 en als bijlage bij dit plan opgenomen). De berekening is uitgevoerd met RBM II versie 1.3. Het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) zijn berekend voor de toekomstige situatie zonder en met realisatie van het bestemmingsplan. In het onderzoek is rekening gehouden met de voorgenomen wegverbreding van de A10 (Tracebesluit wegverbreding SAA dd 21 maart 2011). Het berekende risico is getoetst aan de normstelling externe veiligheid voor transportroutes.

-Plaatsgebonden risico

De berekende afstand vanaf het midden van de weg tot de PR-contouren leidt tot de conclusie dat er geen contour aanwezig voor de grenswaarde van 1.0 10-6 /jr. Buiten de weg is het PR altijd kleiner dan de grenswaarde. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor het realiseren van nieuwe bebouwing langs de weg. Overigens hoeft vanaf 01-01-2011 het PR niet meer berekend te worden.

-Groepsrisico

Het groepsrisico is berekend voor het deel hectometer 105 t/m 125 van de A10 ter hoogte van het plangebied. Aanvullend is een berekening uitgevoerd waarbij de route is verschoven en de verbindingsboog volgt die het dichtst bij het plangebied ligt.

Er is een verschil in het groepsrisico tussen de situatie zonder en met het bestemmingsplan. Het groepsrisico neemt toe door realisatie van het bestemmingsplan. De toename is meer dan 10% maar het groepsrisico is kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Volgens de Circulaire is verantwoording daarom niet nodig.

Binnenkort wordt het Besluit transport externe veiligheid van kracht, dat de Circulaire gaat vervangen. Onderstaande tekst, over zowel weg- als spoortransport, loopt vooruit op het toekomstig Betv. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is volgens het concept Besluit transportroutes externe veiligheid niet nodig.

Aangezien er echter wel sprake is van een toename van het groepsrisico, is het bestuur van de Brandweer Amsterdam-Amstelland in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen. Hiertoe heeft de Brandweer op 30 augustus 2011 advies uitgebracht vanuit het perspectief van de hulpverlening. De risicobeperkende maatregelen die in overweging genomen kunnen worden zijn in dit rapport weergegeven. De genoemde maatregelen hebben vooral betrekking op mogelijke planologische, constructieve en installatietechnische voorzieningen aan gebouwen en op voorlichten en tijdig alarmeren. De voorgestelde maatregelen dragen vooral bij aan een grotere zelfredzaamheid. Het rapport is als Bijlage 9 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

-Plasbrandaandachtsgebied

In het concept Btev (Besluit transportroutes externe veiligheid) en in het eindrapport basisnet weg is voor rijksinfrastructuur het plasbrandaandachtsgebied (PAG) geïntroduceerd. Het PAG is het gebied tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 m voor het PAG wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook.

Het plangebied voor de beoordeelde ontwikkeling ligt buiten de afstand van 30 m tot de rechterrand van de noordelijke rijstrook van de A10.

9.1.1.3 Spoorlijn Amsterdam-Weesp

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de spoorlijn Amsterdam – Weesp. Over deze spoorlijn (route via stations Muiderpoort- Science Park- Diemen en verder), vindt géén significant vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Overige spoortrajecten (zoals de spoorlijn via Amsterdam Centraal, Amsterdam Muiderpoort, Amsterdam Amstel en verder richting Duivendrecht/ danwel de spoorlijn Abcoude- Amsterdam Bijlmer Arena- Diemen Zuid en verder richting Weesp) spelen geen rol bij bestemmingsplan Science Park Amsterdam.

De spoorlijn Amsterdam- Weesp die direct langs het plangebied Science Park Amsterdam loopt (traject wordt ook wel benoemd als traject Amsterdam Muiderpoort- Gaasperdammerwegaansluiting) is beschouwd in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende overwegingen spelen hierbij een rol.

  • Momenteel vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats op dit traject;
  • In de Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor (Prorail 2007) wordt het aantal gevaarlijke stoffen voor het jaar 2020 op nul gesteld;
  • In de brief van het ministerie IenM aan de Tweede Kamer van november 2011 over het Basisnet spoor, is opgenomen dat bij het traject Amsterdam-Weesp in de toekomst rekening gehouden dient te worden met maximaal 499 ketelwagens brandbare vloeistoffen (benzine). Deze stroom van brandbare vloeistoffen zal naar verwachting (omstreeks 2013) worden opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Deze stroom van brandbare vloeistoffen (maximaal 499 ketelwagens brandbare vloeistoffen) heeft geen ruimtelijke consequenties voor dit bestemmingsplan. Het plaatsgebonden risico van deze stroom is lager dan 10-6 per jaar.Ook leidt deze stroom niet tot een significant groepsrisico vanwege het beperkte effectgebied (de effecten van een mogelijk ongeval met brandbare stoffen zijn beperkt tot 30 meter van het ongeval).

9.1.2 Buisleidingen

Toetsingskader
Voor buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van het Bevb geldt voor de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object dichtbij dergelijke buisleiding, een grenswaarde van 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.

Indien het bestemmingsplan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object in het invloedsgebied toelaat, dient tevens het groepsrisico te worden verantwoord.

In het onderhavige geval kan men volstaan met een zogenaamde lichte verantwoording, waarbij maatregelen ter beperking van het GR niet hoeven te worden onderzocht:

het bestemmingsplan ligt buiten het 100%- letaliteitsgebied of

bij toxische stoffen waarbij het plaatsgebonden risico kleiner dan 10-8 per jaar is of

het groepsrisico is niet hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of

de toename van het groepsrisico bij verwezenlijking van het bestemmingsplan is niet hoger dan 10%.

Op grond van het Bevb is het tevens verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmeringstrook meegenomen, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden opgericht. Verder bevat het bestemmingsplan een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden binnen de belemmeringstrook die de integriteiten en werking van de buisleiding kunnen verhinderen.

Onderzoek gasleiding

Er loopt een gasleiding van de Gasunie voor een gedeelte door het plangebied. Deze gasleiding is in het kader van de nieuwbouwplannen Middenmeer Noord (gelegen ten zuiden van het plangebied Science Park Amsterdam) beoordeeld. Uit dit onderzoek blijkt dat de gasleiding geen invloed heeft op dit plangedeelte en daarmee ook geen gevolgen kan hebben voor bestemmingsplan Science Park Amsterdam (zie Bijlage 7 'Risicoberekening gastransportleiding W-534-01-KR-093 t/m 101, Gasunie, 23 september 2008). In dit externe veiligheidsonderzoek is gerekend met het rekenprogramma zoals voorgeschreven in het (nieuwe) Besluit externe veiligheid buisleidingen.

De bestaande gasleiding zal overigens door Gasunie deels (over een afstand van circa 50 meter) worden verlegd. Het tracé van de gasleiding is inclusief deze verlegging in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming.

Met dit bestemmingsplan worden binnen het invloedsgebied van de leiding (en ook na verlegging van de leiding) geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De bestemmingen -die ongewijzigd zijn ten opzichte van het reeds vigerende bestemmingsplan- ter hoogte van de gasleiding bestaan namelijk onder meer uit sportvelden en volkstuinen. Bovendien is het groepsrisico 0,01 en dus zeer laag. Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen van 30 december 2010 (nr. BJZ 20/0032478) is de waarde van 0,1x het GR de grens waaronder een beperkte verantwoording hoeft te worden afgelegd. Het berekende risico ligt zo ver onder deze waarde, dat verdere verantwoording niet opportuun is.