direct naar inhoud van 20.1 Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro)
Plan: Science Park Amsterdam
Plannummer: U1002BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01

20.1 Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro)

Conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het concept bestemmingsplan toegestuurd aan de volgende artikel 3.1.1 partners:

  • 1. Burgemeester en Wethouders van Diemen
  • 2. Dagelijks Bestuur stadsdeel Oost
  • 3. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
  • 4. Inspectie Verkeer en Waterstaat
  • 5. Kamer van Koophandel Amsterdam
  • 6. Ministerie van Defensie voor Noord-Holland en Utrecht (Noord-West)
  • 7. Ministerie van Economische Zaken
  • 8. Ministerie van LNV, Dienst landelijk gebied
  • 9. Provincie Noord-Holland
  • 10. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
  • 11. Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland
  • 12. KPN Telecom
  • 13. Milieucentrum Amsterdam
  • 14. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Noord-Holland
  • 15. NS Reizigers B.V.
  • 16. NV Nederlandse Gasunie
  • 17. ProRail, regio Randstad Noord
  • 18. Bureau Monumenten & Archeologie
  • 19. Liander
  • 20. Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling
  • 21. Brandweer Amsterdam- Amstelland
  • 22. Vrom-inspectie, regio Noord-West
  • 23. Waternet
  • 24. Stadsregio Amsterdam

De instanties genoemd onder nummer 2, 9 en 11 geven in hun reactie aan geen opmerkingen te hebben. Van de instanties genoemd onder nummer 3, 4, 6 t/m 8, 10, 12 t/m 15, 17 en 20 is geen reactie (of geen afzonderlijke reactie) ontvangen. Van Vrom-Inspectie (nummer 22) is een gecoördineerde rijksreactie ontvangen.

Hieronder zijn de binnengekomen reacties samengevat en voorzien van beantwoording.

1. Burgemeester en Wethouders van Diemen

De gemeente Diemen geeft met betrekking tot het concept bestemmingsplan Science Park Amsterdam het volgende aan.

Ontsluitingsweg A10

Volgens hen ontbreekt in het plan een dwarsprofiel van de nieuwe ontsluitingsweg langs de A10 naar de Middenweg en zij vragen dit alsnog op te nemen. Daarnaast zijn zij benieuwd tot welke aanpassingen de aansluiting van deze weg op de Middenweg leidt.

Het vigerende bestemmingsplan (2003) maakt reeds deze aansluiting op de A10 mogelijk; de aansluiting is nu wederom opgenomen in de bestemmingsplanregeling. De aansluiting loopt via de Carolina MacGillavrylaan, waarvan het eerste gedeelte inmiddels in gebruik is. Deze laan wordt verlengd in oostelijke richting en loopt via een nieuwe onderdoorgang onder het spooremplacement evenwijdig langs de A10. De afslag S113 wordt aangepast zodat er een vloeiende aansluiting ontstaat en er een snelle verbinding met de A1, A2 en A4 bestaat.

Hiertoe is in het concept- ontwerpbestemmingsplan ter plaatse de bestemming Verkeer-1 opgenomen: in de bij deze bestemming behorende planregels is het maximale aantal rijstroken opgenomen. Op grond van de Wet Geluidhinder bevinden zich van rechtswege langs alle wegen geluidzones waarbinnen de geluidbelasting vanwege de weg aan het gesteld in de Wet dient te worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken. Daartoe dient het aantal rijstroken te worden opgenomen in de regeling of een dwarsprofiel te worden toegevoegd, zodat de breedte van de geluidzone van de weg kan worden vastgesteld. Het aantal rijstroken is geregeld, daarom is opnemen van een dwarsprofiel van deze weg niet nodig.

Externe veiligheid

Het valt de gemeente Diemen op dat bij externe veiligheid geen rekening is gehouden met het spoor, omdat hier geen gevaarlijke stoffen zouden worden vervoerd. Ten behoeve van een nieuw bestemmingsplan voor Diemen Noord heeft het bureau Oranjewoud een EV-onderzoek uitgevoerd. Het spoor kwam hieruit wel naar voren als een transportas voor gevaarlijke stoffen (marktprognose ProRail 2007).

Er blijkt hier een spraakverwarring te bestaan over welke spoorlijn het betreft.

Over de spoorlijn die direct langs het plangebied Science Park Amsterdam loopt (route via stations Muiderpoort- Science Park- Diemen en verder), vindt géén significant vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Overige spoortrajecten (zoals de spoorlijn via Amsterdam Centraal, Amsterdam Muiderpoort, Amsterdam Amstel en verder richting Duivendrecht/ danwel de spoorlijn Abcoude- Amsterdam Bijlmer Arena- Diemen Zuid en verder richting Weesp) spelen geen rol bij bestemmingsplan Science Park Amsterdam.

De spoorlijn Amsterdam- Weesp die direct langs het plangebied Science Park Amsterdam loopt (traject wordt ook wel benoemd als traject Amsterdam Muiderpoort- Gaasperdammerwegaansluiting) is beschouwd in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende overwegingen spelen hierbij een rol.

  • Momenteel vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats op dit traject;
  • In de Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor (Prorail 2007) wordt het aantal gevaarlijke stoffen voor het jaar 2020 op nul gesteld.
  • In de brief van het ministerie IenM aan de Tweede Kamer van november 2011 over het Basisnet spoor, is opgenomen dat bij het traject Amsterdam-Weesp in de toekomst rekening gehouden dient te worden met maximaal 499 ketelwagens brandbare vloeistoffen (benzine). Deze stroom van brandbare vloeistoffen zal naar verwachting (omstreeks 2013) worden opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen .

Deze stroom van brandbare vloeistoffen (maximaal 499 ketelwagens brandbare vloeistoffen) heeft geen ruimtelijke consequenties voor dit bestemmingsplan. Het plaatsgebonden risico van deze stroom is lager dan 10-6 per jaar. Ook leidt deze stroom niet tot een significant groepsrisico vanwege het beperkte effectgebied (de effecten van een mogelijk ongeval met brandbare stoffen zijn beperkt tot 30 meter van het ongeval).

Leesbaarheid plan

Het plan is moeilijk leesbaar, publicatie op ruimtelijkplannen.nl kan de leesbaarheid voor externe partijen verbeteren.

Het plan is gemaakt met behulp van RO-Plan, een softwarepakket waarmee bestemmingsplannen digitaal en volgens de standaard van het Handboek Amsterdamse bestemmingsplannen kunnen worden getekend en voorzien van de bijbehorende voorschriften. In het kader van het 3.1.1 overleg ex Bro is aan u het plan digitaal toegezonden. Na het verwerken van deze 'vooroverlegreacties' zal het ontwerpbestemmingsplan (het ontwerpplan wordt dan gedurende zes weken ter visie gelegd, zodat zienswijzen kunnen worden ingediend) op internet worden gepubliceerd, zodat het door een ieder op internet te raadplegen is. Bij het aanklikken van een bestemming met de muis verschijnen dan de planregels die erop van toepassing zijn in beeld. Op deze wijze wordt het bestemmingsplan toegankelijker. Daarnaast is zoals gebruikelijk een 'papieren plan' beschikbaar dat geraadpleegd kan worden.

Fietsbrug over A10

Zij nemen aan dat het tracé van de fietsbrug over de A10 conform de laatste tekeningen van de planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere zal plaatsvinden.

De planregeling sluit aan bij de wegverbredingsplannen Schiphol-Amsterdam-Almere: gebruik is gemaakt van de laatste digitale tekeningen zoals aan ons verstrekt door Rijkswaterstaat.

2. NV Nederlandse Gasunie

Verbeelding

Middels de dubbelbestemming “Leiding-Gas” is binnen de verbeelding invulling gegeven aan de aanwezigheid van een 16 inch 40 bar hogedruk regionale aargastransportleiding van de Gasunie. De ligging komt echter nog niet overeen met het nieuwe tracé van de nog te verleggen leiding. Zij verzoeken de ligging aan te passen aan de bijgevoegde routekaart W-534-01-KR-098-A10.

Zij merken op dat de van toepassing zijnde dubbelbestemming strook, ook wel belemmerde strook genoemd, voor een 40 bar regionale aardgasleiding vastgesteld is op een breedte van 4 m ter weerszijde van de hartlijn van de leiding. Gelet op de gebruikte schaalgrootte verzoeken zij de breedte van de bestemde strook hierop te controleren.

Een en ander is aangepast conform de door u genoemde kaart W-534-01-KR-098-A10.

Regels

In artikel 15.2 staat vermeld dat op de voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd ten behoeve van de genoemde bestemming. Daarbij wordt uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 2 meter. Echter, in de nabijheid van onze aardgastransportleidingen bevinden zich diverse bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van onze aardgastransportleidingen, zoals vliegpalen, meetpalen, aanwijspalen en schemapalen met een hoogte van hoogstens 3 meter. Zij verzoeken deze maximale hoogte te verruimen naar 3 meter.

In de planregels is de bedoelde maximale bouwhoogte van 2 meter verhoogd naar 3 meter.

Toelichting

Anders dan in hoofdstuk 9 “Externe veiligheid” van de toelichting wordt aangegeven, heeft de aanwezigheid van de 16 inch 40 bar hoge druk aardgastransportleiding wel degelijk (planologische) gevolgen voor het te ontwikkelen plangebied. De huidige ligging van de aardgastransportleiding maakt de voorgestane ontwikkeling niet mogelijk waardoor Gasunie in opdracht van de gemeente haar leiding over een afstand van circa 50 meter zal verleggen.

De opmerking dat uit onderzoek gebleken is dat de gasleiding geen invloed heeft op het plangedeelte wekt eveneens een verkeerde interpretatie. Zoals uit de onderstaande informatie blijkt is het invloedsgebied 170 m ter weerszijde uit het hart van de leiding. Binnen deze afstand is er altijd sprake van een zekere mate van invloed bij een eventueel falen van de leiding. Echter heeft de uitkomst van de Risicoberekening aangetoond dat deze zich onder de oriënterende waarde begeeft, wat impliceert dat de aanwezigheid van de leiding geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied.

De conclusie van Gasunie dat de uitkomst van de Risicoberekening heeft aangetoond dat deze zich onder de oriënterende waarde begeeft, wat impliceert dat de aanwezigheid van de leiding geen belemmering vormt voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied, wordt beaamd.

Tevens melden zij dat de circulaire 'Zonering langs hoge druk aardgasleidingen'uit 1984 wordt vervangen door het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het ontwerp van dit Bevb heeft inmiddels ter inzage gelegen en is op 1 januari 2011 in werking getreden. Men dient nu te anticiperen op het nieuwe EV-beleid en op grond van een goede ruimtelijke ordening zich te conformeren aan het Bevb. Op grond van artikel 19 van het toekomstige Bevb dient de gemeenteraad zorg te dragen dat binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit het bestemmingsplan in overeenstemming is met dit besluit.

Dit gegeven is ons bekend: er is in het voor dit bestemmingsplan verrichte externe veiligheidsonderzoek dan ook al gerekend met het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen.

In dit kader geven zij bijgaand hun advies op het gebied van externe veiligheid dat is gebaseerd op het toekomstige externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM.

Plaatsgebonden risicocontour (PR):

De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde. Uit de gegevens van Gasunie blijkt dat binnen het plangebied de onderhavige leigingen geen PRoverschrijding kennen. Met andere woorden: de 10-6 risicocontour ligt op 0 meter van de leidingen. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor realisatie van het plan.

Groepsrisico (GR):

In tegenstelling tot een berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding en de omgeving van die leiding. Naarmate de groep potentiele slachtoffers groter wordt, moet de kans op een zodanig ongeval kleiner zijn.

De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Het GR is middels een Risicoberekening van 23 september 2008 reeds verantwoord.

Wanneer zij uitgaan van het toekomstig externe veiligheidsbeleid, komen zij tot de volgende veiligheidsafstanden

Leidingnr   Diam.   Ontwerp druk   Belemmerde strook*   1% Letaliteitgrens*   100 %
Letaliteitgrens*  
W-534-01   16”   40 bar   4 meter   170 m   80 m  

*Afstanden zijn ter weerszijden van de leiding gemeten uit het hart van de leiding

De 1% letaliteitsgrens (9,8 kW/M2 contour) van deze leiding ligt op 170 meter. De planontwikkeling vindt derhalve plaats binnen de invloedssfeer van deze leiding.

De 100% letaliteitsgrens (35 kW/M2 contour) ligt op 80 meter van de leiding.

Gasunie geeft aan dat de gemeente verantwoordelijk is voor de verantwoording van het GR en dat dit samen met het PR opgenomen dient te worden in de toelichting van het bestemmingsplan.

Zoals hierboven aangegeven is er reeds gerekend met het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen dat sinds 1 januari 2011 van kracht is (zie bestemmingsplanbijlage 'Risicoberekening gastransportleiding W-5534-01-KR-093 t/m 101 van 23 september 2008). Uit dit onderzoek blijkt dat de gasleiding geen invloed heeft op de nieuwbouwplannen voor Middenmeer-Noord (gelegen ten zuiden van het plangebied SciencePark) en ook geen gevolgen heeft voor bestemmingsplan Sciencepark.

Met dit bestemmingsplan worden binnen de invloedssfeer van de leiding (tevens na verlegging van de leiding) geen gevoelige bestemmingen geintroduceerd. De bestemmingen -die ongewijzigd zijn ten opzichte van het reeds vigerende bestemmingsplan- ter hoogte van de gasleiding bestaan namelijk onder meer uit sportvelden en volkstuinen. Bovendien is het groepsrisico 0,01 en dus zeer laag. Volgens de Regeling externe veiligheid buisleidingen van 30 december 2010 (nr. BJZ 20/0032478) is de waarde van 0,1x het GR de grens waaronder een beperkte verantwoording hoeft te worden afgelegd. Het berekende risico ligt ver onder deze waarde.

Deze conclusies zijn reeds weergegeven in hoofdstuk 9 van de toelichting van het bestemmingsplan en naar aanleiding van uw reactie nader gedetailleerd weergegeven en daarmee verantwoord.

3. Bureau Monumenten & Archeologie

Ten aanzien van Archeologie

De regels in het bestemmingsplan wijken af van de conclusies uit het archeologisch bureauonderzoek. In overeenstemming met het bureauonderzoek is Waarde archeologie 1 van toepassing op de gebieden van hoge archeologische verwachting met beleidscategorie 3 en Waarde archeologie 2 is van toepassing op gebieden met een lage archeologische verwachting met beleidscategorie 12. Tevens vragen zij aandacht voor een kleine rectificatie: het woord 'en' in artikel 16.2.c.1 en artikel 16.4.b.1 moet worden veranderd in 'of, hetzelfde geldt voor artikel 17.

De planregels zijn overeenkomstig het archeologisch bureauonderzoek aangepast. Het woord 'en' is vervangen door 'of' in de betreffende planregels. De omissie met betrekking tot de omwisseling van de regeling voor een hoge danwel lage archeologische verwachting is eveneens gecorrigeerd.

Ten aanzien van Monumenten

Het verdient aanbeveling om in hoofdstuk 17 te vermelden dat de Anna Hoeve (Science Park 201) een gemeentelijk monument is en in een paar regels de waardevolle cultuurhistorische betekenis van deze oude boerderij te beschrijven. Daarmee wordt dan duidelijk waarom op blz 24 onder kopje 'hoog- en laagbouw (4.2.1) voor het bouwveld 13 een maximale bouwhoogte van 55 m wordt voorgeschreven.

De tekst in de toelichting wordt aangevuld met de volgende tekst:

'De Watergraafsmeer is in 1629 drooggelegd en werd eind zeventiende, begin achttiende eeuw een aantrekkelijke woonplek voor rentenierende Amsterdammers, die er hofsteden lieten bouwen. Het gemeentelijke monument de Anna-hoeve herinnert daar nog aan. Deze voormalige boerderij is in einde van de negentiende eeuw op de plek van één van de oorspronkelijke hofsteden gebouwd.

Anna Hoeve en haar landschappelijke setting worden als een belangrijke historische schakel in de Watergraafsmeer gezien. Met ruime profielen, de groene zoom en het integreren van boerderij en erf in de centrale ruimte blijft de landschappelijke karakteristiek van de polder Watergraafsmeer een belangrijk element in het plangebied.' 

Hetzelfde kopje hoog- en laagbouw vermeldt dat voor maar liefst 7 bouwvelden verticale hoogteaccenten zijn toegestaan van max 72 meter. Dat is een forse en op het eerste gezicht wat toevallige (waarom niet 70 of 75?) verhoging van de middels verschillende artikel 19 vrijstellingen reeds gebouwde en in aanbouw zijnde bebouwing met een bouwhoogte van 55 meter. Om enigszins een indruk te krijgen van de ruimtelijke consequenties hiervan (en van de achterliggende stedenbouwkundige visie) zouden op zijn minst enkele modellen/tekeningen in het bestemmingsplan opgenomen dienen te worden. Het ooit zo zorgvuldig ontworpen SPvE (2001) en het daaruit voortgekomen Masterplan (2003) is door de vele artikel 19 vrijstellingen immers al fors van karakter veranderd en wordt door de mogelijkheid van nog eens 8 hoogteaccenten van 72 m nog verder naar de achtergrond gedrukt.

Inderdaad is in 2001 een Stedenbouwkundig Programma van Eisen gemaakt waarop het bestemmingsplan uit 2002 gebaseerd is. In dit vigerende bestemmingsplan uit 2002 is/was ook reeds een regeling opgenomen voor het realiseren van hoogteaccenten tot 72 meter.

In 2003 is het Masterplan opgesteld met extra aandacht voor de landschappelijke inpassing van de gebouwen en de waterhuishoudkundige en ecologische ingrepen. Hierin vormden besluiten uit het SPvE over de ontsluiting van het Science Park Amsterdam, het programma, de grondexploitatie, de ecologie en de waterhuishouding het uitgangspunt.

Het Masterplan vormt het belangrijkste planproduct voor de verdere ontwikkeling van Science Park Amsterdam. Op basis van dit Masterplan zullen stedenbouwkundige deeluitwerkingen voor de verschillende bouwvelden gemaakt worden, die in dit bestemmingsplan juridisch -planologisch worden gefaciliteerd. Ook de inmiddels doorlopen artikel 19 vrijstellingen zijn op dit Masterplan gebaseerd en vormen dus geen afwijking van het eerdere SPvE en het Masterplan.

De regeling in dit bestemmingsplan met betrekking tot toegestane hoogteaccenten vindt haar basis in het Masterplan.

Voor het bestemmingsplan Science Park Amsterdam is bovendien een Hoogbouw Effect Rapportage opgesteld (zie bijlage bij het bestemmingsplan Hoogbouweffectrapportage Science Park Amsterdam, DRO Amsterdam). Op de HER is in de bestemmingsplantoelichting ingegaan in hoofdstuk 15.

 4. Liander

In artikel 16 en 17 wordt het onder lid 4 onder 5 verboden om zonder omgevingsvergunning kabels en leidingen aan te leggen. Zij nemen aan dat dit niet geldt voor het bijleggen in een bestaande sleuf en ook niet voor het leggen in de aangewezen kabel en leidingtracés.

De Monumentenwet 1988 en de daarin opgenomen Wet op de archeologische monumentenzorg bepalen dat het bestemmingsplan bij uitstek het instrument is voor bescherming van archeologische waarden. In dit bestemmingsplan is dan ook een adequate regeling opgenomen ter bescherming van deze waarden. Voor twee typen archeologische verwachtingszones (laag en hoog) gelden specifieke regels met betrekking tot bouw- en aanlegactiviteiten.

Indien er sprake is van bodemverstoring binnen deze verwachtingszones dient u dan ook rekening te houden met de verplichting om een archeologisch rapport op te stellen:

Bij een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt echter de uitzondering van archeologisch veldonderzoek voor bodemverstoringen met een kleiner oppervlak dan 100 m2 óf een kleinere diepte dan 0,5 m onder maaiveld. Voor de gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde is dit 10.000 m2 óf een kleinere diepte dan 0,5 m onder maaiveld.

Bodemverstoringen die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan behoeven geen archeologisch rapport.

5. Waternet

Toelichting

De in het vooroverleg door Waternet aangeleverde teksten voor de toelichting van het plan zijn goed overgenomen. Hier zijn geen opmerkingen over.

Plankaart-Water

De eerdere opmerking over de plankaart is echter niet overgenomen. Het betreft het oppervlaktewater dat niet is weergegeven op de plankaart. Binnen het plangebied lopen diverse (primaire) watergangen die zeer belangrijk zijn voor berging en afvoer van grond- en regenwater. Voor dit water is de Keur van AGV van toepassing.

Waternet gaat er niet mee akkoord dat dit oppervlaktewater slechts als onderdeel wordt opgenomen in nagenoeg alle overige bestemmingen. Dit water dient apart te worden weergegeven op de plankaart en de bestemming Water te krijgen. Als ondergrond is voldoende materiaal aanwezig waarop deze watergangen wel zijn aangegeven, bijvoorbeeld in het stedenbouwkundig plan.

Gedeeld wordt de opvatting dat de diverse watergangen zeer belangrijk zijn voor berging en afvoer van grond- en regenwater.

In het kader van het met u gevoerde overleg zijn afspraken gemaakt over onder meer de waterbergingsaspecten (zie ook paragraaf 13.2 van de toelichting) en het minimaal benodigde wateroppervlak. Op dit moment is echter nog niet overal de exacte ligging van het oppervlaktewater op de plankaart aan te geven.

De bestemmingsomschrijvingen bij de diverse bestemmingen omvatten onder meer “water” en “waterstaatkundige voorzieningen”, net als in het reeds vigerende bestemmingplan. Het gaat te ver om iedere watergang expliciet te bestemmen of aan te duiden. De provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie verplicht ook niet daartoe. Er zou in geval van expliciete bestemming of aanduiding van watergangen voor iedere aanpassing van een watergang een wijziging van het bestemmingsplan moeten worden vastgesteld of door middel van een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan moeten worden afgeweken. Dit zou leiden tot aanmerkelijke bestuurlijke lasten. Het bepaalde in hoofdstuk 3.2.1. van de Keur biedt voldoende garanties tegen aantasting van de functie van de watergangen. In dit hoofdstuk van de Keur zijn namelijk voor verschillende activiteiten verboden opgenomen, zoals bijvoorbeeld het dempen van watergangen, waarvan slechts met vergunning van het waterschapsbestuur van kan worden afgeweken.

 Plankaart-Waterkeringen

Op de plankaart is de boezemwaterkering weergegeven, echter zonder de beschermingszones aan weerszijde. De beschermingszone is met blauwe arcering aangegeven op de leggertekeningen.

Op de plankaart dient de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering met deze zones verbreed te worden (leggertekeningen bijgevoegd).

Ook de in het plangebied aanwezige secundaire waterkering die is gelegen langs de A10 en de spoorbaan dient op de plankaart weergegeven te worden. De situatie is op de Keurkaart van AGV (site AGV) aangegeven. De kernzone van deze kering loopt tot aan de teen van de (spoor)dijk, dan volgt er een beschermingszone van 55 meter. Van deze kering is geen legger.

Dit gebied dient te worden weergegeven op de plankaart.

De primaire en secundaire waterkeringen, inclusief de bijbehorende beschermingszones, zullen met een dubbelbestemming “Waterstaat-Waterkering” op de plankaart worden aangegeven. Aan deze dubbelbestemming voor de beschermingszone rond de waterkering zullen echter geen bouwregels of aanlegvergunningstelsel (aanlegvergunning heet overigens tegenwoordig 'omgevingsvergunning') worden gekoppeld. De Keur en de daarin opgenomen verbodsbepalingen bieden voldoende bescherming.

Hiermee wordt ook voldaan aan de Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie die op 1 november 2010 in werking is getreden. Deze verordening verplicht gemeenten ertoe om waterkeringen, zoals aangegeven op kaart 6 behorende bij de verordening, in bestemmingsplannen te regelen.

Tevens is deze wijze van bestemmen in overeenstemming met de notitie 'Waterkeringen en bestemmingsplan' van Waternet ( d.d. 9 december 2010) waarin het standpunt van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is weergegeven voor wat betreft het weergeven van waterkeringen op bestemmingsplankaarten.

6. Stadsregio Amsterdam

Toelichting

In hoofdstuk 3, paragraaf 3, wordt over het regionale beleid geschreven. Daarbij wordt ingegaan op de Regionale Woonvisie. Zij zijn blij dat op deze manier aandacht wordt besteed aan het regionale beleid. Wel willen zij verzoeken om ook het andere regionale beleid, voor zover dit voor het plangebied van toepassing is, op te nemen, zoals het ontwikkelingsplan economie regio Amsterdam (OPERA). Hierin kunnen ook de afspraken die op het schaalniveau van de Metropoolregio Amsterdam over kantoorlocaties en bedrijventerreinen (PLABEKA) gemaakt zijn een plaats krijgen.

Het Regionaal Verkeer en Vervoerplan is net als de Nota Mobiliteit in het toetsingskader in hoofdstuk 6 ondergebracht, een juiste plek voor dit beleidsplan. Wellicht kan ook kort worden stilgestaan bij de Regionale OV-Visie 2010-2030 van de Stadsregio Amsterdam. Hierin staan een aantal projecten beschreven die effecten kunnen hebben voor de ontsluiting van het plangebied met het openbaar vervoer. Deze kunnen in paragraaf 6.4 kort aangestipt worden.

In paragraaf 6.4 wordt uitgegaan van de huidige bediening van station Science Park en het huidige gebruik van het spoor. In het kader van de Planstudie OV-SAAL wordt onderzoek gedaan naar investeringen op het spoor op de relaties Schiphol-Amsterdam-Almere. Het plangebied grenst aan één van de tracés van deze ontwikkelingen. Zij adviseren in dit bestemmingsplan kort stil te staan bij deze ontwikkelingen.

Het langzaam verkeer komt in paragraaf 6.5 aan bod. Zij geven mee dat de fietspaden langs de Kruislaan als Regionale Fietsroutes aangemerkt kunnen worden.

Eventuele verbeteringen aan de infrastructuur komen in aanmerking voor subsidie vanuit de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer. Tot slot wordt aanbevolen in deze paragraaf aandacht te besteden aan de belangrijkste loop- en fietsroutes en fietsparkeervoorzieningen naar en bij het eerder genoemde station Amsterdam Science Park.

De toelichting van het bestemmingsplan is waar nodig aangevuld naar aanleiding van de diverse aandachtspunten die naar voren zijn gebracht.

7. Brandweer

De Brandweer is adviseur op het domein van de fysieke veiligheid. De reactie heeft dan ook alleen betrekking op de fysieke veiligheid. Het is aan het bevoegde bestuur om een integrale afweging te maken tussen de verschillende belangen, waar de (fysieke) veiligheid er een van is. Onder fysieke veiligheid verstaan zij in dit verband het verkleinen van de kans op en de effecten van rampen, crises, calamiteiten, ongevallen en incidenten.

Op blz 51 van het ontwerpplan wordt gesteld dat de spoorlijn niet meer wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en derhalve wordt er geen nader onderzoek gedaan naar externe veiligheid. Echter op de risicokaart Atlas van de gemeente wordt dit traject wel aangegeven als route voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn er plannen om vanuit Westpoort 600 wagons met LPG vanuit de haven via CS naar het achterland te vervoeren. Is hiermee rekening gehouden?

Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor/ externe veiligheid: zie ook de beantwoording van de vooroverlegreactie van de gemeente Diemen onder punt 1:

Toekomstig transport (tot 2020) van gevaarlijke stoffen over het traject Muiderpoort-Gaasperdamaansluiting leidt niet tot een PR of GR en hoeft dus niet beoordeeld te worden.

Op de risicokaart Atlas Amsterdam staan overigens alle spoorlijnen weergegeven, ook die waar niet of nauwelijks (toekomstig) gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

De genoemde route vanaf Westpoort loopt via Muiderpoort-Duivendrecht-Abcoude en heeft geen betrekking op het plangebied SciencePark.

De Brandweer Amsterdam-Amstelland streeft naar structurele aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen, bij voorkeur door het opnemen van een veiligheidsparagraaf in de plantoelichting. Dit is zeker van belang bij dit soort ingewikkelde ruimtelijke ontwikkelingen waar grote aantallen mensen bij elkaar komen met onder meer kwetsbare bestemmingen waar o.a. minder zelfredzame mensen verblijven.

In een dergelijke paragraaf kan worden toegelicht op welke wijze in het plan rekening is gehouden met veiligheidsaspecten:

  • Tweezijdige bereikbaarheid van woonwijken en andere gebieden waar veel mensen verblijven, zoals bedrijventerreinen, kantoorparken, winkelcentra etc. De brandweer benadert een incident bovenwinds en moet derhalve van twee verschillende windrichtingen aan kunnen rijden;
  • Tweezijdige bereikbaarheid van individuele bouwwerken
  • Kwetsbare bestemmingen waar minder zelfredzame mensen verblijven, zoals ziekenhuizen, zorginstellingen, kinderdagverblijven en basisscholen;
  • De bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten en bluswatervoorziening op alle drie niveaus, zij adviseren deze aspecten vroegtijdig af te stemmen met de afdeling Bereikbaarheid, Bluswatervoorzieningen en Aanvalsplannen (BBA) van Brandweer Amsterdam- Amstelland;
  • De in het gebied en in de omgeving van het gebied, aanwezige riscicobronnen zoals aangegeven op de provinciale risicokaart, hierbij wordt in ieder geval vermeld:

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het risico op en de effecten van een ramp of ongeval

De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het beinvloedingsgebied van de risicobron om zichzelf in veiligheid te brengen wanneer een ramp of ongeval zich voordoet

De mogelijkheden om het veiligheidsbewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers te vergroten.

Ten slotte zullen de specifieke brandveiligheidaspecten die aan gebouwen worden gesteld bij de behandeling van de bouwvergunning aan de orde komen.

In het plan is structurele aandacht besteed aan de fysieke veiligheid, hetgeen tot uiting komt in de diverse hoofdstukken van de plantoelichting: zoals het hoofdstuk over externe veiligheid en milieuzonering.

Specifieke brandveiligheidsaspecten komen inderdaad aan de orde bij de procedures rond concrete bouwplannen.

Het plangebied wordt overigens nog beter bereikbaar door de interne ontsluitingsweg op de A10 met de nieuwe onderdoorgang onder het spoor. Deze onderdoorgang biedt ook qua hoogte voldoende ruimte voor diverse typen brandweerwagens/- materieel.

8. VROM-Inspectie

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van B&W heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, - projectbesluiten en –structuurvisies richting gemeenten.

Gelet op de nationale belangen worden de volgende opmerkingen gemaakt:

Nationaal belang 02/40 Basiskwaliteit hoofdinfrastructuur

Algemeen

Het project Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA) voorziet in wijzigingen binnen het plangebied. Volgens de huidige planning zal het Tracebesluit wegverbreding SAA in december 2010 worden vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu. In de toelichting op het plan wordt een beschrijving van dit project en de gevolgen ervan voor het plangebied gemist.

De fietsbrug over de A10 die staat opgenomen op de verbeelding zal worden verplaatst. Zij verzoeken om de fietsbrug op de nieuwe locatie op te nemen op de verbeelding.

Er zal een nieuwe verbindingsweg worden gerealiseerd tussen Ring Noord en de Middenweg. Zij verzoeken deze op te nemen op de verbeelding. Op de huidige verbeelding is ter plaatse de bestemming Natuur opgenomen. Zij verzoeken de verbeelding op deze locatie te wijzigen.

Per e-mail verzendt Rijkswaterstaat de kaarten behorend bij het project Saa (versie 7 oktober 2010)waarop de fietsbrug en verbindingsweg staat afgebeeld. Hierop staan ook de geluidschermen aangegeven.

In de regels van bestemming Verkeer-1 staat opgenomen dat hier maximaal in vier rijstroken mag worden voorzien. Op de binnenring van de A10 zullen 6 rijstroken worden gerealiseerd. Zij verzoeken deze regel te verwijderen.

De planregeling sluit aan bij de wegverbredingsplannen Schiphol-Amsterdam-Almere.

In de toelichting van het plan zal echter nog nader aandacht worden besteed aan het project wegverbreding SAA en de gevolgen ervan voor het plangebied.

De fietsbrug is te zien op de ondergrond van de plankaart. De locatie wordt hiermee echter niet geregeld/ vastgelegd: binnen de bestemming Verkeer-1 zijn voet- en fietsbruggen toegestaan.

De verbeelding zal ter plaatse van de bestemming Natuur worden aangepast; ook zal een aanpassing worden gedaan met betrekking tot de verkeersbestemming ter plaatse: In verband met het Tracébesluit Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere van 21 maart 2011 is de plangrens aan de zijde van de A10 aangepast. De gronden die vallen onder dit Tracébesluit worden binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het tracébesluit opgenomen in een afzonderlijk bestemmingsplan.

Buisleidingen

Volgens de toelichting bevindt zich een leiding van de Gasunie in het plangebied. Uit de toelichting blijkt dat de gasleiding geen gevolgen heeft voor het plangebied en verwijst daarvoor naar de Risicoberekening gastransportleiding W-534-01-KR-093 t/m 101, Gasunie, 23 september 2008. Deze berekening ontbreekt bij de stukken, zij verzoeken deze toe te sturen.

Deze berekening is op 29 november 2010 toegezonden.

Nationaal belang 07: Bundeling

Bedrijventerreinen, kantoren : SER-ladder

Volgens de toelichting voorziet het Masterplan voor het Science Park Amsterdam in een oppervlakte van 500.000 m2 voor diverse ontwikkelingen, waaronder kantoorruimte.

Op basis van de Nota Ruimte, Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid, de (ontwerp) AMvB-ruimte en het convenant Bedrijfsterrein, wordt geconstateerd dat het plan onvoldoende invulling geeft aan het toepassen van de SER-ladder. Het plan gaat niet in op de behoefteonderbouwing en de vraag of de ontwikkeling autonome groei of vervangingsbehoefte betreft. Niet duidelijk is of de hoeveelheid ha past in regionale en/of provinciale afspraken en locatieafspraken waar nog nieuwe terreinen kunnen en mogen komen. Zij verzoeken de toelichting aan te vullen met de toepassing van de SER-ladder.

Het SciencePark betreft geen doorsnee bedrijventerrein: het betreft een gebied ten behoeve van universitaire, wetenschappelijke en technologische instellingen.

Voor het plangebied is momenteel het bestemmingsplan 'Wetenschap en Technologie Centrum Watergraafsmeer' vigerend (vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam op 19 juni 2002 en goedgekeurd door het College van Gedeputeerde Staten van Noord- Holland op 21 januari 2003).

Op basis van dit vigerende bestemmingsplan (en het voorgaande bestemmingsplan “Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer uit 1969) is het terrein reeds voor het grootste deel succesvol ontwikkeld als internationaal wetenschaps- en kenniscentrum. Het geldende planologische kader maakt eveneens de gewenste verdere ontwikkelingen grotendeels mogelijk.

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan voorziet dit bestemmingsplan in de volgende ontwikkelingen:

  • Studentenwoningen (650) met bijbehorende voorzieningen voor detailhandel en/of horeca tot maximaal 500 m2 op het Spoorkavel (hiervoor is overigens inmiddels een projectbesluitprocedure doorlopen);
  • Ziekenhuis (medische voorzieningen);
  • Een uitbreiding van het totale programma met 2.500 m2 centrumvoorzieningen;
  • Het toestaan van meerdere hoogbouwaccenten in het gebied, alsmede een kleine verruiming van het bestemmingsvlak voor het NWO-terrein (Waarbij het totale programma t.o.v. de vigerende regeling gelijk blijft (de verruiming van 2.500 m2 zoals hierboven geschetst daarbij uitgezonderd).

Verder worden een aantal doorlopen artikel 19 WRO procedures (zoals voor een aantal reeds gerealiseerde woningbouwprojecten en het vergunde, maar nog te realiseren woningbouwplan KEA) planologisch vertaald in dit bestemmingsplan.

Er is dus geen sprake van een geheel nieuwe ontwikkeling, danwel het realiseren van een nieuw bedrijventerrein. Het gaat om de actualisering van een bestemmingsplan, met daarbij de toevoeging van bovengenoemde elementen.

Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid

Luchtkwaliteit

Science Park Amsterdam is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Per 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit). Voorwaarde is wel dat de projectgegevens van het bestemmingsplan niet significant afwijken van de gegevens in het NSL. Dit kan echter niet beoordeeld worden aan de hand van de toelichting van het plan: de toelichting dient op dit punt verduidelijkt te worden.

Zij maken ons er op attent dat bij afwijking van de projectgegevens de melding hierover aan de minister van Infrastructuur & Milieu geaccepteerd moet zijn op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

De toelichting van het plan is op dit punt verduidelijkt:

Inmiddels heeft een actualisatie van het luchtkwaliteitsonderzoek plaatsgevonden. De beoogde wijzigingen van het vigerende bestemmingsplan zijn beoordeeld op de gevolgen voor de luchtkwaliteit (zie bijlage 'Luchtkwaliteitonderzoek Science Park Amsterdam, ZRI –adviseurs, d.d 14 november 2011'). Uit dit luchtkwaliteitsonderzoek van 14 november 2011 blijkt dat de geplande voorzieningen in de toetsjaren voldoen aan de bepalingen uit de Wet Luchtkwaliteit. Er zijn geen overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden vastgesteld.

Daarnaast zal in het geval de projectgegevens significant afwijken van de gegevens in het NSL tijdig melding worden gedaan bij de Minister van I en M.

Externe veiligheid

In de toelichting wordt verwezen naar de studie “externe veiligheid A10 plan SciencePark”. Dit onderzoek is niet bijgevoegd bij de stukken en zij verzoeken om toezending van dit rapport.

Dit rapport is op 29 november 2010 toegezonden.

In de toelichting worden de resultaten van de onderzoeken naar milieukwaliteit en externe veiligheid kort beschreven. Het is niet duidelijk of de effecten van de ontwikkelingen van het project SAA zijn meegenomen in deze onderzoeken.

De effecten van de ontwikkelingen van het project SAA zijn meegenomen in deze onderzoeken (zoals akoestisch onderzoek en externe veiligheid).

In het plan worden ook kwetsbare voorzieningen gerealiseerd. In de nabijheid van het plangebied zijn reeds verkeerstechnische maatregelen genomen om onder de oriënterende waarde van het groepsrisico te blijven. Zij verwijzen hiervoor naar het hoofdrapport basisnet weg en zij adviseren om de toelichting hierop aan te vullen.

Verder verzoeken zij aan te geven in hoeverre in het onderzoek rekening is gehouden met de omrijroute voor de Zeeburgertunnel via de Schellingwouderbrug, die onderdeel is van het basisnet weg.

Ten behoeve van de programmatische toevoeging (medische voorziening) in de nabijheid van de A10 is het externe veiligheidsonderzoek geactualiseerd. Dit onderzoek zal worden toegevoegd als bijlage bij het bestemmingsplan en de bevindingen zullen worden weergegeven in de toelichting van het plan. Hierbij wordt uitgegaan van de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en gekeken naar het Basisnet Weg.

De omrijroute voor de Zeeburgertunnel ligt op grote afstand van het plangebied. Er hoefde daarom in het onderzoek geen rekening mee te worden gehouden.

9. Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel ondersteunt de ambitie om de kwaliteit, leefbaarheid en internationale aantrekkingskracht van het Science Park Amsterdam te verbeteren. Zij geven aan met betrekking tot het concept-ontwerp bestemmingsplan de volgende zienswijze te hebben:

(NB reactie gemeente: de Kamer van Koophandel heeft deze reactie aan de gemeente Amsterdam gezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en is dus geen 'zienswijze' in de zin van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening: tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft nog niet plaatsgevonden)

Centrumvoorzieningen en detailhandel

Het is onduidelijk wat wordt bedoeld met uitbreiding van de centrumvoorzieningen met ca 2.500 m2. Als dit met name uitbreiding van congresfaciliteiten en horeca betekent, dan is dit een positieve bijdrage aan de kwaliteit van het gebied. Als het hier gaat om uitbreiding van detailhandel dan ontraden zij dit sterk, vanwege het beperkte verzorgingsgebied. Indien er wel detailhandel op het Science Park Amsterdam wordt toegevoegd, dan adviseren zij dit kleinschalig te houden en te concentreren dichtbij het stationsgebied. Ook moet er in de branchering rekening worden gehouden met de behoefte van de aanwezige doelgroepen die hoofdzakelijk bestaan uit studenten, (internationale) congresbezoekers en forensen. Een grote supermarkt hoort hier niet thuis, maar detailhandel in het 'to go'-concept en aantrekkelijke horecagelegenheden juist wel.

Binnen de bestemming 'Gemengd' in artikel 4 van de planregels zijn centrumvoorzieningen toegestaan. Centrumvoorzieningen betreffen de functies detailhandel,horeca I,horeca IV, congresfaciliteiten en maatschappelijke dienstverlening. Het toegestane maximale bedrijfsvloeroppervlak aan centrumvoorzieningen is gemaximaliseerd en bedraagt 14.500m2 . Ten opzichte van het vigerende plan is dit een uitbreiding van 2.500 m2. Bovendien geldt binnen het maximum voor centrumvoorzieningen een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 500 m2 voor detailhandel, evenals in het vigerende plan.

Meer ruimte voor bestemming Natuur

De basis en toegevoegde waarde van het Science Park Amsterdam is gebaseerd op de aanwezigheid van kennisinstellingen en daarbij hoogwaardige bedrijvigheid die een relatie hebben met deze kennisinstellingen. Het is in hun ogen een slecht idee om de beschikbare ruimte hiervoor te verkleinen om meer groenvoorzieningen te kunnen creëren in het gebied.

In het bestemmingsplan worden afwegingen gemaakt die recht doen aan diverse ruimtelijke aspecten; naast het bieden van ruimte aan kennisinstellingen en hoogwaardige bedrijvigheid, is er ook zorgvuldige aandacht besteed aan natuur- en groenaspecten. Overigens is de het beschikbare maximale aantal bvo's voor deze instellingen/bedrijvigheid niet verminderd ten opzichte van het vorige plan.

Short stay

Voor een werkgebied met veel internationale bezoekers is het positief dat hier d.m.v. short stay flexibele woonruimte wordt aangeboden. Zij merken echter op dat het short stay beleid nog geëvalueerd moet worden en de vraag is welke consequenties dat zal hebben.

Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.