Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Indien niet met toepassing van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, is het Dagelijks Bestuur bevoegd om in overeenstemming met artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van:
-
a. het bouwen van de volgende bouwwerken:
-
1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en openbaar vervoersvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum oppervlakte van een bouwwerk van 100 m², alsmede;
-
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, steigers, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
-
b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
c. bouwwerken waarbij de in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter wordt vergroot;
-
d. bouwwerken waarbij de in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan in bedoeld in c, met ten hoogste 3 meter worden overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, schoorstenen, glasbewassingsinstallaties, vlaggenmasten en ventilatie-inrichtingen;
-
e. bouwwerken waarbij de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 3 meter ten behoeve van balkons, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen en lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte delen van gebouwen.