direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Driemond: Deelgebied Bestaand Dorp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.T1004BPSTD-OH01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Driemond: Deelgebied Bestaand Dorp van de gemeente Amsterdam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0363.T1004BPSTD-OH01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

kantoren, maatschappelijke voorzieningen en medische dan wel paramedische praktijken die in een woning worden uitgeoefend, waarbij:

  • a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en het aan huis verbonden beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de woonfunctie van de betreffende woning en de omliggende woningen in dezelfde straat;
  • b. maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning voor het aan verbonden beroep gebruikt mag worden;
1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtertuin:

het deel van de tuin dat achter de achtergevelrooilijn van de bijbehorende woning is gelegen;

1.7 automatenhal:

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het te bebouwen deel van een bestemmingsvlak aangeeft, tenzij in de regels anders is bepaald, waarbij kelders en souterrains niet worden meegerekend;

1.10 bedrijf:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 23 van deze regels;

1.11 bedrijfsvaartuig:

een vaartuig of een vergelijkbaar object te water, niet-zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal-culturele activiteiten;

1.12 belwinkel/internetcafé:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de voornaamste activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet;

1.13 berging:

gebouw dienstdoende als bergplaats;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijzondere bouwlaag:

kappen, kelders, souterrains, dakopbouwen en nokverhogingen;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang, welke, hetzij direct of hetzij indirect, steun vindt in of op de grond;

1.24 dagelijks bestuur:

het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuidoost;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven en/of personen, zoals makelaarskantoren, bankfilialen, reisbureaus, kappers en schoonheidssalons, niet zijnde belwinkels/internetcafés of geldwisselkantoren;

1.27 dienstwoning:

woning, geen burgerwoning zijnde, gekoppeld aan de bedrijfsvoering van bijbehorend bedrijf. Bewoning van een dergelijke woning draagt wezenlijk bij tot de taakvervulling binnen het bedrijf;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geldwisselkantoor:

een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.30 geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen:

geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in de Wet Geluidhinder en het Besluit Geluidhinder, zijnde:

  • a. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
  • b. onderzoek- en behandelingruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • c. onderzoek-, behandeling-, recreatie- en conversatieruimten alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen zijnde:
      • verzorgingstehuizen
      • psychiatrische inrichtingen
      • medische centra
      • poliklinieken
      • medische kleuterdagverblijven
      • theorievaklokalen van onderwijsgebouwen
      • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.31 horeca 1:

een voorziening, uitsluitend zijnde snackbar, automatiek, loketverkooppunt of fastfoodrestaurant;

1.32 horeca 4:

een voorziening, uitsluitend zijnde een restaurant, eetcafé, lunchroom of ijssalon;

1.33 kantoor:

gebouw of deel van een gebouw waarin kantoorwerkzaamheden zoals administratie, bestuur, vergaderingen of andere bureauwerkzaamheden plaatsvinden;

1.34 kap:

een bijzondere bouwlaag die geheel of gedeeltelijk door een dakconstructie is omgeven welke uit ten minste twee elkaar snijdende vlakken bestaat;

1.35 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.36 maatschappelijke dienstverlening:

overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, sport-, religieuze en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen inclusief ondersteunende horeca;

1.37 nokverhoging:

vergroting van het woonvolume door verhoging van het dakvlak;

1.38 nutstuin:

grond, buiten of aan de rand van de stad, waarop door particulieren voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.39 nutsvoorzieningen:

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden;

1.40 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.41 ondersteunende horeca:

horeca 1 en/of 4 dat binnen een gebouw met een andere hoofdfunctie gevestigd is, zoals een kantine, waarbij:

  • a. het betreffende gebouw in overwegende mate zijn hoofdfunctie behoudt;
  • b. de ondersteunende horeca een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die geen onevenredige afbreuk doet aan de hoofdfunctie van het gebouw;
  • c. maximaal 30% van het bruto vloeroppervlak van het gebouw voor ondersteunende horeca gebruikt mag worden;
1.42 passagiersvaartuig:

een bedrijfsvaartuig, hoofdzakelijk gebruikt voor of bestemd tot:

  • a. vervoer van personen of
  • b. om beschikbaar te worden gesteld aan een of meer personen ten behoeve van varende recreatie;
1.43 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.44 pleziervaartuig:

een schip, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie;

1.45 prostitutiebedrijf:

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;

1.46 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 short stay:

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aaneensluitende periode van ten minste één week en maximaal zes maanden;

1.48 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het gemiddelde aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.49 staanplaats:

een plaats op of aan de openbare weg buiten een marktterrein waar ambulante handel (detailhandel en horeca II) wordt gedreven, met dien verstande dat geen gebouwen (zoals kiosken) zijn toegestaan en het verkooppunt een mobiel karakter heeft;

1.50 verkeersareaal:

gronden die in gebruik zijn als verkeersruimte voor al dan niet gemotoriseerd verkeer, bestaande uit rijwegen, fiets- en voetpaden en ongebouwde parkeervoorzieningen;

1.51 voortuin:

dat deel van de tuin dat voor de voorgevelrooilijn van de bij de tuin behorende woning is gelegen;

1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen:

al dan niet gebouwde voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en de scheepvaart;

1.53 waterkering:

een werk of een (deel van een) grondlichaam dat lager gelegen (peil)gebied beschermt tegen (hoog) water van buiten;

1.54 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.55 woonboot:

een vaartuig of vergelijkbaar object te water, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, niet zijnde een object dat valt onder de Woningwet;

1.56 wooneenheid:

een woning;

1.57 zijtuin:

dat deel van de tuin dat aan de zijgevel van de bij de tuin behorende woning is gelegen.