Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
-
a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 meter, en een maximale bruto vloeroppervlakte van 30 m²;
-
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
-
c. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 2 meter;
-
d. de in de voorschriften toegestane maximale bouwhoogte met ten hoogste 10% mag worden overschreden, met dien verstande dat een overschrijding is toegestaan ten behoeve van:
-
1. lift- en trappenhuizen met ten hoogste 2 meter;
-
2. centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen en met ten hoogste 2,50 meter
-
3. schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefoniemet ten hoogste 5 meter;
-
e. de op de kaart aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 2 meter mag worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen;
-
f. het voorzien in minder parkeervoorzieningen op eigen terrein, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.