direct naar inhoud van Artikel 16 Leiding - Leidingstrook
Plan: Lutkemeerpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.F1003BPSTD-VG01

Artikel 16 Leiding - Leidingstrook

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leidingstrook, met daarin de volgende leidingen:

  • a. waterleidingen;
  • b. koolstofdioxideleiding;
  • c. kerosineleiding.
16.2 Bouwregels

Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning van het dagelijks bestuur de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • e. het graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • f. verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • h. het beplanten met diepwortelende beplanting;
  • i. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden;
  • j. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensieve dagrecreatief medegebruik of het natuur- en milieu-educatief medegebruik
  • k. het indrijven van voorwerpen in de bodem uitgevoerd binnen een zone van 4 meter bij een regionale aardgastransportleiding of 5 meter bij een hoofd aardgastransportleiding.
16.4.2 Uitzondering

Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
16.4.3 Voorwaarden
  • a. De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het kabel en leidingentransport, en de kabel- en/of leidingenbeheerder daar vooraf over is gehoord.
  • b. De in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de belangen van het kabel- en leidingentransport onevenredig worden aangetast en dat niet kan worden voorkomen door voorwaarden op te nemen in de omgevingsvergunning, waarover de kabel en/of leidingbeheerder vooraf is gehoord.