direct naar inhoud van Regels
Plan: IJburg blok 59
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.M1310BPSTD-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'IJburg blok 59' met identificatienummer NL.IMRO.0363.M1310BPSTD-VG01 van de gemeente Amsterdam;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 automatenhal:

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 Bed & Breakfast:

een bedrijf, dat met behoud van de woonfunctie door ten minste de hoofdbewoner in een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van nachtverblijf voor maximaal 4 personen voor korte tijd, waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten ondergeschikt is;

1.8 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.9 belwinkel:

een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bestaand
  • a. voor bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (of de Woningwet);
  • b. voor gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;
1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bijzondere bouwlaag:

kelders, souterrains, dakuitbouwen en kap;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.21 creatieve functies:

creatieve functies zoals bedoeld in de bij deze regels behorende bijlage Creatieve functies (Creatieve functies);

1.22 dakopbouw:

terug liggende bouwlaag die geplaatst wordt op een gedeelte van het onderliggende platte dak van een woning of woongebouw, ten behoeve van één of meer van de daaronder gelegen woningen, ter vergroting van de woonruimte;

1.23 dakterras:

een buitenruimte op een plat dak met bijbehorende afrastering en vloerconstructie ten dienste van de bewoners van de erop aansluitende woning(en);

1.24 daktoegang:

een bouwwerk dat op een gebouw wordt geplaatst dat uitsluitend als doel heeft om toegang tot het dak te verschaffen;

1.25 dakuitbouw:

een uitbouw van een (schijn)kap, waarbij de aansluiting van de uitbouw op het dakvlak onder de nok van het dak blijft;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die die goederen kopen voor verbruik, gebruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verlenen van diensten, onder te verdelen in:

  • a. consument verzorgende dienstverlening, zoals kapperszaken en schoonheidsinstituten;
  • b. zakelijke dienstverlening, zoals fotostudio's, reisbureaus, makelaardijen, uitzendbureaus, banken;
  • c. maatschappelijke dienstverlening; het verlenen van diensten op het gebied van gezondheidszorg, sociaal-cultureel, welzijn, woonzorg, kinderopvang, buitenschoolse opvang, onderwijs en educatie, sport, religie, overheid en vergelijkbare gebieden;
1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geldwisselkantoor:

een kantoor of gelegenheid waarvan het hoofdbestanddeel van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig wisselen van geld of waardepapieren;

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 horeca:
  • a. horeca I: een bedrijf of inrichting gericht op de verkoop van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, het verstrekken van alcoholvrije dranken en/of het verstrekken van consumptie-ijs, zoals een fastfoodrestaurant, cafetaria, snackbar, shoarmazaken, lunchroom, koffie-theehuis of ijssalon;
  • b. horeca IIa: een bedrijf of inrichting gericht op de verhuur van zalen aan gezelschappen, al dan niet in combinatie met het verstrekken van eten en drinken en/of een gelegenheid alleen toegankelijk voor leden, zoals een zalenverhuurbedrijf of sociëteit;
  • c. horeca IIb: een bedrijf of inrichting welke de gelegenheid biedt om te dansen, zoals een dancing of discotheek;
  • d. horeca III: een bedrijf of inrichting gericht op het verstrekken van sterke alcoholische dranken, zoals een café of bar;
  • e. horeca IV: een bedrijf of inrichting gericht op het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden, inclusief (alcoholische) dranken, zoals een restaurant, eetcafé of bistro;
  • f. horeca V: een bedrijf of inrichting gericht op het aanbieden van logies, zoals een hotel of pension;
1.32 huis-verbonden beroep of bedrijf:
  • a. aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten;

  • b. aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hiermee wordt wel een bed & breakfast, maar geen detailhandel of horeca bedoeld;

1.33 internetcafé:

een voor publiek toegankelijke gelegenheid waar de hoofdactiviteit wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internet;

1.34 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten met een administratief karakter, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.35 kap:

een bijzondere bouwlaag waarvan de dakconstructie bestaat uit ten minste één hellend dakvlak;

1.36 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.37 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water en elektriciteit, de telecommunicatie, en openbaar vervoer, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.38 overige bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.39 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg of een tuin grenst: de hoogte van die weg of tuin ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. voor een windturbine: de hoogte van het dak ter plaatse van de windturbine;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.40 schijnkap:

kap waarvan de goothoogte aan de straatzijde lager is gelegen dan de goothoogte aan de niet-straatzijde;

1.41 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin handelingen of vertoningen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen met anderen tegen een materiële vergoeding;
  • b. erotisch getinte vermaaksfunctie: Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische / pornografische aard, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een erotische videotheek, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, wel of niet in combinatie met elkaar;
1.42 speelvoorzieningen:

speeltoestellen;

1.43 souterrain:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen;

1.44 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'IJburg blok 59' bestaande uit de kaart NL.IMRO.0363.M1310BPSTD-VG01;

1.45 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.46 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (met dien verstande dat groepswonen wordt beschouwd als één huishouden).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, alsmede de toegestane overschrijdingen in artikel 8.2;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak, de tuin of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

2.7 bruto vloeroppervlak:

de som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, niet inbegrepen balkons, loggia's, erkers en galerijen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven, met inbegrip van bijbehorende voetpaden;
  • b. het gebruik zoals dat ook is toegestaan ter plaatse van de eerste bouwlaag van het aangrenzende hoofdgebouw;
  • c. groen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn parkeren en in- en uitritten toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in 3.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m1;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 50% per tuin.

3.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt:
    • 1. maximaal 1 m1 indien de erf- of perceelafscheiding voor (het verlengde van) de voorgevel is gelegen;
    • 2. maximaal 2 m1 indien de erf- of perceelafscheiding achter (het verlengde van) de voorgevel is gelegen;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m1;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 50% per tuin .

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en pleinen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. (ongebouwde) parkeervoorzieningen;
  • d. in- en uitritten;

met de daarbij behorende:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op en onder de in 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12 m1;
  • b. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 6 m1.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn parkeren en in- en uitritten toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd - 1' zijn bedrijven, consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, creatieve functies, kantoren en maatschappelijke dienstverlening toegestaan in de eerste bouwlaag, de kelder en het souterrain;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd - 2' zijn bedrijven, consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, creatieve functies, horeca I, horeca III, horeca IV, kantoren en maatschappelijke dienstverlening toegestaan in de eerste bouwlaag, de kelder en het souterrain;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd - 3' zijn bedrijven, consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, creatieve functies, detailhandel, kantoren en maatschappelijke dienstverlening toegestaan in de eerste bouwlaag, de kelder en het souterrain;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. bijbehorende bouwwerken;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. groen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op en onder de in 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte zoals aangeduid mag niet worden overschreden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakterras' met 1,5 meter worden overschreden ten behoeve van een dakterras, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding ten behoeve van een dakterras slechts is toegestaan op minimaal 1 meter afstand van de zijdelingse perceelgrens, voor zover het betreffende zijdelingse perceel is gelegen binnen de bestemming Tuin;
  • d. indien een minimale bouwhoogte is aangeduid dient het betreffende deel van het gebouw minimaal de bouwhoogte te krijgen zoals is aangeduid;
  • e. in het geval een bouwgrens tevens is aangeduid als een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 1' dient de voorgevel van het naar de betreffende bouwgrens gekeerde gebouw in de aangegeven verplichte gevellijn te worden gebouwd;
  • f. in het geval een bouwgrens tevens is aangeduid als een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 2' dient de voorgevel van het naar de betreffende bouwgrens gekeerde gebouw in of maximaal 3 meter achter de aangegeven verplichte gevellijn te worden gebouwd;
  • g. in het geval een bouwgrens tevens is aangeduid als een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn - 3' dient de zijgevel van het naar de betreffende bouwgrens gekeerde gebouw in de aangegeven verplichte gevellijn te worden gebouwd;
  • h. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur' dient een erf- of perceelafscheiding te worden gebouwd en in stand te worden gehouden;
  • b. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt:
    • 1. minimaal 2,8 m1 en maximaal 3,5 m1 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur';
    • 2. buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur':
      • maximaal 1 m1 indien de erf- of perceelafscheiding voor (het verlengde van) de voorgevel is gelegen;
      • maximaal 2 m1 indien de erf- of perceelafscheiding achter (het verlengde van) de voorgevel is gelegen;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m1.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Minimale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder d voor een lagere bouwhoogte dan de aangeduide minimale bouwhoogte, in het geval dat er aaneengesloten wordt gebouwd, met dien verstande dat ten behoeve van een gebouw niet lager dan 5,8 meter mag worden gebouwd en deze lagere bouwhoogte alleen over een lengte van maximaal 40 meter is toegestaan.

5.3.2 Verplichte gevellijn

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder e, f en/of g voor het onderbreken van een voor- en/of zijgevel in de verplichte gevellijn om zo hoeken te verbijzonderen of loggia-achtige ruimtes dan wel andere inpandige buitenruimtes te kunnen realiseren, met dien verstande dat onderbreking van de betreffende voor- en/of zijgevel alleen is toegestaan indien dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen en -bedrijven
  • a. voor de aan-huis-verbonden beroepen en – bedrijven geldt dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en – bedrijven;
  • b. voor de aan-huis-verbonden bedrijven geldt het bepaalde in 9.2.

5.4.2 Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geldt de volgende regel:

  • a. er dient minimaal 1 parkeerplaats per woning te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden, met dien verstande dat de parkeerplaats bereikbaar is vanaf de weg.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd - 2' te verplaatsen naar de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gemengd - 3' en andersom.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterkeringen;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen;
  • c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 6.1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Toegestane overschrijdingen bestemmings- en bouwgrenzen

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings- en bouwgrenzen te overschrijden:

  • a. ten behoeve van stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • b. ten behoeve van gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een rijwielpad en 2,2 meter boven een voetpad, voorzover dit rijwielpad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter;
  • c. tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van hijsinrichtingen.

8.2 Toegestane overschrijdingen maximale bouwhoogtes

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwhoogten te overschrijden:

  • a. ten behoeve van dakranden, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
  • b. ten behoeve van leidingschachten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2,3 meter.

8.3 Maximale maten
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn of gebouwd mogen worden met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in de voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

8.4 Ondergronds bouwen
8.4.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. nieuwe ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan, met uitzondering van de bestemming 'Wonen';
  • b. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn afvalinzamelpunten, met een maximale bouwdiepte van 3,5 m1, en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (bergbezinkbassin) buiten bouwvlakken wel toegestaan en worden deze bouwwerken niet betrokken bij het berekenen van de bebouwingspercentages of het maximaal te bebouwen oppervlak.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Verbodsregels
9.1.1 Verboden gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), wordt in ieder geval begrepen het gebruiken, of laten gebruiken, van gronden of bouwwerken als:

  • a. inrichtingen en bedrijven die worden begrepen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • b. automatenhallen, seksinrichtingen, belwinkels, internetcafés, geldwisselkantoren;
  • c. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen;
  • d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. opslagplaats van bagger en grondspecie, tenzij zulks plaatsvindt langs een waterloop en in verband met het onderhoud van de waterloop.

9.2 Toegelaten bedrijven
9.2.1 Toegestane bedrijven

Voor zover de gronden binnen het plangebied mogen worden gebruikt voor bedrijven, zijn slechts de volgende categorieën bedrijven toegestaan:

9.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepaling 9.2.1 voor het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van:

  • a. een bedrijf dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie B valt maar in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder categorie A evenveel of minder milieuhinder veroorzaakt;
  • b. een bedrijf dat niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de categorieën A en B evenveel of minder milieuhinder veroorzaakt;
  • c. een bedrijf dat na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van bedrijfsactiviteiten- functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegestaan, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder categorie A meer milieuhinder veroorzaakt.

9.2.3 Wijzigingsregel

Het bevoegd gezag is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen, in die zin, dat:

  • a. aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijven en/of bedrijfsvormen kunnen worden toegevoegd of geschrapt;
  • b. de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijven en bedrijfssoorten kunnen worden ingedeeld bij een andere categorie.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidszone - industrie
  • a. De voor 'geluidszone - industrie - UNA-centrale' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein "UNA-centrale" op geluidsgevoelige gebouwen.
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt dat een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig gebouw, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het Industrieterrein "UNA centrale" op de gevels van dit gebouw niet hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting of indien er een vastgestelde hogere waarde van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan teneinde:

  • a. in het plangebied de volgende bebouwing toe te staan:
    • 1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 25 m², alsmede;
    • 2. entreegebouwen van gebouwde parkeervoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximum bruto vloeroppervlak van 30 m², alsmede;
    • 3. overige bouwwerken zoals gedenktekens, plastieken, reclameobjecten, vrijstaande muren, geluidwerende en windhinder beperkende voorzieningen, bruggen, duikers en andere waterbouwkundige constructies, mits hiertoe gezamenlijk niet meer dan 2% van de totale oppervlakte van het plangebied wordt aangewend;
  • b. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. de op de verbeelding of in de regels toegestane maximale bouwhoogten met niet meer dan 1 meter te vergroten;
  • d. de op de verbeelding of in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld in c, met ten hoogste:
    • 1. 5 meter te overschreden ten behoeve van schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, antennes en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals windturbines en zonnepanelen;
    • 2. 3 meter te overschreden ten behoeve van lift- en trappenhuizen en algemene technische ruimten;
    • 3. 3 meter worden overschreden ten behoeve van een dakopbouw, mits de realisatie van een dakopbouw stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 4. 2 meter worden overschreden ten behoeve van een dakterras;
  • e. de bebouwingsgrenzen en/of bestemmingsgrenzen worden overschreden tot ten hoogste 2 meter ten behoeve van balkons, bordessen, luifels, buitentrappen, galerijen, loopbruggen en andere ondergeschikte delen van gebouwen.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsregel bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 2 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten

hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Bepaling 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan IJburg blok 59.