Artikel 31 Waarde - Archeologie 5
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
De bestemming 'Waarde - Archeologie 5' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
31.2 Bouwregels
-
a. Voor zover met betrekking tot de in lid 31.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Woningwet een archeologisch
rapport te overleggen.
-
b. Het bepaalde in lid 31.2 sub a is niet van toepassing op een bodemverstoring indien de bodemverstoring betrekking heeft op:
-
1. in de waterbodem met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m²;
-
2. die het normale onderhoud betreft;
-
3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
c. Aan de bouwvergunning in lid 31.2 sub a kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
31.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 5', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 31.1 aanwezig zijn, ter bescherming van de in lid 31.1 genoemde archeologische waarden.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in 31.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. Op en onder de in lid 31.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het uitvoeren van grondbewerkingen met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m², waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen, egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
-
2. het aanbrengen van drainage;
-
3. het aanleggen en verbreden van wateren;
-
4. het aanbrengen van ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
-
5. het verrichten van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
-
b. De aanvrager van een vergunning zoals bedoeld onder a dient een archeologisch rapport te overleggen.
-
c. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 1 niet onevenredig schaden.
-
d. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan die voldoet aan door de bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
-
e. Het bepaalde onder a en d is niet van toepassing op een bodemverstoring:
-
1. die betrekking heeft ingrepen in de waterbodem met een kleinere oppervlakte dan 10.000 m²;
-
2. die het normale onderhoud betreft;
-
3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
-
a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.