direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Lutkemeerpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Amsterdam 2040 Economisch sterk en Duurzaam

De gemeente Amsterdam heeft op 16 februari 2011 een nieuwe Structuurvisie voor Amsterdam vastgesteld. In de structuurvisie worden keuzes vastgelegd voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Uitgangspunt is de vraag: Hoe ontwikkelt Amsterdam zich verder als de succesvolle en leefbare kernstad in de metropoolregio?

De Structuurvisie bestaat uit drie delen:

  • Het visiedeel waarin de grote ontwikkelingslijnen worden geschetst.
  • De uitvoeringsagenda met een beschrijving van de opgave en fasering per stadsdeel.
  • Het instrumentarium waarin is vastgelegd hoe regels worden gehandhaafd waardoor uitvoering van de visie mogelijk wordt.

Voor het plangebied geldt dat deelgebied 1 en 3 zijn aangewezen als 'werken' en wordt daarbij geschaard onder 'grootschalige bedrijventerreinen'. De overige gronden zijn aangeduid als 'Metropolitaan landschap (Tuinen van West)'. De Ringvaartdijk is aangewezen als 'regionale fietsroute'.

Amsterdam behoudt buiten de Ring A10 een aantal grootschalige bedrijventerreinen, waaronder het bedrijventerrein in het plangebied Lutkemeerpolder. Ze spelen een belangrijke rol in de logistieke functie van de stad. Vanuit de duurzaamheidsgedachte is het verstandig om milieuhinderlijke functies te bundelen op die locaties, waar vanwege luchtkwaliteit en geluidscontouren van Schiphol en/of rijkswegen toch nooit een woning gebouwd zal worden. De grootschalige bedrijfslocaties in Amsterdam lenen zich hier bij uitstek voor.

Amsterdam ziet haar omgeving dus als een metropolitaan landschap. Dit is een mede op de stedelingen afgestemd landelijk gebied, waarbij de wensen van stedelingen samensmelten met het karakter van de landschappen. Metropolitaans landschap bouwt meestal voort op de nu aanwezige sterke cultuur-historische identiteit van gebieden en gaat die versterken. Daarbinnen hebben ondernemers exploitatiemogelijkheden. In die zin zijn de ondernemers, waaronder de agrariërs, belangrijke dragers van het landschap. Het programma van metropolitaan landschap bevat elementen als beleving, verhalen, gelaagdheid, imago opbouw, monumenten, geografische en ecologische waarden, producten, activiteiten, evenementen, tijdelijke en permanente voorzieningen en functies.

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 is Lutkemeerpolder genoemd als specifiek terrein voor Schipholgebonden bedrijven. Verder is bepaald dat deze bedrijven een milieucategorie kleiner dan IV mogen hebben en maximaal 30% kantoor tot 2.000 m² bruto vloeroppervlak per vestiging is toegestaan. Er is niet nader geregeld of de locatie voor 100% dient te bestaan uit Schipholgebonden bedrijven. Wel is bepaald dat plannen die bedrijfslocaties betreffen, voor advies worden voorgelegd aan het Platform Bedrijfslocaties. Dit platform beoogt door uitwisseling van informatie en expertise een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van bedrijfslocaties in Amsterdam. Hierbij gaat het zowel om de ontwikkeling van nieuwe bedrijfslocaties, als om herstructurering en behoud van reeds bestaande bedrijfslocaties.

Verder behoort het bestemmingsplan Lutkemeerpolder voor een deel tot de Hoofdgroenstructuur Amsterdam (zie afbeelding 9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01_0009.jpg"

Afbeelding 9: Hoofdgroenstructuur 23 mei 2012

De Hoofdgroenstructuur omvat de minimaal benodigde hoeveelheid groen die Amsterdam wil borgen, bestaande uit gebieden die waardevol zijn voor de stad en de metropool. In de Hoofdgroenstructuur zijn de gebieden opgenomen waar de functies groen en groene recreatie voorop staan. Woningbouw, werkgerelateerde functies, wegenaanleg of het vestigen van voorzieningen die verkeer aantrekken of die ten koste gaan van groen zijn niet in overeenstemming met de doelstellingen van deze structuurvisie. Ingrepen die de recreatieve gebruikswaarde en/of natuurwaarde of andere functies van groen verhogen, worden juist gestimuleerd. Ingrepen in de Hoofdgroenstructuur worden op inpasbaarheid beoordeeld door de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC).

In het plangebied is rekening gehouden met het gemeentelijke beleid inzake de Hoofdgroenstructuur. Zo hebben de gebieden die in de structuurvisie Amsterdam 2040 zijn aangewezen als Hoofdgroenstructuur voor een groot deel een bestemming gekregen waarbinnen groen en groene recreatie voorop staan. Zo is binnen de bestemming Natuur expliciet opgenomen dat extensieve dagrecreatie is toegestaan.

Voor de Hoofdgroenstructuur is een aanvullend toetsingskader opgesteld, welk toetsingskader ook van toepassing is op de Structuurvisie Amsterdam 2040. Volgens de Structuurvisie Amsterdam 2040 zijn er

voor het plangebied drie verschillende groentypen van toepassing, namelijk stadsrandpolder, volkstuinpark/schoolwerktuin en begraafplaats met bijbehorende beoordelingscriteria. De TAC toetst aan deze criteria. Doordat het plangebied ligt in het gebied Tuinen van West, geldt een uitzondering. In een dergelijk geval toetst TAC aan hoofdstuk 2 van 'De Tuinen van West'.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de voor het betreffende groentype geldende richtlijnen in acht gehouden, evenals het programma Tuinen van West dat in paragraaf 3.4.4 nader aan bod komt. Laatstgenoemd programma is maatgevend geweest bij het bestemmen van gronden in het plangebied.

3.4.2 Waterplan Amsterdam

De gemeente Amsterdam heeft ambities om na het Waterplan Het Blauwe goud uit 2002, een nieuwe impuls te geven aan het waterbeheer in de stad. Het past bij het huidige denken in duurzaamheid en klimaatadaptatie. Ook vindt ook een verschuiving plaats op de schaal met de Metropoolregio Amsterdam. Waternet en de Dienst Ruimtelijke Ordening (Dro) zijn belast met het water in het stedelijk gebied van Amsterdam. Zij schrijven samen aan het blauwe deel van de Structuurvisie Amsterdam. Ook bestaat een wens om een integrale en nieuwe watervisie voor de stad of metropoolregio uit te werken. Medio 2008 is de brochure "Amsterdam Waterbestendig" opgesteld evenals de reactie van de gemeente Amsterdam op het advies van de Deltacommissie. Het op orde krijgen en houden van het waterbeheer in de stad vraagt om oplossingen voor:

  • de waterkwantiteit; het realiseren van voldoende waterberging (houden van 'droge voeten') en het tegengaan van verdroging,
  • de waterkwaliteit; het reduceren van emissies en de zorg voor gezond en schoon water,
  • de duurzame benutting van energie- en/of watervoorraden en
  • het organiseren van de belangen, zodat deze oplossingen worden opgepakt.

Op dit moment wordt er door het stadsdeel gewerkt aan een waterplan Nieuw-West. Dit plan zal begin 2013 worden vastgesteld.

3.4.3 Beleidsnota Grondwater Amsterdam 2007-2011

De nota Grondwater Amsterdam 2007-2011 vervangt de nota Grondwater Amsterdam 2002-2006 (nota Leven met grondwater) en de beleidsnota Grondwaterzorg Amsterdam 2002-2006. De nota beschrijft wat Waternet de komende vijf jaar op welke manier wil bereiken binnen het totale veld van de grondwaterzorg. Waternet voert de grondwaterzorg uit in opdracht van de gemeente Amsterdam. De nota Grondwater heeft tot doel vermindering van de grondwateroverlast en grondwateronderlast. Het streefbeeld voor langere termijn gaat uit van 80% minder bestaande grondwateroverlast en geen nieuwe problemen. Het beleid is erop gericht bestaande hinder weg te nemen en nieuwe hinder te voorkomen met een duurzaam functionerend grondwatersysteem én een duurzaam gebruik als resultaat.

3.4.4 Tuinen van West

Het plangebied van de Tuinen van West is het open gebied van de westelijke tuinsteden en de ringvaart Haarlemmermeer. Het omvat vier polders die zowel agrarische, groene als recreatieve functies herbergen (zie afbeelding 10). De Osdorperweg vormt het belangrijkste bebouwingslint door het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01_0010.jpg"

Afbeelding 10: Polders in Tuinen van West

Voor de gemeente Amsterdam vormde de planvorming over de Westrandweg aanleiding om ook de toekomst van het groengebied Tuinen van West op de agenda te plaatsen. Enerzijds wordt een groeiende behoefte aan recreatieruimte verwacht in westelijk Amsterdam, samenhangend met de verdichting van de westelijke tuinsteden. Anderzijds is landbouw als economische drager van het gebied sterk in belang afgenomen. Desondanks hebben de westelijke polders nog steeds grote landschappelijke en recreatieve kwaliteiten en potenties.

De stadsdeelraad Osdorp (thans stadsdeel Nieuw-West) heeft het Programma van Eisen (PvE) Tuinen van West op 26 september 2007 vastgesteld. Op 3 juli 2007 heeft de stadsdeelraad van Geuzenveld-Slotermeer (thans stadsdeel Nieuw-West) het PvE Tuinen van West vastgesteld. De gemeente Amsterdam heeft het PvE Tuinen van West op 10 september 2008 vastgesteld (zie afbeelding 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01_0011.jpg"

Afbeelding 11: Programma van Eisen Tuinen van West (ruimtelijk kader)

Lutkemeerpolder

Het grootste deel van de Lutkemeerpolder is bestemd als bedrijventerrein dan wel natuur. Begraafplaats Westgaarde is een planologisch gegeven.

De koers voor de Lutkemeerpolder, deelgebied 2, omvat het versterken van het routenetwerk en het versterken van de recreatieve betekenis van de vlakken in de kop van de Lutkemeerpolder (vlakken N3 t/m N6).

  • het aanleggen van een wandelroute zuidelijk langs de Wijsentkade;
  • het maken van een tweede ontsluiting naar begraafplaats Westgaarde;
  • het betrekken van de plaatselijke boeren bij het ontwikkelen van stadslandbouw.

Slibvelden (N3)

Dit gebied wordt ingericht als droog natuurgebied na beëindiging van de functie als gronddepot tijdens de aanleg van de Westrandweg. De mogelijkheid om een speelnatuurgebied aan te leggen wordt verkend.

Lutkemeerpolder Noord A (N5)

Dit vlak wordt begrensd door de Wijsentkade, de Lutkemeerweg, het gebied met bestemming bedrijventerrein en de kabels- en leidingenstrook door de Lutkemeerpolder. Dit gebied is mede bedoeld voor de uitoefening van stadslandbouw, waarbij het behoud van het polderlandschap voorop staat. Daarnaast vertegenwoordigt het gebied belangrijke natuurwaarden door aan de noordelijke kant van het perceel een ecologische zone in te richten in het kader van de Groene AS.

Lutkemeerpolder Noord B (N6)

Dit vlak wordt begrensd door de Wijsentkade, de Lutkemeerweg en begraafplaats Westgaarde.

Evenals Lutkemeerpolder Noord A dient dit gebied ten behoeve van de uitoefening van stadslandbouw, waarbij het behoud van het polderlandschap vooropstaat. Daarnaast vertegenwoordigt het gebied belangrijke natuurwaarden door aan de noordelijke kant van het perceel een ecologische zone in te richten in het kader van de Groene AS.

Voor de volgende vlakken zijn geen inrichtingsvoorstellen ontwikkeld, maar is wel afstemming nodig met de hierboven genoemde vlakken:

  • Natuurgebied Lutkemeerpolder (N7). Dit gebied is in ontwikkeling als natuurgebied met recreatieve nevenfunctie in het kader van Haarlemmerméér Groen/Groene AS.
  • Kabels- en leidingenstrook. Het gebiedje tussen Slibvelden en Lutkemeerpolder noord A (N4) krijgt een natuurfunctie (Groene AS).
  • Bebouwingslint Lutkemeerweg. Vrijkomende bebouwing langs dit lint kan ruimte bieden aan nieuwe horeca, stadslandbouw, leisure en dergelijke.
  • Bedrijventerrein Lutkemeer. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat dit bedrijventerrein een groene uitstraling krijgt.
  • Begraafplaats Westgaarde. Voorgesteld wordt de toegankelijkheid van de begraafplaats vanuit de Lutkemeerpolder te vergroten.

Lutkemeerpolder Noord A (N5) & Lutkemeerpolder Noord B (N6)

Dit gebied is mede bedoeld voor de uitoefening van stadslandbouw, waarbij het behoud van het polderlandschap voorop staat. Ten behoeve van de Groene AS moet een ecologische zone van 50 meter gerealiseerd worden.

  • Programma

De bestemming stadslandbouw in combinatie met natuurontwikkeling. Ook dient er op deze kavels de mogelijkheid te zijn om op de 'huiskavel' een gebouw(en) ter ondersteuning van de stadslandbouw te hebben (bijvoorbeeld voor verkoop van stadslandbouwproducten).

  • Functionele eisen

Inrichting en beheer moeten er op gericht zijn de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden. De stadslandbouwfunctie en de natuurontwikkeling dienen gezoneerd te worden. Het natuurdoeltype wordt bepaald in overleg met stadsdeel Nieuw-West en de coördinator Groene AS.

  • Ontwerpeisen

De natuurontwikkeling in het kader van de Groene AS wordt gesitueerd aan de noordelijke grens (aan de Wijsentkade) en heeft een maatvoering van 50 meter breed. Om natuurlijk en cultuurhistorisch karakter van de polder te benadrukken, is het noodzakelijk dat rondom de 'huiskavel' een houtsingel wordt geplant. Daarnaast dient de architectuur van de gebouwen in overeenstemming te zijn met de schaal en het agrarisch karakter van de Lutkemeerpolder (qua maat en schaalvoering dient ze overeenkomstig te zijn met de reeds bestaande percelen aan de Lutkemeerweg). Verder is het van belang dat de openheid van de polder gewaarborgd blijft op de stadslandbouwpercelen.

  • Belevingseisen

Het gebied moet vanaf de Wijsentkade goed zichtbaar zijn.

Stadslandbouw speelt een belangrijke rol bij het behouden van het polderlandschap en het zichtbaar maken van de agrarische geschiedenis. De Lutkemeerpolder is een kleipolder en dit maakt andere gewassen mogelijk dan in de andere polders. Een bijkomend voordeel is dat stadslandbouw zichzelf bedruipt, waar natuurgebieden beheerd moeten worden.

Stadslandbouw is in de regels van het bestemmingsplan omschreven als een agrarisch bedrijf in combinatie met dienstverlenende nevenactiviteiten die inspelen op natuur- en landschapsbeheer in het open veenweidegebied van de Osdorper Binnenpolder Zuid of de Osdorper Bovenpolder en/of die inspelen op de recreatieve landschapsbeleving van deze polders en/of die inspelen op voedselproductie, waarbij ten minste 10% van de inkomsten uit agrarische activiteiten moeten voortkomen. Voorbeelden van stadslandbouw zijn:

  • natuur - en landschapsbeheer;
  • natuur- en milieueducatie;
  • dierverzorging en moestuinieren;
  • een kinderboerderij, een kaasboerderij, een zorgboerderij (zonder overnachtingsmogelijkheden) of andere boerderijvorm waarbij educatie over het agrarische bedrijf, landschap en natuur centraal staan;
  • schoolwerktuinen;
  • recreatieve activiteiten die inspelen op agrarisch natuurbeheer en/of het polderlandschap zoals bijvoorbeeld een boerenspeel-, sport- en/of doetuin, een speel-, sport- of doetuin;
  • jeugd-, kinder- en naschoolse opvang, waarbij het actief bezig zijn met dierverzorging, natuur- en landschapsbeheer en voedselproductie onderdeel is van de activiteiten.
3.4.5 Actieplan Luchtkwaliteit

De gezondheid van de bewoners van Amsterdam is het belangrijkste argument om aan de luchtkwaliteit te werken. Hiervoor is het Actieplan Luchtkwaliteit opgesteld. Schonere lucht heeft invloed op de kwaliteit van het leven van de Amsterdammers. De voorgestelde maatregelen uit het Actieplan verbeteren ook de kwaliteit van de lucht in zijn geheel.

Als Amsterdam zich verder wil ontwikkelen door het realiseren van nieuwe bouwprojecten, dan moet er voldoende (milieu)ruimte worden geschapen. Amsterdam houdt binnen het Actieplan vast aan het beleid met betrekking tot de compacte stad, verbetering van het stedelijk functioneren door een grotere concentratie van de functies wonen, werken en recreëren. Daarnaast houdt Amsterdam vast aan het concentratiebeleid ten aanzien van het Hoofdnet Auto.

3.4.6 Beleidskader Hoofdnetten

Het Beleidskader Hoofdnetten (vastgesteld 11 mei 2005) beschrijft de doelen, de ligging en de kwaliteitseisen van de Amsterdamse hoofdinfrastructuur voor de fiets, het openbaar vervoer (OV) en de auto. Het vormt de basis voor de beslissingen die stadsdelen en de centrale stad nemen over de hoofdinfrastructuur en de te plannen investeringen.

Doel van de hoofdnetten fiets, OV en auto is het vergroten van de bereikbaarheid en de leefbaarheid van Amsterdam. Ze scheppen structuur en duidelijkheid en zorgen voor een goede aansluiting tussen onderliggende wegen en andere hoofdwegen (bijvoorbeeld Rijkswegen en spoorwegen).

De voornaamste principes voor de hoofdnetten zijn:

  • ‘ontstapeling’ (zo min mogelijk hoofdnetten op één wegvak);
  • eenduidigheid (kiezen voor de meest geschikte routes en de kwaliteit daarvan verbeteren);
  • geen half werk (beter een klein en goed functionerend hoofdnet dan een onduidelijk en niet compleet hoofdnet);
  • pragmatisme bij indelen en uitwerken van de wegen (het centrum bijvoorbeeld, leent zich door ruimtegebrek niet voor een strakke uitvoering van alle kwaliteitseisen).