direct naar inhoud van 16.3 Resultaten onderzoeken
Plan: Kop Weespertrekvaart
Plannummer: U0902BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.U0902BPGST-OH01

16.3 Resultaten onderzoeken

Het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) van de gemeente Amsterdam heeft een bureauonderzoek uitgevoerd voor geheel Overamstel. Dit is bedoeld om het cultuurhistorische verleden van het gebied in kaart te brengen met de mogelijke archeologische sporen die in de bodem zijn nagelaten. In het plangebied is tot op heden geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd.
Wel is op de locatie van de voormalige hofstede Solitudo/Lindenhoeve een gedecoreerde tegel uit de 17de eeuw aangetroffen (Kruizinga 1979, 137).

Ten aanzien van de archeologische kwaliteit van de ondergrond van het plangebied kan er vanuit gegaan worden dat in de opgehoogde gebieden het maaiveld zich ca 2 meter boven het oorspronkelijke polderpeil bevindt. In principe betekent dit dat eventuele archeologische sporen of vondsten zich vanaf een diepte van 2 meter onder het huidige maaiveld bevinden. De sporen hebben mogelijk deels (sub)recente verstoringen ondergaan.

Binnen Overamstel zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten aangewezen. Bovendien is het plangebied volgens de Cultuur Historische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland (CHW) vrij van zones met een archeologische waardering. Dit CHW-verwachtingsbeeld is algemeen van aard en is nader uitgewerkt.

Het voorliggende bureauonderzoek betreft een historisch topografische analyse ten behoeve van een ruimtelijk onderscheid van meer specifieke archeologische verwachtingen. Hiervoor zijn ondermeer de Topografische Militaire Kaart (1854) gecombineerd met gegevens van de kaart van Visscher (ca. 1700), de Kadastrale Minuut (1832) en de Chromotopografische Kaart (1866-1954). Deze historisch cartografische bronnen tonen aan dat binnen het plangebied sporen van ontginnings- en bewoningsactiviteiten uit de laatmiddeleeuwse periode kunnen worden verwacht, evenals bewoningssporen uit de daaropvolgende periode (Nieuwe Tijd).

Op basis van de historisch-topografische inventarisatie is het algemene verwachtingsbeeld van de CHW-kaart verfijnd door een onderscheid van verschillende zones met ieder een specifieke cultuurhistorische achtergrond. In deze zones kunnen materiƫle overblijfselen aanwezig zijn die verband houden met de desbetreffende ontwikkelingsgeschiedenis. De zonering leidt tot een verwachtingskaart van archeologische materiƫle neerslag (zones A-E). De archeologische beleidskaart(en) van Overamstel is een vereenvoudigde weergave van de diverse archeologische verwachtingen. De kaart is een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologisch erfgoed op een bepaalde locatie binnen het plangebied. Daarvoor worden de archeologische verwachtingen omgezet in hoge en lage waarden. Het waarderingsstelsel resulteert in de clustering van verschillende zones tot twee waarden: een hoge waarde en een lage waarde, ieder met specifieke bijbehorende beleidsmaatregelen

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.U0902BPGST-OH01_0032.jpg"

Figuur 17.1: Beleidskaart Kop Weespertrekvaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.U0902BPGST-OH01_0033.jpg"

Er is sprake van een hoge waarde vanwege een dichte verspreiding van archeologische sporen die samenhangen met bebouwing, bewoning, nijverheid en recreatie aan de voormalige middeleeuwse dijk en de 17de-eeuwse trekvaart, zoals weergegeven in zones A, B en E.

Vanwege de chronologie en doorlooptijd van hun ontwikkelingsgeschiedenis doet zich tussen de archeologische sporen van deze zones een ruimtelijke overlap voor, hetgeen tot een verdichting van sporen en dus een verhoogde waarde kan leiden.

Als beleid geldt dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlak groter dan 100 m2 en dieper dan 2,00 meter onder maaiveld in de bouwplanvorming een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) wordt opgenomen. Het IVO kan worden gevolgd door een Archeologische Opgraving (AO). Voor deze onderzoeken is een PvE (Programma van Eisen) vereist waarin de onderzoeksvragen en de kwaliteitseisen worden vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.U0902BPGST-OH01_0034.jpg"

Er is sprake van een lage waarde vanwege een wijde verspreiding van losse vondsten, wegen en/of voetpaden, verkavelingsporen, sloten en kades uit de ontginningsperiode (12de/13de eeuw) tot de periode van verstedelijking in de 20ste eeuw aan de voormalige middeleeuwse dijk en de 17de-eeuwse trekvaart.

Als beleid geldt dat bij grondroerende werkzaamheden die dieper gaan dan 2,00meter onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 500 m2 een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) wordt opgenomen. Het IVO kan worden gevolgd door een Archeologische Opgraving (AO). Voor deze onderzoeken is een PvE (Programma van Eisen) vereist waarin de onderzoeksvragen en de kwaliteitseisen worden vastgelegd.

Bouwontwikkelingen in zone D en E die niet dieper gaan dan 2,00 meter onder maaiveld vormen geen bedreiging van het archeologisch bodemarchief omdat het terrein opgehoogd is in de periode 1945-1960. Voorafgaand aan dergelijke bouwwerkzaamheden is een archeologisch veldonderzoek niet nodig. Wel geldt een meldingsplicht in geval tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden archeologische sporen en of vondsten worden aangetroffen.