Plan: | Lutkemeerpolder |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01 |
Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) uit 2008 voorziet in de verplichting voor overheden tot het opstellen van een structuurvisie voor hun gebied. Hierin kan onder andere worden opgenomen welke cultuurhistorische waarden binnen een gebied aanwezig zijn. De visie kan door middel van het bestaande vergunningenstelsel en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening in praktijk worden gebracht. Voor Amsterdam geldt, naast de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040, de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch Sterk en Duurzaam' (vastgesteld 17 februari 2011). De Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie is wat de bovengrondse waarden betreft gericht op gemeente-overschrijdende zaken waardoor het geen inzicht biedt in de lokale waarden.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving tet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Bij nieuwe ontwikkelingen in een gebied, dienen de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden op voorhand in kaart te worden gebracht. Zodoende is het verplicht om cultuurhistorische waarden te verankeren in het proces van ruimtelijke ordening en moet bij het opstellen of wijzigen van een bestemmingsplan daarmee rekening worden gehouden. Voor Amsterdam komt dit punt ook aan bod in de Beleidsnota 'Ruimte voor Geschiedenis' (vastgesteld 13 april 2005) en 'Spiegel van de Stad, visie op het erfgoed van Amsterdam' (vastgesteld 14 november 2011).
In het kader van de planvorming is in 2012 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie nr. 21, bijlage 1). In de volgende paragrafen wordt kort ingegaan op de bevindingen.
Historisch-topografische analyse
Het plangebied Lutkemeerpolder omvat de Lutkemeerpolder, de voormalige Raasdorperpolder en aan de oostzijde een klein strookje van de voormalige Akerpolder. Tegenwoordig is het onderdeel van de buurt Lutkemeer/Ookmeer in Stadsdeel Nieuw-West. Voor de historisch-topografische analyse zijn verschillende cartografische bronnen gebruikt, waaronder de kaarten van Van Berckenrode uit 1610-1615, van Visscher uit circa 1700, de Grote Historische Provinciale Atlas uit circa 1850, de Topografisch Militaire Kaart uit 1854, de Chromotopografische kaart uit circa 1900 en de kaarten van Publieke Werken uit 1961 en 2002.
Het Lutkemeer werd begrensd door de Osdorper Bovenpolder in het noorden en de Middelveldse
Akerpolder in het zuiden. Deze polders behoorden in het verleden tot de ambachtsheerlijkheid Sloten.
De ontginning van de polders in en rond Sloten startte vermoedelijk in de 11de of 12de eeuw. De ontginningsactiviteiten voltrokken zich op verschillende plaatsen tegelijk. Doorgaans vormde een waterloop de basis. Haaks op het water werden percelen uitgezet met een onderlinge afstand van 30
tot 100 meter. Aan de kopse kant verrezen boerderijen op huisterpen en ontstond de voor het eenlandschap typerende lintbebouwing. De percelen werden door middel van perceleringssloten
gescheiden. Deze sloten dienden tevens om het natte veengebied te ontwateren. Door de ontwatering kwam het veen droog te liggen en ontstond een geschikt akkergebied.
Als bijkomend gevolg van de ontwatering van het veen daalde het maaiveld en werd de grond weer natter. Aangezien de akkers bloot kwamen te staan aan overstromingsgevaar werden ter bescherming achter- en zijkaden aangelegd. Ondanks deze maatregelen zette de vernatting van de percelen zich door. Daarom bracht men nieuwe stroken veen in cultuur. Bij de verlenging van de kavels schoof ook vaak de bewoning op. De achterkade werd dan als secundaire ontginningsas in gebruik genomen. Dit zogenaamde slagenlandschap is nog duidelijk te zien op historische kaarten.
De grootschalige ontginning van het veenlandschap gedurende de late middeleeuwen heeft geleid tot een continu proces van bodemdaling. Hierdoor kregen de zee en de getijdenwerking een toenemende invloed op het land. Met regelmaat overstroomde het veenweidegebied. De zee kon bovendien via het aangelegde slotenstelsel tot diep in het achterland binnendringen. De overstromingen leidden tot erosie van het veen en verbreding van het IJ. Ook ontstonden grote binnenmeren zoals de Haarlemmermeer het aanzienlijk kleinere Lutkemeer. Teneinde het landverlies te bestrijden gaven de graven van Holland in het begin van de 13de eeuw opdracht tot de aanleg van een zeedijk langs de gehele kust van het IJ.
De niet omdijkte meren en plassen breidden zich bij elke storm uit. Zo lag begin 17de eeuw ten zuiden van het Lutkemeer het plaatsje Nieuwerkerk waarvan de bebouwing zich vooral bevond ten zuiden van de 'Nieuwerkerker Wech' aan de 'Kerk Wech'. In 1700 is dit stuk land door het Haarlemmermeer weggespoeld: op de kaart van Visscher heet de 'Nieuwerkerker Wech' de 'Buyten Kade' en liggen in het Haarlemmermeer de 'Ruinen van Nieuwer Kerk'.
Reeds in de 17de eeuw werden plannen gemaakt tot inpoldering, onder anderen door Leeghwater. Tot in de 19de eeuw is het echter niet verder gekomen dan het verstevigen van de oeverbeschoeiing. Nadat in 1836 twee stormen ervoor zorgden dat het water voor de poorten van Amsterdam en in de straten van Leiden kwam te staan werd de Haarlemmermeer uiteindelijk in 1848-1852 met behulp van drie stoomgemalen drooggelegd.
Na de drooglegging van de Haarlemmermeer verkocht het Rijk in 1863 het Lutkemeer aan de gebroeders J.W.H en L. Rutgers van Rozenburg. Een jaar later lieten zij het meer droogleggen door middel van een stoomgemaal aan de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder aan de westzijde van het Lutkemeer. Door de nieuwe polder werd de Lutkemeerweg aangelegd waaraan enkele boerderijen kwamen te liggen: De Melkweg, Tijd is Geld, De Boterbloem, Nooitgedacht en ‘t Oog in ’t Zeil. De middeleeuwse dijk de Wijsentkade verloor na de drooglegging zijn waterkerende functie, maar herkreeg die toen Osdorp in 1895 besloot tot de uitvening van de Osdorper Bovenpolder. In 1900 is de polder “In Vervening”. Ook de Akerpolder en de Raasdorperpolder werden eind 19de eeuw uitgeveend.
De Lutkemeerpolder heeft ruim 100 jaar louter een agrarische functie vervuld. In 1971 werd langs de zuidwest grens van het plangebied de begraafplaats Westgaarde geopend, waarvoor boerderij Nooitgedacht moest verdwijnen. De Melkweg, op de noordpunt van Westgaarde, en Tijd is Geld, tegenover Westgaarde bestaan nog steeds. De Boterbloem is sterk verbouwd, ‘t Oog in ’t Zeil is in 1930 goeddeels afgebrand.
Tegenwoordig is in de zuidpunt van de polder het bedrijventerrein Lutkemeer of 'Business Park Amsterdam Osdorp' onder ontwikkeling en loopt door noordpunt de Westrandweg.
Archeologische Monumentenkaart en Cultuurhistorische Waardenkaart
Binnen het plangebied is volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geen wettelijk beschermd archeologische monument aangewezen en het gebied ligt niet in een terrein van archeologische waarde. Het verwachtingsbeeld van de AMK is echter algemeen van aard en dient in het kader van bestemmingsplanvorming nader te worden uitgewerkt. Een inhoudelijke en ruimtelijke specificatie van de archeologische verwachtingen volgt uit de istorisch-topografische analyse, welke hiervoor aan bod is gekomen.
In het plangebied is tot op heden geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Ook is in de nabije omgeving geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in een vergelijkbaar gebied. De eventuele aanwezigheid van archeologische resten en de kwaliteit daarvan is vastgesteld op basis van de bovenstaande inventarisatie van historisch topografische bronnen.
Het maaiveld van de drooggelegde Lutkemeerpolder bevindt zich voor een groot deel nog op het
oorspronkelijke polderpeil van circa NAP - 5,70 m. Op basis hiervan kan er vanuit gegaan worden dat hier eventuele archeologische sporen of vondsten op geringe diepte onder het huidige maaiveld liggen.
Ter plaatse van Westgaarde en het bedrijventerrein Lutkemeer is het terrein 1,5 – 2 meter opgehoogd,
zodat eventuele archeologische sporen of vondsten zich daar vanaf 1,5 – 2 meter beneden het huidige
maaiveld zullen bevinden. De Raasdorperpolder en de Akerpolder zijn circa 3 meter diep beneden de
oorspronkelijke maaiveldhoogte van NAP - 2 m uitgeveend.
Op basis van de inventarisatie zijn binnen het plangebied Lutkemeerpolder in de drooggelegde Lutkemeerpolder materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de gebruiksgeschiedenis van de 12de tot in de 20ste eeuw. Er kunnen in het gebied sporen voorkomen die verband houden met scheepvaart en visserij en sporen van landgebruik vanaf de drooglegging in 1864 tot de 20ste eeuw. In de uitgeveende Raasdorper- en Akerpolder zijn geen archeologische resten meer te verwachten.
Archeologische verwachtingskaart
De inventarisatie heeft geleid tot een verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag voor het plangebied.
Afbeelding 22: Archeologische verwachting
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart is bedoeld als een ruimtelijk schema van de maatregelen die nodig
zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het
plangebied. De verwachting wordt gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk
opgetreden bodemverstoringen. Dit resulteert in een kaart met twee beleidszones.
Beleidsvariant 10 (verwachtingszone A deels, B)
Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 10.000
m² of ondieper dan 0,5 meter.
Beleidsvariant 11 (verwachtingszone A deels, C, D, E, F, G, H)
Voor deze zone geldt een negatieve verwachting vanwege een lage verwachting in
combinatie met waarschijnlijke verstoring. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek
geldt daarom bij alle bodemingrepen.
Voor het gehele plangebied geldt dat ook in geval geen archeologisch veldonderzoek vereist is en er
toch archeologische overblijfselen ouder dan vijftig jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen
worden, deze bij de gemeente (Bureau Monumenten & Archeologie) aangemeld worden, zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.
Afbeelding 23: Archeologische beleidskaart
De conclusies van het onderzoek hebben geleid tot opname van een archeologische dubbelbestemming op de verbeelding en in de planregels. De dubbelbestemming is gelegd op de gronden die op de archeologische beleidskaart beleidszone 10 hebben. Op deze wijze worden mogelijke archeologische waarden beschermd en vormt archeologie geen belemmering voor het bestemmingsplan.
De wettelijke meldplicht bij archeologische vondsten die geldt voor het hele plangebied, is niet verankerd in het bestemmingsplan. Dit wordt via de verlening van omgevingsvergunningen gereguleerd.
Cultuurhistorie vormt eveneens geen belemmering voor het plangebied. Begraafplaats Westgaarde krijgt in het bestemmingsplan de bestemming Maatschapelijk- Begraafplaats. Hiermee worden de bovengrondse cultuurhistorische waarden op de locatie van de begraafplaats geborgd.