Plan: | Science Park Amsterdam |
---|---|
Plannummer: | U1002BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01 |
Wetgeving
Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.
De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in hoofdstuk 6 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de bouwaanvraag ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld exploitaitieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een exploitatieplan op te stellen.
In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een exploitaiteplan verplicht is. Ter illustratie: dat geldt al bij de bouw van één woning. Echter: er gelden wel uitzonderingen op de noodzaak een exploitatieplan op te stellen, zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 Wro. De belangrijkste uitzondering is, dat een exploitaitieplan niet noodzakelijk is, als het kostenverhaal van de grondexploitatie "reeds anderszins is verzekerd".
Het voorliggende plan en de Grex
Ingevolge artikel 6.12 Wro besluit de gemeenteraad, of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
De gronden van het bestemmingsplangebied Science Park Amsterdam zijn deels in eigendom bij de gemeente Amsterdam, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Voor de gronden die in eigendom zijn bij de gemeente Amsterdam geldt het volgende. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie, zoals bedoeld in de Wro, is anderszins verzekerd via het erfpachtstelsel. Het toepassen van het erfpachtstelsel ten behoeve van kostenverhaal past goed binnen het uitgangspunt van de Wro dat het privaatrechtelijke spoor voorop staat. Erfpacht is immers een privaatrechtelijk instrument waarbij de gemeente als eigenaar bepaalt tegen welke vergoeding haar gronden in gebruik mogen worden genomen door derden. Naar zijn aard biedt dit systeem de gemeente de mogelijkheid om kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de grondexploitatie van gronden te verhalen op derden die gebruik maken van die gronden. Opgemerkt zij nog dat de gemeente telkens eigenaar is en blijft van de gronden.
In 2001 hebben de gemeente en NWO een overeenkomst getekend. Op het terrein dat in eigendom is bij NWO worden met deze bestemmingsplanherziening geen extra planologische mogelijkheden geïntroduceerd voor bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er bestaat daarom geen noodzaak tot een (nieuwe) anterieure overeenkomst.
De gemeente Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam hebben een samenwerkingsovereenkomst getekend in 2006, waarin het kostenverhaal is vastgelegd.
De samenwerkingsovereenkomst stelt dat zowel de UvA als de gemeente voornemens zijn het project Science Park Amsterdam te realiseren. De gemeente zal voor zowel gemeentegrond als UvA-grond marktpartijen werven, met hen in onderhandeling treden en zich inspannen om tot de realisatie van het programma op het Science Park Amsterdam te komen en om de parkeervoorzieningen te realiseren. Ook zal de gemeente voor zowel gemeentegrond als UvA-grond de openbare ruimte en infrastructuur realiseren. De gegenereerde grondopbrengsten worden, na verrekening van de bovenstaande kosten, verdeeld tussen de gemeente (35%) en de UvA (65%) op basis van hun grondpositie. Mochten de opbrengsten ontoereikend zijn om de kosten te dekken dan dient de UvA 65% van de kosten te dekken en de gemeente 35%.
Met deze bestemmingsplanherziening wordt op het grondgebied van UvA voorzien in de mogelijkheid voor een bouwplan ten behoeve van een medische voorziening (binnen het reeds in het vigerende bestemmingsplan toegestane totale maximum m2 bvo) en in de uitbreiding van het totale programma met 2.500 m2 bvo centrumvoorzieningen. Deze bouwplannen leiden niet tot extra gemeentelijke kosten ten opzichte van de bouwplannen die al mogelijk zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan, waarvoor het kostenverhaal reeds is verzekerd door middel van de overeenkomst uit 2006. De kosten zijn dus 'reeds anderszins verzekerd'.