4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan ter plaatse van de "wro-zone wijzigingsgebied" wijzigen door de bestemming van de in lid 4.1 genoemde gronden geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij tevens geluidsgevoelige bestemmingen in alle bouwlagen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "zichtlijn" is bebouwing toegestaan op maximaal 50% van het betreffende deel van het bouwvlak tot een bouwhoogte van maximaal 7 meter;
-
b. voor het deel van het bouwvlak ten noorden van de specifieke bouwaanduiding "zichtlijn" gelden de volgende bepalingen:
-
1. maximum bebouwingspercentage: 100%, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de noordelijke bouwgrens ligt op minimaal 4 meter van de aangrenzende bestemmingen Water en Maatschappelijk - 2;
- de oostelijke bouwgrens volgt de grens van de bestemming Water;
- de zuidelijke bouwgrens volgt de bouwaanduiding "zichtlijn";
- de westelijke bouwgrens ligt op minimaal 1,50 meter van de aangrenzende bestemming Verkeer - 1 en Groen voor zover gelegen ten westen van het bestemmingsvlak;
-
2. maximum bouwhoogte 22 meter;
-
c. voor het deel van het bouwvlak ten zuiden van de specifieke bouwaanduiding "zichtlijn" gelden de volgende bepalingen:
-
1. maximum bebouwingspercentage: 100%, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de noordelijke bouwgrens volgt de bouwaanduiding "zichtlijn";
- de oostelijke bouwgrens volgt de grens van de bestemming Water;
- de zuidelijke bouwgrens ligt op minimaal 6 meter van de aangrenzende bestemming Groen, voor zover gelegen ten zuiden van het bestemmingsvlak;
- de westelijke bouwgrens ligt op minimaal 1,50 meter van de aangrenzende bestemming Groen, voor zover gelegen ten westen van het bestemmingsvlak;
-
2. maximum bouwhoogte: 13 meter;
-
3. in afwijking van het bepaalde onder 1, 3e bolletje, mag de zuidelijke bouwgrens worden overschreden ten behoeve van aan- en uitbouwen en bergingen met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
op voorwaarde dat:
-
d. parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd;
-
e. aangetoond is dat de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde vanuit de Wet geluidhinder niet overschreden wordt, danwel een hogere waarde is vastgesteld of kan worden vastgesteld, danwel geen hogere grenswaarde vastgesteld kan worden en de betreffende gevel met een dove gevel of vergelijkbare geluidwerende voorziening wordt uitgevoerd;
-
f. elke woning kan worden voorzien van minimaal één stille zijde;
-
g. indien een kelder of een souterrain wordt gerealiseerd, uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de kelder of het souterrain geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden;
-
h. uit verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
-
i. aan de bepalingen van de Flora- en faunawet kan worden voldaan.