Artikel 24 Wonen - 3
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
-
d. toegangspaden;
-
e. water;
-
f. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
24.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 24.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
24.2.1 Hoofdgebouwen
-
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale bouwhoogte toegestaan.
Voor woningen niet zijnde een monument mag deze maximale bouwhoogte met maximaal 15% worden overschreden, met dien verstande dat de goothoogte in evenredigheid tot de bouwhoogte (mede) moet worden overschreden en de verhouding tussen de bouwlagen ten opzichte van elkaar niet onevenredig worden geschaad. Wanneer de overschrijding van de bouwhoogte van 15% uitkomt op een verhoging van minder dan 1 meter, dan mag de verhoging van de bouwhoogte ook maximaal 1 meter bedragen waarbij de koppeling van de evenredigheid bouw-/goothoogte en verhouding bouwlagen onderling onverminderd van kracht blijft;
-
c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan.
Voor woningen niet zijnde een monument mag deze maximale goothoogte met maximaal 15% worden overschreden, met dien verstande dat de bouwhoogte in evenredigheid tot de goothoogte (mede) moet worden overschreden en de verhouding tussen de bouwlagen ten opzichte van elkaar niet onevenredig worden geschaad. Wanneer de overschrijding van de goothoogte van 15% uitkomt op een verhoging van minder dan 1 meter, dan mag de verhoging van de goothoogte ook maximaal 1 meter bedragen waarbij de koppeling van de evenredigheid goot-/bouwhoogte en verhouding bouwlagen onderling onverminderd van kracht blijft;
-
d. de voorgevel dient in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te worden geplaatst;
-
e. de vorm van de bestaande kap op het moment van in werking treden van het bestemmingsplan moet behouden blijven;
-
f. het aantal woningen die op het moment van in werking treden van het bestemmingsplan aanwezig waren, mag niet toenemen.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Voor de in lid 24.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels: