direct naar inhoud van 7.2 Onderzoek
Plan: Olympisch Stadion e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02

7.2 Onderzoek

Cultuurhistorische verkenning

Binnen het plangebied is een aantal Rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig die hieronder kort zijn beschreven. Als onderdeel van de waarderingskaarten 19de eeuwse Ring en de Gordel 20-40 (de zogeheten ordekaarten) is aan iedere architectuureenheid een pand, een serie panden of een geheel bouwblok een waardering van de architectonische kwaliteit gegeven, aangeduid met een orde, oplopend van basisorde naar orde 1.

Bij orde 1 objecten gaat het meestal om een monument.

Orde 2 panden worden in de welstandskaart beschouwd als monumentwaardige bouwwerken met een nadrukkelijke architectonische verbijzondering en bouwwerken met een bijzondere cultuurhistorische betekenis .

Orde 3 panden zijn karakteristieke bouwwerken met architectonische en/of stedenbouwkundige meerwaarde .

Basisorde-waardering is toegekend aan de voor de periode kenmerkende bouwwerken met basiskwaliteit of bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun architectonische meerwaarde hebben verloren.

Met stippellijnen is de stedenbouwkundige waarde van de straten en pleinen aangeduid, oplopend van basiszone via zone C en B naar zone A.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0031.jpg"

Afbeelding 7-1: ordekaart 4 'Atlas 19e-eeuwse Ring', Ring Tramremise Havenstraat e.o. (paars: orde 1, rood: orde 2, oranje: orde 3, geel: basisorde en grijs: geen status) Met stippellijnen zijn een viertal stedenbouwkundige zones aangeduid (paars: zone A, rood: zone B, oranje: zone C en geel: basiszone. Deze kleurcodering komt overeen met de verschillende ordes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0032.jpg"

Afbeelding 7-2: ordekaart 4 'Atlas Gordel 20-40', Stadionplein e.o. (paars: orde 1, rood: orde 2, oranje: orde 3, geel: basisorde, lichtgrijs: geen status en donkergrijs: bebouwing van na 20- 40) Met stippellijnen zijn een viertal stedenbouwkundige zones aangeduid (paars: zone A, rood: zone B, oranje: zone C en geel: basiszone. Deze kleurcodering komt overeen met de verschillende ordes).

Omdat de Atlas Gordel 20-40 in 2000 is verschenen en de Atlas 19e eeuwse Ring in 2004 is het mogelijk dat de kaarten niet volledig actueel zijn. Nb. op de bovenstaande waarderingskaart van de Gordel 20-40 is de noordelijke Citroëngarage donkergrijs gekleurd. Deze kleur geeft aan dat het bebouwing van na 1920 1940 betreft en zegt niets over de waardering. Feitelijk is de zuidelijke garage abusievelijk rood gekleurd aangezien deze in 1972 werd herbouwd.

Beschrijving monumenten

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0033.jpg"

Afbeelding 7-3: Hoofdpoort van het Olympisch Stadion

Complex Olympisch Stadion, Rijksmonument (tot het huidige complex behoren het stadion, de Marathontoren, het Van Tuyllmonument, de entreepartijen en ommuringen, de noordelijke dienstwoning en de zuidelijke dubbele dienstwoning).

Het Olympisch Stadion-complex uit 1928 is gesitueerd op het, aan de toenmalige zuidwestelijke stadsrand gesitueerde, Olympische sportterrein en werd omgeven door de daartoe gegraven Stadiongracht als verbinding tussen Zuider- en Noorder-Amstelkanaal en Schinkel.

Door middel van afsluitmuren met hekken en dienstgebouwen was het stadion van het ruim opgezette Stadionplein gescheiden.

De gebouwen van het Olympisch Stadion-complex, die rechtstreeks aan de negende Olympische Spelen van 1928 herinneren, zijn uitgevoerd in een voor het werk van Jan Wils kenmerkende vormentaal. Deze is deels op het werk van Frank Lloyd Wright geïnspireerd. Kenmerkend zijn de nadruk op het metselwerk (natuurstenen accenten, toepassing van glasstenen en verschillende soorten metselverbanden), de sterke horizontale lijnen van de in- en uitspringende bouwvolumes en luifels, verticale accenten en geïntegreerde bloembakken en afsluitmuren.

Het Olympisch Stadion-complex is van algemeen belang uit het oogpunt van cultuur-, sport-, architectuur, bouw- en stedebouwkundig-historische waarde. In het bijzonder is het complex van belang als tastbaar bewaard gebleven herinnering aan de in 1928 in Nederland gehouden Olympische Spelen en als nationaal sport-, cultuur- en manifestatiepodium.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0034.jpg"

Afbeelding 7-4: Noordelijke Citroëngarage

Noordelijke Citroëngebouw, gemeentelijk monument

Het noordelijke Citroëngebouw (of Citroëngarage) uit 1959-62 is gebouwd op de plek van het noordelijke voorgebouw van het Olympisch Stadion en vormt het sluitstuk van een gebied waarin alle gebouwen en artefacten zijn ontworpen door architect Jan Wils (1891-1972). De kassas die oorspronkelijk in het gebouw waren opgenomen, zorgen voor een concrete relatie met het sportcomplex. Samen met het zuidelijke Citroëngebouw geeft het bovendien uitdrukking aan de decennialange aanwezigheid van het automobielbedrijf Citroën in dit gebied.

Het gebouw, op rechthoekige grondslag, telt drie bouwlagen met daaronder een kelder en daarboven een parkeerdek. Aan de noordzijde zijn op het dak een kantine, technische ruimten en een autolift gebouwd. Op de zuidwesthoek bevindt zich een kleine opbouw voor het trappenhuis met spiltrap, die tot in de kelder doorloopt. De constructie is van gewapend beton, waardoor een enorme openheid en helderheid in plattegrond mogelijk was. Op de open door kolommen onderbroken verdiepingen - met grotendeels glazen gevels - zijn functie-eenheden als kantoren, receptie, portiersloge, toiletgroepen, wasruimten, wachtkamers, showrooms, reparatiewerkplaatsen, spuiterij en andere (technische) ruimten ondergebracht. Deze zijn in centrale 'eilanden' gesitueerd of in afzonderlijke ruimten langs de zuid- oost of noordgevel. Extern zijn deze eenheden ook als zodanig te onderscheiden.

Met uitzondering van de kelder die bijna in zijn geheel is ingericht als magazijn, zijn de open ruimten bestemd voor auto's; elke verdieping oorspronkelijk voor een bepaald model of type. De verdiepingen zijn met elkaar verbonden middels hellingbanen, die vanaf de hoofdingang op de zuidoosthoek afbuigen naar de begane grond, de verdiepingen (via de zuidzijde naar de eerste verdieping en daarna aan de westzijde naar de tweede verdieping) en naar de kelder (in noordelijke richting achter langs de kantoren en showrooms aan de oostzijde). Het parkeerdek is voor auto's via de autolift te bereiken. Behalve het trappenhuis op de zuidwesthoek, zijn er nog enkele secundaire verkeersruimten in de vorm van trappenhuizen met steektrappen en een personenlift aanwezig, centraal in het gebouw en aan de oostzijde.

Op 18 maart 2013 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een nieuwe lijst met rijksmonumenten gepubliceerd. Hierin zijn zowel het Noordelijke Citroëngebouw als het Burgerweeshuis (zie hierna) opgenomen als aan te wijzen rijksmonumenten. Over de lijst wordt nog geadviseerd door de Raad van Cultuur en de eigenaren van de betreffende gebouwen worden in staat gesteld bezwaar te maken tegen de aanstaande aanwijzing. In het bestemmingsplan wordt hier nog niet op de aanwijzing tot rijksmonument geanticipeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0035.jpg"

Afbeelding 7-5: Burgerweeshuis

Burgerweeshuis, gemeentelijk monument

Het Burgerweeshuis uit 1958 1960 staat op een perifere locatie aan de westelijke rand van Amsterdam Zuid, net binnen de A10. Van Eyck vond het destijds een spannende plek, waar de bewegingen van de grote stad aanwezig zijn. Het drukke autoverkeer over de Amstelveense weg en het vliegverkeer van en naar Schiphol waren in zijn ogen geen minpunten maar juist manifestaties van 'de grote ruimte', met andere oorden dichtbij en ver weg. Ook het stadion, toen nog in gebruik voor belangrijke voetbalwedstrijden, beschouwde hij als een boeiend gegeven, waar tienduizenden uit alle provincies zich verzamelen. 'Beeld-arm is de plek niet', zo vatte Van Eyck de karakteristiek van de locatie kort samen. Op de door hem gemaakte situatietekening zijn deze elementen, stadion, vliegtuigen, diagonaal overvliegend, stad, en weg, uitdrukkelijk aangegeven.

Het weeshuis dat onderdak bood aan 125 kinderen staat vrij op een grote kavel. Het niet bebouwde deel van de kavel is ingericht als gazon. Dit biedt de mogelijkheid om het complexe gebouw van verschillende kanten goed in ogenschouw te nemen. Het vormt niet alleen architectonisch, maar ook stedenbouwkundig een opvallend gegeven door de geringe bouwhoogte. Alle omringende bebouwing is later toegevoegd, grotendeels in relatie tot het Burgerweeshuis. Het grote kantorencomplex Tripolis, voltooid in 1994, is door Van Eyck zelf ontworpen. Tegelijkertijd werd het Burgerweeshuis onder zijn leiding gerenoveerd.

Het weeshuis is internationaal het beroemdste ontwerp van Van Eyck.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0036.jpg"

Afbeelding 7-6: Hoek Vaartstraat en Baarsstraat

Woonhuizen Schinkelkade 71-86, Vaartstraat 101-259, Baarsstraat 50-96, Vlietstraat 2-168, gemeentelijk monument

Het complex aan de Schinkelkade 71-86, Vaartstraat 101-259, Baarsstraat 50-96, Vlietstraat 2- 168 uit 1913 heeft stedenbouwkundige waarde, omdat het door zijn schaal en opzet een uitgesproken stedenbouwkundig karakter heeft, dat van belang is als een sterk in het oog springend onderdeel van de gevarieerde bebouwing in de Schinkelbuurt. De stedenbouwkundige functie wordt benadrukt door de markante vormgeving met afwisselend ingedeelde gevelwanden met zorgvuldig gedetailleerde ingangsportieken, erkerstroken en risalieten, alsmede diverse dakhuizen en topgevels. Langs het water van de Schinkel maakt het complex deel uit van de vanaf diverse standpunten opvallende bebouwing aan de Schinkelkade. Op het kruispunt van de Vaartstraat en de Baarsstraat vormt een tussen erkerstroken ingeklemde schuine hoekpartij met een tekstpaneel en een dakruiter een belangrijk stedenbouwkundig accent. Het complex heeft architectuurhistorische waarde als een goed voorbeeld van in een nieuw-historiserende trant vormgegeven woningwetbouw. Ten opzichte van de door rationalistische- en Amsterdamse Schoolontwerpen gedomineerde sociale woningbouw in het Amsterdam van de eerste decennia van de twintigste eeuw vertegenwoordigt het complex door zijn vormgeving zeldzaamheidswaarde. Weliswaar ging de originele detaillering van de gevelopeningen en de dakkapellen verloren, maar ondanks deze (reversibele) wijziging bleef het authentieke karakter zeer goed herkenbaar. Een opmerkelijk detail vormen de in navolging van oude voorbeelden in de Amsterdamse binnenstad toegepaste gevelstenen met diverse motieven. In zijn opzet en vormgeving geeft het complex een goede indruk van het oeuvre van het Amsterdamse architectenduo Tj. Kuipers en A. Ingwersen dat diverse hoofdstedelijke ontwerpen op zijn naam heeft staan en vooral bekend is van werken voor gereformeerde opdrachtgevers. In hun oeuvre vormt dit complex het eerste voorbeeld van woningwetbouw. Er is cultuurhistorische waarde omdat het in opdracht van de gereformeerde woningbouwvereniging Patrimonium gebouwde complex een weerspiegeling vormt van de contemporaine verzuilde verhoudingen in de maatschappij en een indruk geeft van de ideeën over huisvesting van de arbeidersklasse.

Overige cultuurhistorische waarden

Het plangebied Olympisch Stadion e.o. wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een groot aantal gebouwen en faciliteiten met een sportfunctie. Deze bevinden zich rondom en ten zuiden van het stadion, dat als middelpunt van het plangebied kan worden beschouwd. In dit deel van het plangebied zijn ook enkele bedrijven gevestigd, maar wordt nagenoeg niet gewoond. In het gedeelte van het plangebied ten noorden van het stadion zijn wel woningen aanwezig maar de meeste gebouwen hebben een utilitaire functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0037.jpg"

Afbeelding 7-7: Omgeving Tramremise Havenstraat

Tramremise en omgeving

Het noordelijk deel van het plangebied waarvan de Tramremise aan de Havenstraat en de kleinschalige bedrijvigheid aan de Karperweg deel uitmaakt, kent de charme van een rafelrand van de stad waarin al sinds lange tijd infrastructurele- en andere gebouwen met een ongepolijst industrieel karakter gelegen zijn. De combinatie van de oude spoorlijnen binnen het plangebied Havenstraat, het rangeerterrein van de tramremise en de museumtramlijn naar het Haarlemmermeerstation zijn versterken dit karakter. In nabijheid van het centrum zijn dergelijke gebiedjes zeldzaam geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0038.jpg"

Afbeelding 7-8: Park Schinkeleilanden

Park Schinkeleilanden

In het kader van de aanleg van een groene verbinding tussen het Vondelpark in het noorden en het Amsterdamse Bos in het zuiden is de oostelijke Schinkeloever ter hoogte van het plangebied heringericht door Buro Sant & Co.

Hierbij is er gekozen voor een viertal eilanden met een bestaande spoordijk als as. Van noord naar zuid zijn de volgende eilanden op basis van functie genoemd: Natuureiland, Parkeiland, Voetbaleiland en Tenniseiland. De aanleg van het Olympisch Stadion complex in de jaren twintig had er al voor gezorgd dat het huidige Voetbaleiland was ingericht als sportterrein. Halverwege de jaren dertig kwam er ten zuiden daarvan nog een sportterrein bij waarop destijds de Amsterdamse IJsclub gevestigd was. Nu staat dit terrein bekend als het Tenniseiland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0039.jpg"

Afbeelding 7-9: Kantorencomplex Tripolis

Kantorencomplex Tripolis

Kantorencomplex dat tussen 1992 en 1994 is gebouwd naar ontwerp van Aldo en Hannie van Eyck. Het bestaat uit een drietal bouwblokken die de namen Alfa, Bèta en Gamma dragen. Elk bouwblok bestaat uit drie vleugels rondom een centrale toren. Het complex is ontworpen in relatie tot het naastgelegen Burgerweeshuis, eveneens van Van Eyck, en dient als een scherm in de richting van de Ring A10. Vanaf het gelijkvloerse weeshuis bezien neemt de bouwhoogte geleidelijk toe tot zeven lagen en zakt vervolgens weer tot vijf lagen. De vleugels zijn onderling op grondniveau geschakeld. Het echtpaar Van Eyck heeft het gebouw zo ontworpen dat er binnen een vrije indeling mogelijk is en dat alle kantoorruimtes naar buiten toe gericht zijn. Dit komt voort uit de gedachte dat de mens centraal moet staan in het ontwerpproces. De gevels zijn gedeeltelijk bekleed met hardhout en de kozijnen zijn voorzien van felle kleuren. In dezelfde periode werd door het echtpaar Van Eyck ook het Burgerweeshuis gerestaureerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0040.jpg"

Afbeelding 7-10: Stadiongracht gezien vanaf de Stadionbrug

Stadiongracht en Stadionbrug (Brug 413)

Als ruimtelijk element is de Stadiongracht feitelijk een verbinding tussen het Noorder- en Zuider- Amstelkanaal, zoals deze in het Uitbreidingsplan Zuid van H.P. Berlage waren voorzien. Het gedeelte ten westen van de Amstelveenseweg draagt de naam Stadiongracht.

De brug over de Stadiongracht/Zuider-Amstelkanaal werd in 1937 gebouwd naar een ontwerp van P.L. Kramer. Op granieten sokkels van circa 8 meter hoog zijn aan de zijde van Amstelveen een tweetal beelden geplaatst van beeldhouwer Hildo Krop. Aan de westkant is een brugwachter afgebeeld, aan de oostkant een moeder met kind.

Archeologisch onderzoek

Het BMA heeft tevens voor het plangebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is conform de richtlijnen van de KNA uitgevoerd. Daarbij is het gebruik in het verleden geïnventariseerd. Vanaf ca. de 11e eeuw is het gebied in gebruik genomen als landbouwgebied. Dit veengebied moest hiervoor goed ontwaterd worden, door middel van een strokenverkaveling. De ontginningen startten vanuit de Amstel, waarbij de Amstelveenseweg in eerste instantie als achterkade diende. In de loop van de tijd is ook deze achterkade ingebruik genomen voor bewoning en ontstond bebouwing langs deze weg. De Schinkel werd in ieder geval vanaf de 14e eeuw gebruikt als vaarverbinding tussen Amsterdam en Leiden, Delft en Dordrecht. In het begin van de 20e eeuw is de Schinkel rechtgetrokken en gekanaliseerd. In het plangebied zijn tot op heden geen archeologische vindplaatsen bekend. Langs de Amstelveenseweg zijn ten noorden van het plangebied eerder wel archeologische vondsten gedaan.

De conclusie van het onderzoek is dat er materiële overblijfselen te verwachten zijn die samenhangen met de ontginningsfase en het gebruik als veenweidegebied. Daarnaast bestaat de kans dat langs de Amstelveenseweg sporen liggen van bewoning. Deze kunnen net als de ontginningen uit de 11e-12e eeuw dateren, en bestaan naar verwachting uit diverse structuren zoals ophogings- en afvallagen, resten van houten en stenen bebouwing en losse vondsten.

Op basis van de verwachtingen is een archeologische beleidskaart opgesteld. Voor de oranjevlakken op deze kaart geldt een uitzondering van archeologisch veldonderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 500 m2 of ondieper dan de 20e-eeuwse ophoging (2,5 meter). Voor het blauwe vlak geldt een uitzondering van de verplichting tot archeologisch veldonderzoek bij ingrepen in de waterbodem kleiner dan 2.500 m2. Voor het overige plangebied geldt een vijrstelling van archeologisch veldonderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1204BPSTD-VG02_0041.jpg"

Afbeelding 7-1: Archeologische beleidskaart

Conclusie:

De monumenten en de panden in de welstandsorde 1 en 2 worden in het bestemmingsplan aangewezen als Waarde - cultuurhistorie. Dit geldt niet voor het Park Schinkeleilanden, waarvan de bescherming door middel van de bestemming Hoofdgroenstructuur wordt geregeld.

De gebieden waarvoor archeologisch onderzoek vanaf een bepaalde planomvang is verplicht worden door middel van een Waarde - archeologie op de plankaart aangeduid. Daarmee biedt het bestemmingsplan bescherming aan deze gebieden.