20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening in afwijking van het bepaalde in 20.1 een omgevingsvergunning te verlenen ten aanzien van het bouwen van steigers op gronden die niet zijn aangeduid als 'steiger', mits positief advies is verkregen bij de betrokken waterbeheerder, geen onevenredige aantasting van het groene karakter plaatsvindt en met een maximale bouwhoogte van 1 meter.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
-
2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
-
3. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de waterbodem en/of gronden;
-
b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
-
1. het normale onderhoud van water en groenvoorzieningen;
-
2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
-
c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van de water-ecologie.
-
d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor de water-ecologie heeft plaatsgevonden.
-
e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van de water-ecologie de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de water-ecologie zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
-
2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van de water-ecologie leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.5.1 Verbodsregel
Op de in 20.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
-
b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
-
c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de waterbodem en/of gronden;
20.5.2 Uitzondering verbodsregel
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 20.5.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
-
a. het normale onderhoud van water en groenvoorzieningen;
-
b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
20.5.3 Weigeringsgrond omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van de water-ecologie.
20.5.4 Criteria verlening omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor de water-ecologie heeft plaatsgevonden.
20.5.5 Nadere eisen
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 20.5.1 kunnen in het belang van de water-ecologie de volgende nadere eisen worden verbonden:
-
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de water-ecologie zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
-
b. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van de water-ecologie leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.