direct naar inhoud van Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 3
Plan: Rivierenbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1201BPSTD-VG01

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

26.2 Bouwregels

Op en onder de in 26.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdvorm van bouwwerken, bepaald door het kapprofiel, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en zoals die is gebouwd dan wel mag worden gerealiseerd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning) dient gehandhaafd te worden;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag een dakuitbouw gerealiseerd worden mits er voldaan word aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De hoogte van de dakuitbouw moet minimaal 0,3 meter minder zijn dan de bestaande bouwhoogte van het betreffende hoofdgebouw;
    • 2. Afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient groter dan 0,5 meter te zijn;
    • 3. De dakuitbouw dient in de dakvoet geplaatst te worden;
    • 4. Indien binnen het betreffende bouwblok reeds dakuitbouwen aanwezig zijn, dient de dakuitbouw in maatvoering en positionering in het dakvlak aan te sluiten bij de al aanwezige dakuitbouwen;
    • 5. Indien binnen het betreffende bouwblok nog geen dakuitbouwen aanwezig zijn, mag de eerste dakuitbouw, en dakuitbouwen die daaropvolgend op grond van het bepaalde onder 4 gerealiseerd kunnen worden, geen onevenredige aantasting van het daklandschap tot gevolg hebben;
    • 6. Indien de dakuitbouw zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde;
    • 7. Door het bouwen van de dakuitbouw mag het aantal woningen of zelfstandige niet-woonfuncties niet toenemen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ondergeschikte overschrijdingen van het kapprofiel ten behoeve van ornamenten, dakkapellen en daklijsten toegestaan, op voorwaarde dat ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - architectonische eenheid deze in samenhang worden ontworpen en gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven architectonische eenheid, voor zover de ornamenten, dakkapellen en daklijsten zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, om in afwijking van het bepaalde in 26.2 een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het wijzigen van het kapprofiel in die zin dat:

  • a. een dakopbouw wordt toegestaan, op voorwaarde dat:
    • 1. de op de verbeelding toegestane maximale bouwhoogte niet wordt overschreden;
    • 2. de afstand tussen de dakopbouw en de dakrand van de achtergevel ten minste 2 meter is;
    • 3. indien de dakopbouw zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde;
    • 4. als de indeling van de woning geen andere mogelijkheid biedt om het dakterras te ontsluiten;
  • b. een daklaag wordt gerealiseerd, op voorwaarde dat:
    • 1. de hoogte van de daklaag moet minimaal 0,3 meter minder zijn dan de bestaande bouwhoogte van het betreffende hoofdgebouw;
    • 2. de afstand tussen de daklaag en de dakrand van de achtergevel moet ten minste 2 meter zijn;
    • 3. indien binnen het betreffende bouwblok reeds daklagen aanwezig zijn, dient de daklaag in maatvoering en positionering in het dakvlak aan te sluiten bij al aanwezige daklagen;
    • 4. indien binnen het betreffende bouwblok nog geen daklagen aanwezig zijn, mag de eerste daklaag, en daklagen die daaropvolgend op grond van het bepaalde onder 3 gerealiseerd kunnen worden, geen onevenredige aantasting van het daklandschap tot gevolg hebben;
    • 5. indien de daklaag zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde;
    • 6. door het bouwen van de daklaag mag het aantal woningen of zelfstandige niet-woonfuncties niet toenemen.
26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning één of meer gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of onderdelen daarvan te slopen.

26.4.2 Uitzondering op de vergunningsplicht

Het bepaalde in 25.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding worden van dit bestemmingsplan.
26.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend, indien:

  • a. a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en advies is verkregen van het Bureau Monumenten en Archeologie;
  • b. b. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. c. er een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van ter plaatse geprojecteerde nieuwbouw danwel aannemelijk kan worden gemaakt dat voor de bouw van de ter plaatse geprojecteerde nieuwbouw een omgevingsvergunning zal worden verleend.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 3' te wijzigen:

  • a. door een of meerdere vlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien het betreffende pand of de betreffende panden niet langer zijn aangewezen als welstandsorde 3 of welstandsorde basis.
  • b. door een of meerdere vlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 3' geheel of gedeeltelijk te vervangen door de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' of 'Waarde - Cultuurhistorie 2', indien het betreffende pand of de betreffende panden wordt/worden aangewezen als welstandsorde 1 respectievelijk welstandsorde 2.
  • c. door aan een of meerdere bestemmingsvlakken geheel of gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 3' toe te kennen, indien het betreffende pand of de betreffende panden wordt/worden aangewezen als welstandsorde 3 of welstandsorde basis.