direct naar inhoud van Artikel 13 Leiding - Riool
Plan: Rembrandtpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F1009BPSTD-VG01

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor waterleidingen met bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden is bebouwing slechts toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterleidingen als bedoeld in lid 13.1 zijn toegestaan;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, tenzij toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 13.2.3 onder a;
13.2.2 Uitzondering verbodsregel

Het verbod als bedoeld in lid 13.2.1 onder b is niet van toepassing op bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
13.2.3 Afwijkingsbevoegdheid
  • a. Het dagelijks bestuur is bevoegd om in afwijking van het bouwverbod voor overige bouwwerken, zoals bedoeld in lid 13.2.1 onder a een omgevingsvergunning indien de veiligheid met betrekking tot de aanwezige waterleiding niet wordt geschaad door het realiseren van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. Voorafgaand aan de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld onder a wint het dagelijks bestuur advies in bij de betrokken beheerder(s) omtrent de voorgenomen afwijking en vraagt zij tevens aan de betrokken beheerder(s) om binnen een nader door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn haar zienswijze kenbaar te maken.
13.3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
13.3.1 Bepaling 1

Op en onder de in lid 13 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het dagelijks bestuur (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een diepte van 0,5 meter of dieper, waartoe onder meer wordt gerekend het egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
  • b. het aanbrengen van drainage op een diepte van 0,5 meter of dieper.
13.3.2 Bepaling 2

Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld in 13.3.1 is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. het normale onderhoud van paden, wegen, water en groenvoorzieningen;
  • b. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
13.3.3 Bepaling 3

De omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het aanleggen) kan worden geweigerd indien door werken dan wel werkzaamheden het belang van de waterleidingen met bijbehorende voorzieningen wordt geschaad.

13.3.4 Bepaling 4

Alvorens het dagelijks bestuur tot het verlenen van de omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het aanleggen) besluiten stelt het dagelijks bestuur de beheerder(s) van de waterleidingen en bijhorende voorzieningen gedurende vier weken in de gelegenheid om te adviseren.