a. Het is verboden de in hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals deze nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
c. Het dagelijks bestuur kan in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
d. Het dagelijks bestuur kan in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen mits het verlenen van ontheffing niet zal leiden tot een ingrijpende en/of onomkeerbare wijziging van en inbreuk op de bestemming.