Artikel 24 Algemene ontheffingsregels
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels ontheffing kan worden verleend, is het dagelijks bestuur bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
-
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
-
b. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
-
c. de in de planregels toegestane maximale bouwhoogte mag worden overschreden ten behoeve van:
-
1. lift- en trappenhuizen met ten hoogste 1,50 meter;
-
2. centrale verwarmingsinstallaties en dakopbouwen met ten hoogste 1,50 meter
-
3. schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefonie met ten hoogste 3 meter;
-
d. de op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 1.50 meter mogen worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.
-
e. de vestiging van een bedrijf dat is genoemd in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten-functiemenging, of de vestiging van een bedrijf dat daarin niet is genoemd, maar dat naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
-
f. de plaatsing van een windturbine met een maximale bouwhoogte van 15 meter op minder dan 10 meter van de perceelsgrenzen, mits:
-
1. dat vanwege de windvang noodzakelijk is;
-
2. het woon- en leefklimaat op de aangrenzende percelen daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
-
3. de vogels op gronden met de bestemming Agrarisch met waarden, daardoor niet worden verstoord.