Plan: | Westhaven |
---|---|
Plannummer: | B0905BPGST |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.B0905BPGST-VG01 |
Er dient ingevolge de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt dat meer dan vijf jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Dat betekent dat voor het onderhavige plangebied voor 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Het bestemmingsplan is aangepast aan de huidige feitelijke situatie en aan recent beleid.
Plankaart en planregels zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is in digitale vorm opgesteld en vastgesteld. Ook hierbij geldt dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen is gevolgd. Het bestemmingsplan is voor een ieder via internet digitaal beschikbaar.
Westhaven
Westpoort waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt, behoort niet tot een stadsdeel. Derhalve worden de bevoegdheden met betrekking tot dit gebied uitgeoefend door de centrale stad. Het bevoegde bestuursorgaan voor het vaststellen van dit bestemmingsplan is de gemeenteraad van Amsterdam.
Suez haven
Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de gemeentegrens met Zaanstad (gelegen tegen de noordelijke oever van het Noordzeekanaal), aan de oostkant door de grens van het bestemmingsplan "Petroleumhaven e.o." ter plaatse van de Nieuwe Hemweg, alsmede door de westelijke grens van het bestemmingsplan "Westrandweg-2e Coentunnel"; in het zuiden door de noordelijke grens van de in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen "Sloterdijk II" en "Sloterdijk III" en het bestemmingsplan "Westrandweg-2e Coentunnel" en in het westen door de oostelijke grens van het bestemmingsplan "Amerikahaven e.o." waarvoor eveneens een herziening in voorbereiding is.
De plangrens is afgestemd op de begrenzing van het gebied dat valt onder het beheer van Haven Amsterdam (en daarmee op de begrenzing van het gebied dat valt onder het beheer van het Ontwikkelingsbedrijf Amsterdam OGA). De grenzen van het onderhavige plangebied wijken dan ook op onderdelen af van die van de in paragraaf 3.3 genoemde voorgaande bestemmingsplannen.
situering plangebied Westhaven
Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan “Westhaven” vormt het centrale deel van Westpoort en is representatief voor het karakter van dit havengebied. Naast de Westhaven zelf omvat het tevens de (zij)havenbekkens van de Sonthaven, de Bosporushaven, de Suezhaven, de Beringhaven, de Mainhaven, de Moezelhaven en de Hornhaven met aangrenzende haventerreinen. Ook het grootste deel van het gemengde bedrijventerrein “Vervoerscentrum” (gelegen tussen Westhavenweg, Radarweg en A10) en het bedrijventerrein “Zaanse Poort” (gelegen tussen het noordelijke deel van de Nieuwe Hemweg en het noordelijke deel van de Westhavenweg) vallen binnen het onderhavige bestemmingsplangebied.
situering diverse havenbekkens
Een groot gedeelte van de bedrijfsterreinen in het plangebied wordt gebruikt voor havengebonden bedrijfs- en industrieactiviteiten. Daarbij gaat het om overslag van allerlei soorten ladingstromen: steenkool, olieproducten, veevoer, schroot, stukgoed en auto's. Verder zijn in het plangebied bedrijven gevestigd die behoren tot sectoren als distributie, opslag (onder andere cacao) en intermodaal transport. Op de gemengde bedrijventerreinen “Vervoerscentrum” en “Zaanse Poort” zijn veel stadsverzorgende bedrijven gevestigd, zoals groothandelsbedrijven en grafische bedrijven.
Teneinde aanpassing en wijziging van de ruimtelijke detaillering van de verschillende bedrijfsgebieden mogelijk te maken wanneer dit vanuit een efficiënte bedrijfsvoering of herverkaveling van bedrijfsactiviteiten wenselijk wordt geacht, is voor een ruime bestemmingsregeling gekozen. De hoofdstructuur van het gebied zal zowel voor wat betreft de ruimtelijke opzet als voor wat betreft het gebruik niet wijzigen.
Het voorliggende bestemmingsplan vervangt hoofdzakelijk de volgende bestemmingsplannen:
De gronden waren op grond van de voorgaande bestemmingsplannen overwegend bestemd voor industrie- en bedrijfsgebouwen en bijbehorend verkeer, water, groen e.d. Grote delen waren specifiek aangewezen voor havengebonden bedrijvigheid (tot en met categorie 5 van de Lijst van Bedrijfstypen). De resterende terrein waren meer in algemene zin aangewezen voor bedrijvigheid (tot en met hetzij categorie 4, hetzij categorie 3 van de Lijst van Bedrijfstypen). Het maximale bebouwingspercentage bedroeg in nagenoeg het gehele plangebied 75%. De maximale bouwhoogtes varieerden van 40 meter tot 70 meter. Bij de 1e herziening van het bestemmingsplan "Westhaven e.o." is de maximale bouwhoogte waar deze 70 meter bedroeg, teruggebracht tot 50 meter. De bebouwingspercentages en bouwhoogten die ingevolge het voorgaande plan konden worden gerealiseerd, zijn momenteel niet overal volledig benut.
Het bestemmingsplan "Basisweg-Plimsollweg" had uitsluitend betrekking op het gebouw van De Telegraaf c.a. Dit plan is destijds vastgesteld om de toenmalige, inmiddels gerealiseerde bouwplannen van NV Holdingmaatschappij De Telegraaf mogelijk te maken.
De ontginning van het veengebied in en rond Amsterdam kwam in de 11e of 12e eeuw vanuit verschillende locaties op gang. Doorgaans vormde een waterloop de basis en werden haaks op het water percelen uitgezet met een onderlinge afstand van 30 tot 100 meter. De ontginningspercelen werden van elkaar gescheiden door middel van sloten. Deze sloten dienden tevens om het natte veengebied te ontwateren. Door de ontwatering kwam het veen droog te liggen en werd het land geschikt voor akkerbouw. Een gevolg van de ontwatering van het veen was de daling van het maaiveld, waardoor de akkers bloot kwamen te staan aan overstromingsgevaar. Gedurende diverse stormvloeden in de 12e en 13e eeuw gingen grote stukken veengebied verloren en verbreedde het IJ zich aanzienlijk.
Vanaf de Middeleeuwen tot aan het einde van 19e eeuw fungeerde het IJ als de belangrijkste vaarroute tussen Amsterdam en Haarlem. Vanwege de slechte staat van de landwegen werd vooral per schuit tussen Amsterdam en Haarlem gereisd. Pas in 1631 viel het besluit om het personenvervoer via de Haarlemmertrekvaart te laten lopen in plaats van via de gevaarlijkere en langere verbinding over het IJ. Voor het goederentransport bleef men gebruik maken van het IJ.
Vanaf het einde van de 19e eeuw brak de periode van de inpoldering van het IJ aan. Dankzij de 19-eeuwse handelspolitiek kregen de havenactiviteiten van Amsterdam een nieuwe impuls die een einde maakte aan een lange periode van economische recessie. Om de Amsterdamse haven bereikbaar te houden werd ter vervanging van het Groot Noordhollandsch Kanaal het aanzienlijk kortere Noordzeekanaal gerealiseerd. Het Noordzeekanaal werd tussen 1865 en 1876 aangelegd door een vaargeul uit te sparen bij de drooglegging van tien polders in het IJ. De aanleg van het kanaal werd gefinancierd door de verkoop van de ingepolderde grond van onder andere de Amsterdammer Polder en de Groote IJpolder.
Bijkomend gevolg van de aanleg van het Noordzeekanaal was de groei van het scheepvaartverkeer en de uitbreiding van het havengebied. Aanvankelijk kreeg deze uitbreiding gestalte in de vorm van de Oostelijke Handelskade. Met het oog op de toekomstige havenuitbreiding ten westen van Amsterdam werd in 1918 gestart met de verkoop van de landerijen in de Groote IJpolder aan de Gemeente Amsterdam.
Begin jaren '30 werd het eerste deel van de Westhaven gegraven ten behoeve van de vestiging van de Ford automobielfabriek. De Westhaven maakte ook onderdeel uit van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam, overigens in een heel andere vormgeving, waarbij de haven vooral als stukgoedhaven werd gezien.
De daadwerkelijke ontwikkeling van Westpoort is in de jaren ’60 van de 20ste eeuw gestart. Hiertoe werden de IJpolders opgespoten met een vier à vijf meter dikke zandlaag en doorgraven met insteekhavens zoals de Westhaven, de Sonthaven, de Beringhaven en de Hornhaven. Door de aanleg van Westpoort is de oorspronkelijke infrastructuur van de polders nagenoeg geheel verdwenen.
Eén van de eerste grote vestigingen in de jaren '60 was de OBA, het Overslagbedrijf Amsterdam. Hier wordt vooral steenkool overgeslagen, onder andere voor de Hemweg elektriciteitscentrale. Aan de overzijde van de Westhaven vestigde zich de eerste containerterminal, kort daarna gevolgd door de autoterminal van Nissan. In de zuidwesthoek van het havenbekken vestigden zich cacaobedrijven, in de zuidoostzijde diverse stukgoedbedrijven. Aan het einde van de vorige eeuw vestigde op een deel van het Nissanterrein de eerste overdekte stukgoed terminal van Europa (het "Waterlandterminal").
Begin jaren '70 werd ook het "Vervoerscentrum" gerealiseerd, bedoeld voor bedrijven actief op het gebied van logistiek en distributie. Tegenwoordig is het een meer gemengd bedrijventerrein, maar nog steeds met een accent op distributie. Na het gereedkomen van de Hemspoortunnel begin jaren tachtig is het talud van de voormalige Hembrug afgegraven en getransformeerd naar het stadverzorgend kleinschalig bedrijventerrein "Zaanse Poort". Hier vestigden zich bedrijven uit de stad die daar te veel geluid- of geuroverlast veroorzaakten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities tot 2040 en de ruimtelijke doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het heeft als ondertitel ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig en vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040. De hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor de middellange termijn (2020/2028) zijn:
De versterking van de ruimtelijk-economische structuur richt zich voor een groot deel op de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports en greenports. Voor deze gebieden worden gebiedsgerichte programma's opgezet. Maar ook op andere fronten wordt gezocht naar een versterkte ruimtelijk-economische structuur, zoals een verbetering van het hoofdnetwerk voor een (duurzame) energievoorziening en ruimte voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via ondergrondse buisleidingen.
Bereikbaarheid is een ander mikpunt van het Rijksbeleid. Daartoe dient onder meer een robuust hoofdnetwerk te worden gerealiseerd. Dit ziet op wegen, het spoor en vaarwegen. Daarbij zet het Rijk tevens in op het beter benutten van onze huidige infrastructuur.
Een veilige leefomgeving blijft ook binnen het nieuwe beleid centraal staan. Daartoe wil het Rijk het milieu verbeteren en ons beschermen tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. Maar een veilige leefomgeving bestaat uit meer. Daarom richt het Rijk zich bijvoorbeeld ook op bescherming tegen overstromingen en behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten binnen ons land.
In het ruimtelijk domein zullen beleid en uitvoering voor een nog groter deel dan voorheen de verantwoordelijkheid worden van provincies en gemeenten.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het besluit geeft nadere regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het besluit is op 30 december 2011 deels in werking getreden. De projecten van rijksbelang waarop het besluit aanvankelijk slechts betrekking had, zijn: mainport Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee c.a., defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden. Deze onderwerpen zijn niet aan de orde in het voorliggende bestemmingsplan.
De uitbreiding van de ruimtelijke ordeningsregels Barro is op 1 oktober 2012 in werking getreden. Deze uitbreiding betreft rijksregels ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, de veiligheid rond rijksvaarwegen, de verstedelijking in het IJsselmeer, de bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Deze uitbreiding van het Barro heeft voor wat betreft het voorliggende plan uitsluitend consequenties voor wat betreft de binnen het plangebied gelegen primaire waterkering en voor wat betreft de vrijwaringszones/veiligheidszones langs het Noordzeekanaal.
Nationaal Milieubeleidsplan 4
Het kabinet licht in dit beleidsplan het te voeren milieubeleid toe. Volgens het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) moet het lukken binnen 30 jaar te zijn overgestapt naar een duurzaam functionerende samenleving. Dan zijn wel ingrijpende maatschappelijke (inter)nationale veranderingen en maatregelen nodig. Het NMP richt zich onder meer op:
Provinciale Structuurvisie 2040
Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de Provinciale Structuurvisie 2040 vastgesteld. De Provincie zet in op de optimale benutting van het huidige haventerrein door verdichting, innovatie en herstructurering, bij voorkeur in samenhang met de realisatie van een nieuwe zeesluis bij IJmuiden. Ten behoeve van de optimale benutting van het haventerrein kiest de Provincie ervoor het bestaande havengebied voor 2020 niet uit te breiden. Voor de periode na 2020 zal opnieuw een afweging gemaakt worden of uitbreiding van het bestaande havengebied gewenst is en de wijze waarop. De Provincie zal hiervoor samen met de partners uit het Noordzeekanaalgebied een onderzoek doen naar de mogelijkheden voor verdichting, innovatie en herstructurering binnen het bestaand havengebied (in het gehele Noordzeekanaalgebied) alvorens - voor 2015 - een besluit te nemen over eventuele noodzaak van uitbreidingsruimte voor de haven. Bij dit onderzoek wordt de keuze voor een uitbreidingslocatie (inclusief de mogelijkheid van buitengaatse uitbreiding) betrokken.
Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie Noord-Holland
Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening de Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie vastgesteld; deze verordening is op 1 november 2010 in werking getreden. De verordening geeft voorschriften betreffende de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting op bestemmingsplannen. Het voorliggende bestemmingsplan betreft "bestaand bebouwd gebied" in de zin van de verordening. Voorzover van belang voor het voorliggende bestemmingsplan bevat de verordening voorschriften ten aanzien van waterkeringen, detailhandel en windturbines. Deze worden in het voorliggende bestemmingsplan in acht genomen.
Provinciaal milieubeleidsplan
Provinciale staten hebben op 21 september 2009 het Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld. Er worden in het plan voor Noord-Holland twee milieudoelen geformuleerd:
Om die doelen te bereiken voert de provincie activiteiten uit op acht milieuthema's: afval, bodem, externe veiligheid, klimaat en energie, licht en donkerte, geluid, geur en lucht. Bij afval draait het bijvoorbeeld om intensiever toezicht op afvalstromen. Onder geluid valt onder andere het verder terugdringen van geluidhinder, door het opstellen van zonebeheerplannen voor bedrijventerreinen. Het milieubeleidsplan is de basis voor de handhaving en vergunningverlening van de Wet Milieubeheer. De provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma’s op waarin de uitvoering meer in detail zal worden vastgelegd.
Plabeka
Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) is in 2005 opgericht. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio Amsterdam en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. In het Plabeka vindt de regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Het doel van het Plabeka luidt als volgt: Het creëren van voldoende ruimte en kwaliteit van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, zeehaventerreinen) voor een evenwichtige economische ontwikkeling om daarmee een bijdrage te leveren aan de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van de Metropoolregio en het verbeteren van het regionale vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.
Het regionale werklocatiebeleid is vastgelegd in de Uitvoeringsstrategie Plabeka 2010-2040 "Snoeien om te kunnen bloeien". Dit document is door de betrokken bestuurders uit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) op 23 juni 2011 vastgesteld.
Ondanks de ingrepen, zoals afgesproken in de eerste Uitvoeringsstrategie 2007-2030, bleek uit de monitor dat er op de kantorenmarkt in de MRA nog steeds geen evenwichtige balans tussen vraag en aanbod gerealiseerd was. De leegstand bleef onverminderd hoog en de vraag naar kantoorruimte bleef achter bij de prognoses. Ook de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen bleek lager dan voorzien. Hierdoor is besloten de Uitvoeringsstrategie te actualiseren.
Overschotten aan de aanbodzijde leidden in 2007 reeds tot het schrappen en faseren van 3,5 miljoen m² aan niet op de vraag afgestemde kantoorplannen. Door transformatie vond onttrekking van 0,5 miljoen m² kantoorgebouwen van de kantorenmarkt plaats. Deze ingrepen op de kantorenmarkt waren echter niet genoeg om het tij te keren.
In de Uitvoeringsstrategie 2010-2040 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies. Het resultaat van deze Uitvoeringsstrategie is dat in de MRA in totaal voor 1,9 miljoen m² planaanbod kantoren en 514 ha planaanbod bedrijventerreinen worden geschrapt of uitgefaseerd tot na 2040.
Regionaal Verkeer & Vervoerplan
Het Regionaal Verkeer & Vervoerplan (RVVP) van de Stadsregio Amsterdam is het beleidskader op het gebied van verkeer en vervoer van de stadsregio Amsterdam. Het is richtinggevend voor de beleidsontwikkeling voor 10 jaar, voor de uitvoering van de exploitatie van het openbaar vervoer en de subsidieverlening op het gebied van infrastructuur en verkeersveiligheid. Dit RVVP is opgesteld binnen de ambities die de gemeenten van de stadsregio gezamenlijk hebben geformuleerd: het creëren van een gezonde gedifferentieerde economie, het bieden van een goed sociaal klimaat aan de inwoners en het zorgen voor een duurzame leefomgeving. De hoofdlijnen van beleid zijn samen te vatten in een aantal strategieën: een samenhangend netwerk, gebiedsgerichte aanpak, prijsbeleid, duidelijke keuzes voor leefbaarheid en veiligheid en een slagvaardige samenwerking en financiering (zie verder ook Hoofdstuk 6
Verkeer).
Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit
Het Regionaal Actieplan Luchtkwaliteit (RAL) gaat in op de problematiek van de luchtkwaliteit. Er wordt een toelichting gegeven op de relatie van dit regionaal actieplan met andere plannen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Voorts worden de maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in gemeentelijke maatregelen met (gedeeltelijke) financiële dekking, gemeentelijke maatregelen zonder financiële dekking en regionale maatregelen (zie verder hoofdstuk Hoofdstuk 10 Luchtkwaliteit).
Visie Noordzeekanaalgebied 2040
De gemeenten in het Noordzeekanaalgebied (Amsterdam, Beverwijk, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Velsen en Zaanstad), de provincie Noord-Holland en het Rijk werken gezamenlijk aan de totstandkoming van de Visie Noordzeekanaalgebied 2040. Het doel van de visie is dit specifieke gebied een bijdrage te laten leveren aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Wonen, werken, natuur en recreëren dienen daarvoor op een goede manier samen te (blijven) gaan. De visie bevat beslissingen voor de korte en langere termijn. Hoewel de Visie nog niet bestuurlijk is afgerond (beoogde vaststelling voor 2014), is een aantal aspecten relevant : het gaat daarbij specifiek om het mogelijk maken van groei van de haven op in ieder geval bestaand terrein, met intensivering en verduurzaming als belangrijke principes en een aanpassing van de geluidzone. Tevens wordt voor de lange termijn ingezet op een reductie van milieu overlast en het specifiek terugleggen van geluidcontouren.
Structuurvisie Amsterdam 2040
De gemeenteraad heeft op 17 februari 2011 de Structuurvisie Amsterdam 2040 vastgesteld. In deze structuurvisie wordt geconstateerd dat het goed gaat met de Amsterdamse haven. De overslag groeit met spectaculaire cijfers, bedrijven vestigen zich graag in de Amsterdamse haven. De haven levert een hoge toegevoegde waarde en biedt veel mensen een baan. De Amsterdamse haven behoort in grootte al jaren tot de top 5 van Europa. De verwachting is dat de Amsterdamse haven profiteert van de internationale groei in het goederenvervoer. Dat stelt de stad wel voor nieuwe uitdagingen. Niet langer is ruimte de troef, maar schaarste: schaarste aan beschikbare haventerreinen, maar ook schaarste aan milieuruimte. In de Havenvisie geeft het gemeentebestuur aan die schaarste te gebruiken om inventiever en efficiënter met de beschikbare middelen om te gaan. In de structuurvisie gaat het erom intensiever en efficiënter om te gaan met bereikbaarheid en ruimtegebruik. Westpoort is in de structuurvisie ook aangewezen als geschikte locatie om grootschalig windturbines te plaatsen.
Het plangebied is in de Structuurvisie aangeduid als een van de grootschalige bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen zijn met name bedoeld voor grootschalige bedrijven, met daarnaast stadsverzorgende bedrijven. Daarbij is maximaal 30%, tot maximaal 2.000 m2 kantoorvloer per bedrijfsvestiging toegestaan. Er mogen bedrijven met een milieuruimte tot en met milieucategorie 5/6 worden gevestigd. Wonen is niet toegestaan. Zelfstandige kantoorontwikkeling is evenmin toegestaan. Kleinschalige ondersteunende en niet zelfstandig trekkende voorzieningen passen wel.
De nota Locatiebeleid is in april 2008 vastgesteld; het desbetreffende beleid is overgenomen in de Structuurvisie Amsterdam 2040. Bedrijven - groot of klein, internationaal, nationaal of regionaal - moeten in Amsterdam een attractieve plek kunnen vinden om het bedrijf goed te kunnen laten functioneren. Een belangrijk aspect daarbij is een uitstekende bereikbaarheid van deze plekken. In dat kader geldt een parkeernorm voor kantoren en bedrijven van 1:250 m2 brutovloeroppervlak op A-locaties en 1:125 m2 brutovloeroppervlak op B-locaties. A-locaties bevinden zich rondom de belangrijkste NS-stations en B-locaties liggen in de directe omgeving van ringlijn-/metrolijnstations en overige NS-stations of liggen binnen het tram-/busnetwerk. C-locaties zijn goed via het hoofdnet auto ontsloten. Daar gelden geen parkeernormen voor bedrijven. Het plangebied kan worden aangemerkt als C-locatie.
Havenvisie
De Havenvisie 2008-2020 is op 19 november 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit document is een visie van het gemeentebestuur van Amsterdam op de toekomst van de Amsterdamse haven tot 2020. Dit beleidsdocument is aangenomen na een brede inspraak waarbij burgers, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en verschillende overheden (zoals gemeenten langs het Noordzeekanaal, de provincie Noord-Holland en het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat) betrokken waren.
Er wordt in de Havenvisie geconcludeerd dat er schaarste is aan beschikbare haventerreinen, vooral aan zogeheten "natte terreinen" (de plaatsen waar zeeschepen terecht kunnen). Beperkt milieuruimte en beperkte bereikbaarheid zorgen ook voor schaarste. Het gemeentebestuur ziet de schaarste als een uitnodiging om inventiever en efficiënter met de beschikbare middelen om te gaan.
De groei van de haven moet tot 2020 gerealiseerd worden binnen het bestaande havengebied. Dit is mogelijk door de beschikbare ruimte intensiever te gebruiken, door vrijkomende terreinen efficiënter in te richten (herstructurering) en door, waar mogelijk, droge terreinen te verbinden met diep water. De haven wordt dus niet groter gemaakt.
De doelen met betrekking tot het ruimtegebruik zijn het volgende:
Het plangebied "Westhaven" is een onderdeel van het havengebied Westpoort en is representatief voor het karakter van het havengebied. De structuur van het plangebied wordt bepaald door de centraal in het plangebied gelegen (zij)havenbekkens en de daaromheen gelegen hoofdwegenstructuur (de Nieuwe Hemweg, de Westhavenweg en de Radarweg in het oosten; de Basisweg in het zuiden en de Hornweg in het westen).
Het plangebied is met name bedoeld voor grootschalige havengebonden "natte" bedrijfsactiviteiten. Deze bevinden zich met name aan of in de directe nabijheid van de verschillende havenbekkens.
Het westelijke deel van het plangebied wordt gekenmerkt door grootschaligere extensievere bebouwing met bedrijven die overwegend rechtstreeks op het water zijn geörienteerd. Het gaat daarbij onder meer om terminals voor de stalling van aangevoerde nieuwe auto's en opslag van olieproducten e.d.
Het plangebied omvat verder een aantal "droge" bedrijventerreinen". Dit zijn de zogeheten "Zaanse Poort" (in het uiterste noordoosten van het plangebied), het zogeheten "Vervoerscentrum" (in het oostelijke deel van het plangebied) en het gebied rondom het Telegraafcomplex in het zuidoostelijke deel van het plangebied. Er is daar sprake van kleinschaliger bedrijfsbebouwing die niet direct havengeoriënteerd is. Het beeld van de oostzijde van het plangebied wordt ook bepaald door de aanwezigheid van acht windturbines in lijnopstelling langs de Nieuwe Hemweg.
De maximale bouwhoogte ingevolge het voorgaande bestemmingsplan "Westhaven e.o." (na de 1e herziening) bedroeg voor het grootste deel van het plangebied 50 meter. Uitsluitend in het gebied ten oosten van de Radarweg en ten westen van de Radarweg nabij het gebouw van De Telegraaf bedroeg de maximale bouwhoogte 40 meter. De maximale bouwhoogte ingevolge het voorgaande bestemmingsplan "Basisweg - Plimsollweg" (voor het gebouw van De Telegraaf c.a.) bedroeg 45 meter. Deze hoogtezonering is in het voorliggende plan gehandhaafd.
Het maximale bebouwingspercentage bedroeg ingevolge het voorgaande bestemmingsplan "Westhaven e.o." en het voorgaande bestemmingsplan "Basisweg - Plimsollweg" in het gehele plangebied 75%. Mede gelet op het streven om te komen tot een intensiever ruimtegebruik is er geen aanleiding dit maximaal bebouwingspercentage te verlagen. Een hoger bebouwingspercentage is om redenen van stedenbouwkundige aard evenmin gewenst om te voorkomen dat er onvoldoende onbebouwde ruimte overblijft voor een goede inpassing c.q. situering van de gebouwen ten behoeve van een adequate logistieke afwikkeling van het vrachtverkeer en/of voor voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
Er zijn in het plangebied vooral bedrijven gevestigd in de distributie en de industriële sector. Het betreft met name opslag, overslag en intermodaal transport. Er kan voor een overzicht van de per juni 2009 aanwezige bedrijven worden verwezen naar de bijgevoegde bedrijvenlijst (zie bijlage 1).
Er bevindt zich in het centrale deel van het plangebied een aantal grote overslagbedrijven voor bulkgoederen, stukgoed en containers. De volgende bedrijven kunnen worden genoemd ("met de wijzers van de klok mee"):
Er vindt in de zuidwesthoek van het plangebied (boven de Hornhaven) veel opslag van cacao plaats.
Het zuidoostelijke deel van het plangebied omvat het zogenaamde "Vervoerscentrum". Het "Vervoerscentrum" ontleent zijn naam aan de distributiebedrijven die daar vooral vroeger gevestigd waren. Het is inmiddels een meer gemengd bedrijventerrein dat in gebruik is bij uiteenlopende bedrijven, zowel grootschalig als kleinschalig, maar nog steeds met een accent op distributie. Hetzelfde geldt voor de "Zaanse Poort" in het noordoosten van het plangebied.
Het zuidoostelijke deel van het plangebied nabij het complex van De Telegraaf heeft meer het karakter van een kantorengebied.
Er vindt voorts grenzend aan het huidige spooremplacement tussen de Westhavenweg en de Nieuwe Hemweg tijdelijk opslag en verwerking van afvalstoffen, bouwstoffen, grond en baggerspecie plaats. Er is hiervoor een tijdelijke vrijstelling ex artikel 17 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend.
Er kan verder nog melding worden gemaakt van de volgende niet-bedrijfsfuncties in het plangebied:
Onderwijs:
Overige maatschappelijke voorzieningen:
Wonen
De functie wonen kan met name in verband met externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit niet worden gehandhaafd. In de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (zie ook Hoofdstuk 8 Milieuzonering en Hoofdstuk 11 Externe veiligheid) wordt vermeld dat in Westpoort geen bestemmingen worden gerealiseerd met een woonfunctie en dat voor zover er nog mensen wonen het beleid erop gericht moet zijn om dit te beëindigen. Haven Amsterdam zal binnen de planperiode de benodigde stappen zetten om op de plekken waar nu nog wordt gewoond, deze situatie te beëindigen.
Horeca:
Kantoren
In twee delen van het plangebied met de bestemming "Bedrijf - 2" en "Bedrijf - 3" is sprake van bebouwing waar meer dan de in beginsel toegestane 30% van de brutovloeroppervlakte wordt gebruikt als kantoorruimte. Deze twee gebieden zijn op de plankaart voorzien van de functieaanduiding "kantoor".
Het wordt steeds drukker in Zeehavens Amsterdam. Jarenlang kwamen er ruim 5000 zeeschepen per jaar binnen. De laatste jaren is dat gestegen naar 9000 zeeschepen. Verder is er sprake van een grote hoeveelheid binnenvaart en recreatievaart (totaal 150.000).
De havens van Amsterdam, Zaandam, Beverwijk en IJmuiden/Velsen vormen samen de Havenregio Amsterdam, ook wel aangeduid als Zeehavens Amsterdam. Het totale havengebied omvat circa 600 ha vaarwater. De regio vormt op nautisch gebied (begeleiding van het scheepvaartverkeer) een eenheid onder het Centraal Nautisch Beheer (CNB). Deze organisatie zorgt voor een veilige, vlotte en milieuverantwoorde afhandeling van het scheepvaartverkeer. De regie wordt gevoerd over de hele afhandeling van de schepen.
Als goederen over water of spoor worden vervoerd, is er minder milieubelasting dan bij vervoer over de weg. Het streven is dan ook gericht op een verbetering van de "modal split" door relatief meer over water en spoor te vervoeren en minder over de weg.
De belangrijkste as voor het scheepvaartverkeer is het Noordzeekanaal. Het kanaal is geclassificeerd als klasse VIb (volgens de CEMT-classificatie; Conférence Européenne des Ministres des Transports) en tevens als "zeehaventoegang". Dit stelt eisen aan de afmetingen van de ruimte voor de vrije doorvaart over het kanaal. Het kanaal heeft de bestemming "Water - 1" gekregen. Teneinde de vrije doorvaart te garanderen mag hier niet worden gebouwd. Recreatie(vaart) mag een veilige en vlotte doorvaart van de beroepsvaart niet in de weg staan.
De haven(bekken)s zijn primair ingericht voor het doorvaren en afmeren van bedrijfsschepen. Er zijn tevens voorzieningen zoals wachtplaatsen voor binnenvaartschepen en duwbakken ingericht. De haven(bekken)s hebben de bestemming "Water - 2" gekregen. Hier mogen wel voorzieningen ten behoeve van aanmeren, laden, lossen e.d. worden gebouwd. De ontwikkeling van het gebied maakt het noodzakelijk zonodig water te dempen, danwel bedrijfsterrein af te graven. Het bestemmingsplan voorziet hierin middels een wijzigingsbevoegdheid.
Er is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd dat vanwege de veiligheid van de scheepvaart moet worden gegarandeerd dat nieuwe ontwikkelingen langs de rijksvaarwegen de doorvaart van de scheepvaart niet belemmeren. Het gaat daarbij om de zichtlijnen voor de scheepvaart, het functioneren van bedienings- en begeleidingsobjecten en de toegankelijkheid voor hulpdiensten. Er is in het voorliggende bestemmingsplan een strook van 15 meter bepaald langs het kanaal waarbinnen advies van de nautisch beheerder, rijkswaterstaat en de brandweer noodzakelijk is voor bouwwerken en de opslag van goederen en materialen hoger dan 2,50 meter boven het maaiveld.
Het gebied is goed bereikbaar over de weg.
De Westrandweg (de "verlengde" A5) zal het Westpoortgebied (waaronder het plangebied "Westhaven") en de Sloterdijken direct met het regionale en nationale achterland verbinden. Daarnaast draagt de Westrandweg - met de A9 - bij aan de tweede ring rond Amsterdam, waardoor doorgaand verkeer en havenverkeer niet meer door de stad behoeven te rijden en de overbelaste A10 een meer stedelijke functie kan krijgen.
De Noordzeeweg is ten gevolge van de aanleg van de Westrandweg in noordelijke richting verlegd en vormt samen met de Basisweg en de Transformatorweg de oost-westelijke slagader voor het autoverkeer door Sloterdijk van en naar het havengebied (langs de zuidzijde van het onderhavige plangebied). De Seineweg is de belangrijkste noord-zuid wegverbinding van en naar het plangebied.
Westpoort (waarvan het onderhavige plangebied deel uitmaakt) is een haven- en industriegebied waar een belangrijk deel van de Amsterdamse werkgelegenheid is gesitueerd. Er zijn in dit gebied ongeveer 47.000 arbeidsplaatsen (peiljaar 2011). Dit aantal zal in de toekomst verder toenemen. Deze arbeidsplaatsen zorgen voor een fors aantal verplaatsingen per dag, waarvan een deel met de auto. Daarnaast is door het type van de bedrijven - veelal opslag, overslag, distributie en industrie - het aandeel vrachtverkeer in Westpoort vrij hoog.
In juni 2008 is in opdracht van Haven Amsterdam en de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam het Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied (waaronder het onderhavige plangebied) uitgevoerd. Er zijn vervolgens in februari 2009 aanvullende berekeningen uitgevoerd. De resultaten van deze twee onderzoeken zijn gebundeld in het rapport Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de verkeersgegevens voor het gehele gebied van Westpoort voor de actualisering van diverse bestemmingsplannen (waaronder het voorliggende plan). Er is onderzoek gedaan naar de verkeersgegevens van de huidige situatie en die in de jaren 2015 en 2020, exclusief en inclusief plannen. Er wordt onder "plannen" verstaan: de wijzigingen in de bestemmingsplannen voor Westpoort die effecten hebben op de mobiliteit (en daarmee op het geluid en de luchtkwaliteit). Het Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied is als bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.
Er is vervolgens nog aanvullend onderzoek verricht naar de verhouding tussen de verkeersintensiteiten en verkeerscapaciteiten (de I/C verhouding). Daaruit is gebleken dat er in het onderhavige plangebied in/nabij het plangebied Westhaven een capaciteitsprobleem zal ontstaan op de Radarweg ter plekke van de aansluiting op de Basisweg. Dit probleem vloeit voort uit de autonome ontwikkeling van de automobiliteit (gelet op het feit dat het capaciteitsprobleem blijkens het aanvullend onderzoek ontstaat zowel met als zonder de plannen voor de verdere ontwikkeling van de Westhaven, Amerikahaven, Afrikahaven en de Sloterdijken). De Radarweg ligt slechts deels in het bestemmingsplangebied Westhaven. Het voorliggend bestemmingsplan zal enige ruimte bieden voor een eventuele herinrichting van het in het bestemmingsplan meegenomen deel van de Radarweg. Deze aanvulling op het Verkeersonderzoek Westelijk Havengebied is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd.
Er is in de voorgaande onderzoeken nog uitgegaan van de effecten van "Anders betalen voor mobiliteit" (oftewel rekeningrijden) op de toekomstige verkeersintensiteiten. In juli 2011 zijn berekeningen gemaakt voor verschillende peildata (eveneens voor de situatie exclusief en inclusief plan) uitgaande van de situatie zonder rekeningrijden ("gevoeligheidsanalyse"). Ook daarin is een uitsplitsing naar het onderhavig plangebied Westhaven opgenomen. Dit leidt tot iets hogere verkeersintensiteiten op de verschillende wegvakken (zie bijlage 4, met name blz. 4, 14, 24, 34, 44, 54, 65 en 75). De achtergronden van deze "gevoeligheidsanalyse" zijn verwoord in de bijgevoegde Notitie Anders Betalen voor Mobiliteit (zie bijlage 5).
De gevoeligheidsanalyse "Anders betalen voor Mobiliteit" laat een gemiddelde toename van de verkeersintensiteiten zien van maximaal circa 4% op het stedelijk net voor de toetsing van de wegcapaciteit en een worst-case toename van 7% op het stedelijk wegennet voor luchtkwaliteitberekeningen.
De procentuele verschillen tussen de situatie met en zonder rekeningrijden zijn dermate gering dat de conclusies van de toetsing aan de wegcapaciteit niet veranderen. Er is dan ook geen sprake van een noodzaak voor een nieuwe toetsing aan de beschikbare wegcapaciteit in het plangebied.
Voor het hiermee samenhangende aspect luchtkwaliteit wordt verwezen naar Hoofdstuk 10 Luchtkwaliteit.
Maltaweg
De gemeente Amsterdam en ProRail hebben op 8 mei 2009 het samenwerkingsdocument "Demarcatiezones Spoorring Amsterdam" (kortweg "Demazo") getekend. Er is in het kader van "Demazo" een inventarisatie gemaakt van mogelijke toekomstige ontwikkelingen van het spoor in en rondom Amsterdam, onder meer voor wat betreft de fysiek benodigde capaciteitsruimte voor het hoofdrailnet. Dit is specifiek gedaan voor de goederenroutes via Amsterdam van/naar Amsterdam Westpoort en IJmond en voor de opstelemplacementen voor reizigerstreinen in Amsterdam. Deze inventarisatie diende als input voor een tweetal deelonderzoeken, te weten een onderzoek naar een hoofdgoederenroute door Amsterdam en een onderzoek naar de opstelcapaciteit voor reizigerstreinen in Amsterdam.
In het deelonderzoek naar de hoofdgoederenroute is een drietal varianten onderzocht waarbij voor de eindsituatie vooralsnog de voorkeur van Amsterdam en ProRail uitgaat naar een routering waarin ook het spoorwegemplacement Westhavenweg/Nieuwe Hemweg een rol speelt.
In het deelonderzoek naar de opstelterreinen voor reizigerstreinen is een tweetal varianten onderzocht, waarbij de voorkeur van Amsterdam en ProRail uitgaat naar (naast andere maatregelen) de aanleg van een nieuw opstelterrein voor reizigerstreinen naast het bestaande goederenemplacement Westhavenweg/Nieuwe Hemweg.
Daarnaast heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in kader van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (kortweg `PHS`) in 2010 een voorkeursbeslissing genomen over hoogfrequent spoorvervoer op een viertal belangrijke spoorcorridors in Nederland. Drie van deze corridors, Schiphol – Lelystad (OV SAAL), Alkmaar- Eindhoven en Nijmegen – Schiphol, beginnen of eindigen in de regio Amsterdam.
Dit betekent dat door de toename van het aantal treinen ook de behoefte aan extra opstelcapaciteit voor reizigerstreinen in en rond Amsterdam verder toeneemt. Aangezien de bestaande opstelterreinen in Amsterdam onvoldoende capaciteit hebben om deze extra groei op te vangen is aanleg van een nieuw emplacement bij de Westhavenweg/ Nieuwe Hemweg nodig. ProRail gaat er in de planvorming dan ook vanuit dat tussen 2017 en 2020 de eerste fase van dit nieuwe opstelterrein voor reizigersmaterieel wordt aangelegd. Een eventuele verdere uitbreiding van dit emplacement, de zogenaamde tweede fase, is voorzien na 2020.
Er wordt ook in de Structuurvisie Amsterdam 2040 voor wat betreft het emplacement Westhavenweg melding gemaakt van de aanleg van een emplacement voor passagierstreinen naast het bestaande emplacement voor goederentreinen (als onderdeel van "Demazo" en "PHS").
Overigens wordt een deel van de daarvoor benodigde gronden tijdelijk gebruikt voor de opslag en verwerking van afvalstoffen, bouwstoffen, grond en baggerspecie. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de voortzetting van dit gebruik tot 2017.
Er is beperkt openbaar vervoer in het plangebied. Om toch in de behoefte aan openbaar vervoer te voorzien is Westpoort Bus opgericht. De Westpoort Bus is de naam van het besloten vervoer voor de werknemers en bezoekers van Station Sloterdijk naar diverse bedrijven in Westpoort. Het vervoer is alleen geldig voor werknemers van de deelnemende bedrijven en voor de ritten die het bedrijf heeft ingekocht. Iedere organisatie in Westpoort kan zich aansluiten bij de Westpoort Bus.
Er zijn de afgelopen jaren langs een groot aantal doorgaande wegen vrij liggende, geasfalteerde en verlichte fietspaden aangelegd. In totaal ligt er ten tijde van de opstelling van dit bestemmingsplan ongeveer 45 km aan fietspaden in Westpoort. Dit maakt het voor fietsers mogelijk om veilig en comfortabel naar en van hun werk te fietsen. Het aantal kilometers aan fietspaden zal nog verder worden uitgebreid. Fietsen naar het werk in Westpoort wordt gestimuleerd. Fietsen naar het werk is winst voor werknemers, voor bedrijven en voor het milieu.
Er zijn voorts in augustus 2008 vier recreatieve fietsroutes in het Amsterdamse havengebied geopend. Deze bewegwijzerde fietsroutes, onder de verzamelnaam "Havenfietsen", hebben elk een eigen karakter en zijn van informatieborden voorzien op markante punten in de haven.
Er geldt ingevolge het gemeentelijke locatiebeleid een parkeernorm voor kantoren en bedrijven van 1:250 m2 brutovloeroppervlakte op A-locaties en 1:125 m2 brutovloeroppervlakte op B-locaties. A-locaties bevinden zich rondom de belangrijkste NS-stations en B-locaties liggen in de directe omgeving van ringlijn-/metrolijnstations en overige NS-stations of liggen binnen het tram-/busnetwerk. C-locaties zijn goed via het hoofdnet auto ontsloten. Daar gelden geen parkeernormen voor bedrijven. Het plangebied "Westhaven" kan in zijn geheel worden aangemerkt als C-locatie. Er zijn in het planregels dan ook geen parkeernormen opgenomen.
Bedrijven dienen op eigen terrein in parkeergelegenheid te voorzien. Ook het laden en lossen dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden. Parkeren op de openbare weg zal alleen worden toegestaan in de bestaande parkeervakken. Dit zal via de wegenverkeerswetgeving worden afgedwongen.
Ter geleiding van de automobiliteit zal vervoersmanagement bij de toekomstige bedrijven in het gebied met kracht worden gestimuleerd in overleg met werkgevers en werknemers. Dergelijke plannen dragen ertoe bij dat systemen van collectief vervoer (bedrijfsvervoer, spitsbussen en/of carpooling) zich optimaal kunnen ontwikkelen met als doel vermindering van vermijdbaar individueel autogebruik.
Amsterdam Heliport bevindt zich direct ten westen van de Hornweg (en daarmee direct ten westen van het onderhavige plangebied). De helihaven is niet alleen van belang voor het zakelijke verkeer. Overheidsinstanties als waterschappen en provincies gebruiken de helihaven als basis voor inspectievluchten. De helihaven wordt ook door de politie- en traumahelikopters gebruikt.
De locatie van deze helihaven en de vastgestelde aan- en uitvliegroutes zijn zo gekozen dat er zo min mogelijk geluidsoverlast wordt ervaren. De helikopters mogen pas uitwijken van de vaste routes nadat zij een zekere hoogte hebben bereikt, waardoor de geluidsoverlast verwaarloosbaar is. Verder is vastgelegd dat op Amsterdam Heliport gemiddeld op jaarbasis maximaal acht vluchten ofwel zestien vliegbewegingen per dag mogen worden uitgevoerd. De vluchten van de traumahelikopter tellen daarbij niet mee. De standaardvliegtijd ligt tussen 8:00 en 18:00 uur. Enige malen per jaar mag hiervan worden afgeweken voor vluchten tussen 7:00 uur en 23:00 uur. Het voorgaande geldt niet in geval van calamiteiten.
De aan-/afvliegroute bevindt zich ter plekke van het onderhavige plangebied op meer dan 120 meter hoogte. De nabijheid van de helihaven leidt dan ook niet tot nadere beperkingen van de maximale bouwhoogtes.
aan- en afvliegroutes Helihaven Hornweg (buiten plangebied)
Het bestemmingsplan "Westhaven" voorziet niet in nieuwe mer-plichtige activiteiten of mer-beoordelingsplichtige activiteiten die niet reeds op basis van het voorgaande bestemmingsplan mogelijk waren. Het bestemmingsplan is een overwegend conserverend plan en het plangebied was in het voorgaande bestemmingsplannen ook reeds als haven-/bedrijventerrein bestemd. Een milieu-effectrapportage is ten behoeve van het bestemmingsplan dan ook niet vereist.
Wel is er sprake van de zogenoemde "vormvrije m.e.r beoordeling". Het gaat erom dat aan de hand van enkele criteria (als bedoeld in bijlage III van de Europese Merrichtlijn) kan worden uitgesloten dat het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben. Deze criteria betreffen bijvoorbeeld of er zich in de omgeving van het plangebied kwetsbare gebieden bevinden of dat er sprake is van verontreiniging en hinder etc. De onderstaande uitkomsten van de diverse milieuonderzoeken laten zien dat daarvan geen sprake zal zijn.
Sextantweg
Milieuzonering betreft het hanteren van bepaalde richtafstanden tussen bedrijven en hindergevoelige functies/bestemmingen. Om in deze zonering enige eenheid te brengen heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uitgebracht die als richtlijn geldt.
De toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten is in het voorliggende plan gekoppeld aan de bij de planregels behorende “Staat van Inrichtingen” die gebaseerd is op de eerdergenoemde VNG-brochure. Hierin zijn de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten gerangschikt naar opklimmende milieubelasting (de categorieën 1-6). Hoe hoger de categorie, hoe ernstiger de potentiële milieubelasting en hoe groter de richtafstand ten opzichte van hindergevoelige bestemmingen.
De milieubelasting wordt bepaald door verschillende milieuaspecten, zoals gevaar, stof, geur, geluid, verkeer en visueel. Voor elk milieuaspect geldt een aparte minimaal aan te houden richtafstand tussen hinderveroorzakende functie en hindergevoelige functie. Het aspect met de hoogste categorie is maatgevend voor de uiteindelijke minimaal aan te houden richtafstand. De richtafstanden variëren van 0 meter (voor categorie 1 bedrijven) tot 1000 meter (voor categorie 6 bedrijven). Benadrukt zij nogmaals dat het gaat om richtafstanden.
Het voorgaande plan "Westhaven e.o." kende een zogeheten "inwaartse" milieuzonering. Op de gronden die centraal in het plangebied zijn gelegen (met oriëntatie op het water), waren bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 5 van de bij dat plan behorende Lijst van Bedrijfstypen. Op de daarbuiten gelegen "schil" waren overwegend bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 4 van de Lijst van Bedrijfstypen toegestaan. In het deel van het plangebied ten oosten van de Radarweg en het deel van het plangebied nabij het terrein van De Telegraaf waren bedrijven tot maximaal categorie 3 van de Lijst toegelaten.
Er is in het voorliggende plan een vergelijkbare zonering opgenomen door middel van het leggen van de bestemmingen "Bedrijf - 1", "Bedrijf - 2" en "Bedrijf - 3".
De bestemming "Bedrijf - 1" is gelegd op het grootste deel van het plangebied, met name op het "natte" deel van het plangebied dat specifiek is aangewezen voor havengebonden bedrijven. Deze bestemming voorziet in de vestiging van bedrijven tot en met categorie 5 van de bij de planregels behorende Staat van Inrichtingen. Er bevinden zich in de nabijheid van de desbetreffende delen van het plangebied geen hindergevoelige objecten.
De randen van het plangebied hebben de bestemmingen "Bedrijf - 2" en "Bedrijf - 3" gekregen. De bestemming "Bedrijf - 2" voorziet in de aanwezigheid van bedrijven tot en met categorie 5 van de Staat van Inrichtingen (zonder de eis van havengebondenheid), voor een zeer klein deel van het plangebied nader beperkt tot maximaal categorie 5.1. De bestemming "Bedrijf - 3" maakt de aanwezigheid van bedrijven tot en met categorie 3 van de Staat van Inrichtingen mogelijk.
De toegelaten milieucategorieën voorzien ook in de aanwezigheid van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De planregeling bevat - in aansluiting op de "Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort" (zie Hoofdstuk 11 Externe veiligheid) - dan ook tevens een regeling voor de toelaatbaarheid van inrichtingen die vallen onder het Bevi, enerzijds en voor de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten in de zin van hetzelfde Besluit anderzijds (zie ook paragraaf 19.2.2.1 Bestemming Bedrijf - 1, - 2 en - 3).
Tenslotte zij vermeld dat in het kader van het opstellen van een zogenaamd zonebeheerplan voor het (geluid)gezoneerde industrieterrein Westpoort (zie ook volgend hoofdstuk) ook een vorm van inwaartse zonering zal worden gehanteerd. Met dit zonebeheerplan wordt voorgestaan dat de meest luidruchtige bedrijven zoveel als mogelijk in het midden van het terrein worden gevestigd, zo ver mogelijk van de om het terrein gelegen zone, voor zover dat met betrekking tot de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld het gebruik van diepzeekades) althans mogelijk is. Op deze manier wordt getracht de beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone te optimaliseren.
Sonthaven
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in de realisering van nieuwe geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Evenmin voorziet het bestemmingsplan in de aanleg van in akoestisch opzicht relevante nieuwe wegen. Er behoeft terzake dus geen akoestisch onderzoek betreffende het wegverkeersgeluid te worden uitgevoerd.
Het plan voorziet in de vestiging van inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in het Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel D. Daar worden de categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder aangewezen, in casu bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Aangezien dergelijke bedrijven in het bestemmingsplan zijn toegestaan, dient het plangebied ingevolge hoofdstuk V van de Wet geluidhinder te worden voorzien van een zone waarbuiten de geluidbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Het plangebied "Westhaven" maakt onderdeel uit van het grotere geheel van het gezoneerde industrieterrein Westpoort. Het beschermingssysteem van de Wet geluidhinder waarborgt dat de geluidbelasting vanwege het hele industrieterrein Westpoort buiten de geluidzone rondom Westpoort niet hoger is dan 50 dB(A). Deze geluidszone blijft vooralsnog ongewijzigd; er wordt onderzocht in hoeverre de geluidszone moet worden geactualiseerd gelet op de groei van de haven enerzijds en de gewenste ontwikkelingen ten aanzien van woningbouw in de omgeving anderzijds.
Het voornemen is om de geluidzone deels te vergroten (m.n. ter plaatse van Westzaan en Nauerna) en grotendeels te verkleinen. Daaraan gekoppeld is het voornemen om op de lange termijn de geluidbelasting op de noordoever van het kanaal ter plekke van het Hembrugterrein en de Achtersluispolder terug te brengen naar 57 dB(A), zonder dat bestaande bedrijven in hun activiteiten worden belemmerd. Er wordt een lange termijnprogramma met een fonds ingesteld om de benodigde ontwikkelingen in gang te zetten en (mede) te financieren.
Er kan geconcludeerd worden dat het industriegeluid geen extra onaanvaardbare effecten veroorzaakt ter plaatse van geluidsgevoelige objecten.
De strook tussen het gezoneerde industrieterrein Westpoort en de gemeentegrens maakt deel uit van de zone rondom het gezoneerde terrein en is als zodanig op de plankaart voorzien van gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie 1".
Gezoneerd bedrijventerrein Westpoort
Het bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van het aantal sporen ter plekke van het spoorwegemplacement Westhavenweg/Nieuwe Hemweg. Aangezien in de geluidszones voor railverkeerslawaai aan weerszijden van het spoor ter plekke geen sprake is van (te handhaven) geluidsgevoelige bestemmingen, behoeft er ook geen akoestisch onderzoek betreffende het spoorweggeluid plaats te vinden. Wel zal in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning (of melding krachtens het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) voor het emplacement een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Daarbij zal moeten worden aangetoond dat het geluid van het emplacement dat als industrielawaai wordt beoordeeld, in de geluidszone voor Westpoort past.
Voor wat betreft de in het plangebied gelegen geluidsgevoelige functies (met name de onderwijsvoorzieningen) kan worden opgemerkt dat deze, als gevolg van de ligging op het gezoneerde terrein Westpoort, geen akoestische bescherming hebben op basis van de zonering ingevolge de Wet geluidhinder. Er is wel sprake van enige bescherming ingevolge de Wet Milieubeheer jo. het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Overigens moet hierbij worden bedacht dat het voor wat betreft de onderwijsvoorzieningen gaat om een incidentele locatie voor aan de haven gerelateerd onderwijs dat hoofdzakelijk in de dag- en avondperiode wordt gegeven. De grootste geluidsbelasting van de industrie op het terrein wordt daarentegen in de nachtperiode veroorzaakt.
Het noordelijke deel van het plangebied ligt binnen de "Geluidszone industrieterrein Zaandammer- en Achtersluispolder", gelegen in de gemeente Zaanstad en vastgesteld bij Koninklijk besluit van 18 januari 1991. Deze zone is op de plankaart aangeduid met de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie 2".
Er bevinden zich binnen deze zone nabij de Hempont vier woningen c.a. (Hemweg 171-177). Deze woningen zijn niet expliciet bestemd. De functie wonen kan in verband met externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit niet worden gehandhaafd. Haven Amsterdam zal binnen de planperiode de benodigde stappen zetten om op de plekken waar nu nog wordt gewoond, deze situatie te beëindigen. Er geldt voor deze woningen een persoonsgebonden overgangsrecht. Dit houdt in dat uitsluitend degenen die daar op het moment van de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan woonden, ter plaatse kunnen blijven wonen.
Geluidszone industrieterrein Zaandammer- en Achtersluispolder
(terrein gelegen in de gemeente Zaandam)
Er dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het opstellen van een
bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan ook bezwaarlijk zijn. Gelet op de ambitie om de luchtkwaliteit te verbeteren, wordt onder meer het gebruik van andere vormen van vervoer dan de auto gepropageerd (zie ook paragraaf 6.5 Langzaam verkeer).
Er kan worden opgemerkt dat er uit gezondheidsoogpunt geen aanleiding bestaat om de luchtkwaliteit in beeld te brengen. Op grond van het blootstellingscriterium behoeven de concentraties van stoffen niet berekend te worden op plaatsen waar het publiek slechts kortstondig blootgesteld is aan de effecten ervan. Er zijn in het plangebied geen locaties waar het publiek langdurig verblijft (anders dan binnen gebouwen waar de luchtkwaliteitsnormen niet gelden, omdat daar de Arbo-regelgeving van toepassing is). Op de overige plaatsen, zoals wegen, openbare parkeerterreinen verblijven mensen slechts kortdurig. Derhalve is het op grond van de regelgeving niet verplicht om de luchtkwaliteit te beoordelen in en rondom het plangebied. Desalniettemin is er met het oog op een goede ruimtelijke ordening onderzoek naar de luchtkwaliteit gedaan.
In het Westpoortgebied zijn zowel lokale wegen als rijkswegen gelegen. Het Ingenieursbureau Amsterdam (IBA) heeft de berekeningen gedaan voor de lokale wegen. IBA heeft voor de rijksweg A10 west (Einsteinweg) en de geprojecteerde rijksweg A5 (Westrandweg) opdracht gegeven aan Peutz B.V. de effecten op de luchtkwaliteit te beoordelen.
Onderzoek Ingenieursbureau Amsterdam
Het Ingenieursbureau Amsterdam heeft ten behoeve van het opstellen van diverse bestemmingsplannen in het Westpoortgebied (waaronder het voorliggende plan) de Actualisatie Luchtkwaliteitonderzoek Westpoort (d.d. 18 oktober 2012) opgesteld. Dit onderzoek betreft een actualisatie op basis van nieuwe generieke invoergegevens (emissiefactoren, achtergrondconcentraties) en gewijzigde verkeersintensiteiten ten gevolge van het niet doorgaan van Anders Betalen voor Mobiliteit (ABvM) of te wel rekeningrijden.
Er is onderzocht of de realisatie van de bestemmingsplannen in overeenstemming is met de Wet Luchtkwaliteit 2007. Daarvoor is nagegaan of wordt voldaan aan de volgende drie toetsingscriteria:
In de wet is het begrip “ruimtelijke ontwikkeling” nader gespecificeerd: alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 1000 meter die gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg.
Ad a
Voor de jaargemiddelde concentraties van stikstofdioxide (NO2) laat het onderzoek zien dat de grenswaarde in de beschouwde jaren op geen van de onderzochte wegtracés wordt overschreden: noch in de autonome ontwikkeling noch bij realisatie van de plannen. Dit geldt zowel voor het lokale wegennet als het hoofdwegennet.
Voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) laat het onderzoek zien dat de grenswaarde op het lokale wegennet in geen van de beschouwde jaren wordt overschreden, noch in de autonome ontwikkeling noch bij realisatie van de plannen. Op het hoofdwegennet wordt zeer plaatselijk en reeds in de autonome ontwikkeling de grenswaarde overschreden.
De grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie fijn stof (PM10) wordt zowel op het lokale wegennet als op het hoofdwegennet zeer plaatselijk en reeds in de autonome ontwikkeling overschreden.
Bovengenoemde overschrijdingen zijn echter niet het gevolg van de realisatie van de plannen maar worden veroorzaakt door extreem hoge achtergrondconcentraties vanwege op- en overslagactiviteiten in het Westelijk Havengebied.
Ad b
Voor alle onderzochte stoffen geldt dat de plannen in het toetsjaar 2015 op geen van de onderzochte wegtracés in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Ad c
Voor alle onderzochte stoffen geldt dat de plannen in het toetsjaar 2020 op geen van de onderzochte wegtracés in significante mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit daar waar de grenswaarde reeds wordt overschreden.
Aangezien de realisatie van de bestemmingsplannen in Westpoort niet leidt tot overschrijding van de in de wet gestelde grenswaarde en ook niet in betekende mate noch in significante mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit zijn de voorgenomen plannen in overeenstemming met de Wet luchtkwaliteit 2007. De plannen kunnen, gezien vanuit dit perspectief, ten uitvoer gebracht worden.
De Actualisatie Luchtkwaliteitonderzoek Westpoort is als bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.
Onderzoek Peutz
Peutz heeft in opdracht van het Ingenieursbureau Amsterdam onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de realisatie van een aantal bestemmingsplannen op de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de geprojecteerde rijksweg A5 en de A10-west te Amsterdam. Ook voor dit onderzoek is een actualisatie uitgevoerd op basis van nieuwe generieke invoergegevens en gewijzigde verkeersintensiteiten.
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat:
Derhalve zijn er inzake de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de A5 en A10-west geen belemmeringen voor de realisatie van de bestemmingsplannen in het westelijk havengebied.
Het luchtkwaliteitsonderzoek van Peutz is als bijlage 7 aan deze toelichting toegevoegd.
Industriële bronnen
Het achtergrondconcentratieniveau in de huidige situatie omvat tevens de effecten van de bestaande bedrijven op de luchtkwaliteit. Het plangebied kent nog enkele plekken die niet in gebruik zijn voor bedrijvigheid, maar op basis van zowel het voorgaande bestemmingsplan als het voorliggende bestemmingsplan daarvoor wel gebruikt zouden kunnen worden. Het is evenwel niet bekend wat de aard van de mogelijk te vestigen bedrijven zal zijn, evenals niet bekend is of bestaande bedrijven wellicht hun bedrijfsvoering zullen wijzigen op een dusdanige manier dat dat effecten heeft op de luchtkwaliteit. Daarom kan er nu niet in algemene zin een beoordeling worden gemaakt voor dergelijke wijzigingen. Wanneer zich concrete wijzigingen voordoen, dan zullen deze worden beoordeeld in het kader van de toepassing van de milieuwetgeving.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgesteld om de risico's te beperken waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven (bijvoorbeeld LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en chemische fabrieken). Er wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):
De grenswaarde in nieuwe situaties is voor het plaatsgebonden risico ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar.
Voor het groepsrisico geldt als oriëntatiewaarde:
Verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk bij een bestemmingsplan.
Wet vervoer gevaarlijke stoffen
De Wet vervoer gevaarlijke stoffen regelt de wijze van vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, per spoor en over de binnenwateren; hierin is onder andere vastgelegd welke stoffen behoren tot de categorie 'gevaarlijke stoffen' en dat het transport binnen de bebouwde kom zoveel mogelijk dient te worden vermeden (art. 11). In deze wet is ook vastgelegd dat gemeenten zelf de route voor gevaarlijke stoffen mogen aanwijzen (art. 18, eerste lid). Om bij ruimtelijke ontwikkelingen het vervoer van gevaarlijke stoffen te laten voldoen aan de externe veiligheidsnormen moet het bevoegd gezag rekening houden met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Voor de wijze waarop het PR en GR beoordeeld moeten worden, is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: de Circulaire) van toepassing. De Circulaire beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De overheid vraagt gemeenten, provincies en infrabeheerders om medewerking aan dit beleid te verlenen door bij de besluitvorming die onder hun verantwoordelijkheid valt, de veiligheidsbelangen overeenkomstig deze Circulaire af te wegen. Hierbij gaat het om diverse besluiten gerelateerd aan vervoer van gevaarlijke stoffen, milieu en ruimtelijke ordening.
Op basis van de Circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar.
Voor het GR geldt op basis van de Circulaire voor het bevoegd gezag een verantwoordingsplicht in de gevallen van een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het GR. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Desondanks kan uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een verantwoording voor het groepsrisico ook buiten deze 200 meter op zijn plaats zijn, met eventuele beperkingen, zoals bijvoorbeeld in de sfeer van maatregelen die de zelfredzaamheid van de bevolking bevorderen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Met ingang van 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding (met een druk vanaf 16 bar voor het transport van aardgas en vloeibare brandstoffen) wordt toegelaten, voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht worden genomen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.
Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding worden verantwoord.
Indien:
kan een deel van de verantwoording GR achterwege worden gelaten. Dat betreft specifiek art 12, eerste lid, onderdelen c t/m e van het Bevb, waarin maatregelen ter beperking van het GR worden onderzocht.
Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, stelt het bevoegde gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding.
Op grond van het Bevb is het tevens verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmeringenstrook (strekkende tot 5 meter aan weerszijden) meegenomen, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden opgericht. Verder dienen bestemmingsplannen een vergunningstelsel in te stellen voor het uitwerken van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden binnen de belemmeringenstrook die de integriteiten en werking van de buisleiding kunnen verhinderen.
Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort
Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 8 december 2009 de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort vastgesteld. Gedeputeerde Staten hebben de gebiedsvisie bij besluit van 15 december 2009 vastgesteld. Deze visie omvat onder meer een zonering van Westpoort op het punt van de toelaatbaarheid van risicoveroorzakende (Bevi) bedrijvigheid en de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten. Het onderhavige plangebied behoort tot de volgende drie zones:
zonering Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (deel Westhaven c.a.)
De integrale Gebiedsvisie is als bijlage 8 aan deze toelichting toegevoegd. Er wordt voor de juridische vertaling ervan in het voorliggende bestemmingsplan verwezen naar 19.2.2.1 Bestemming Bedrijf - 1, - 2 en - 3.
Er bevinden zich binnen het plangebied en direct buiten het plangebied diverse risicovolle bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Onderstaand wordt per bedrijf aangegeven in welke milieuzone het ligt conform de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort. Dan wordt ingegaan op de ligging van de plaatsgebonden 10-6 risicocontour (PR) en volgt een toets aan de grenswaarde en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Ook wordt de hoogte van het groepsrisico (GR) ten opzichte van de oriëntatiewaarde beschreven. De gegevens over plaatsgebonden risico en groepsrisico volgen uit de risicoanalyses die bij de actuele vergunde situaties bij de bedrijven horen. Een rapport met een overzicht van de diverse risicocontouren per onderstaand genoemd bedrijf en voor wat betreft de overige risicovolle activiteiten is bijgevoegd als bijlage 9.
De algemene motivatie voor de afwijkingen van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt in paragraaf 11.2.3 beschreven. In paragraaf 11.2.4 is de algemene verantwoording van het groepsrisico conform artikel 13 van het Bevi opgenomen.
In de paragrafen 11.2.5 - 11.2.7 worden de onderzoeksresultaten voor het transport van risicovolle stoffen beschreven, inclusief een toets aan de normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoording van het groepsrisico.
In de paragrafen 11.2.8 - 11.2.10 worden de onderzoeksresultaten beschreven voor achtereenvolgens de buisleidingen, windturbines en overige risicobronnen.
Simadan/Greenmills (Kretaweg 2)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 2" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) vanwege de opslag van grote hoeveelheden risicovolle stoffen. De gemeente is bevoegd gezag.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour ligt voor een zeer klein deel buiten het bedrijfsterrein en ligt niet over objecten van derden. Het bestemmingsplan voorziet niet in bebouwing ter plaatse. De contour valt over een spoorlijn die toegang geeft tot een deel van de Amsterdamse haven. Dit is echter conform het Bevi geen (beperkt) kwetsbaar object. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied van het groepsrisico (174 meter) ligt buiten het bedrijfsterrein en binnen het plangebied. Het groepsrisico ligt meer dan een factor 100 onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden op grond van het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Sonneborn (Mainhavenweg 6)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 2" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) vanwege de opslag van grote hoeveelheden zwaveltrioxide. De provincie is bevoegd gezag.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour is erg klein en ligt geheel binnen het eigen bedrijfsterrein. Omdat er geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of bestemd zijn binnen deze contour, wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied van het groepsrisico (520 meter) ligt buiten het eigen terrein en omvat deels het plangebied. Dit deel van het plangebied is reeds grotendeels met bedrijfsgebouwen bebouwd. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden conform het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Nustar Terminal BV (Sextantweg 10-12)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 1" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) vanwege de opslag van grote hoeveelheden brandbare vloeistoffen. De provincie is bevoegd gezag.
De plaatsgebonden 10-6 risico-contour uit de QRA (kwantitatieve risico analyse) d.d. 5 mei 2009 omvat - behalve het eigen terrein van Nustar - hoofdzakelijk water en voorts een deel van de bedrijfsbebouwing noordelijk van de Kwadrantweg. Er bevinden zich geen kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden 10-6 risicocontour. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
Er bevinden zich (deels) drie beperkt kwetsbare objecten (bedrijven) binnen de plaatsgebonden 10-6 risicocontour. Het plan wijkt daarmee af van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. De motivatie hiervoor is opgenomen aan het eind van dit hoofdstuk.
Het invloedsgebied van het groepsrisico is maximaal 355 meter. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden ingevolge het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Handelsveem (Sardiniëweg 7)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 2" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vanwege een ammoniak-koelinstallatie en de opslag van grote hoeveelheden risicovolle stoffen. De gemeente is bevoegd gezag.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour ligt deels buiten de terreingrens. Er zijn geen kwetsbare objecten aanwezig binnen deze contour. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt over water en (deels) over drie bedrijven die conform het Bevi beschouwd als beperkt kwetsbare objecten worden aangemerkt. Het plan wijkt daarmee af van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. De motivatie hiervoor is opgenomen aan het eind van dit hoofdstuk.
Het plangebied heeft deels een overlap met het invloedsgebied (ca. 600 meter) voor het groepsrisico. Het berekende groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden conform het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Caldic Nederland BV (Moezelhavenweg 12)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 2" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vanwege de opslag van giftige stoffen en K1/K2-vloeistoffen. De gemeente is bevoegd gezag.
De maximale plaatsgebonden 10-6 risicocontour ligt op 290 meter. Er zijn geen kwetsbare objecten aanwezig binnen deze contour. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt over enkele bedrijven. Deze worden conform Bevi beschouwd als beperkt kwetsbare objecten. Het plan wijkt daarmee af van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. De motivatie hiervoor is opgenomen aan het eind van dit hoofdstuk.
Het plangebied heeft deels een overlap met het invloedsgebied (380 meter) voor het groepsrisico. Het berekende groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden ingevolge het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Noord Europees Wijnopslag Bedrijf (Moezelhavenweg 10)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 2" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vanwege de opslag van grote hoeveelheden brandbare vloeistoffen. De gemeente is bevoegd gezag.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour ligt buiten de terreingrens. Er zijn geen kwetsbare objecten aanwezig of bestemd binnen deze contour. Er wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.
De plaatsgebonden 10-6 risicocontour valt over enkele van de in het voorgaande onder "Caldic" bedoelde bedrijven. Deze objecten worden conform Bevi beschouwd als beperkt kwetsbare objecten. Het plan wijkt daarmee af van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. De motivatie hiervoor is opgenomen aan het eind van dit hoofdstuk.
Het plangebied heeft deels een overlap met het invloedsgebied (290 meter) voor het groepsrisico. Het berekende groepsrisico is nihil. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe en blijft nihil.
Emplacement Westhaven
Deze inrichting ligt in "milieuzone - 1" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) omdat er gerangeerd wordt met risicovolle stoffen. De gemeente is bevoegd gezag.
Er loopt momenteel een procedure voor de vergunning van de inrichting. Uit de QRA behorende bij vergunningaanvraag blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontouren hoofdzakelijk binnen de grens van de inrichting liggen. De plaatsgebonden contouren liggen incidenteel tot 35 meter buiten de grens van de inrichting. Dit betreft de Westhavenweg c.a. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of bestemd. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied groepsrisico ligt tot ongeveer 420 meter buiten het spooremplacement. De oriëntatiewaarde wordt overschreden. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden op basis van het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Er wordt voor inzicht in de ligging van de diverse contouren rondom de bovengenoemde Bevi-bedrijven nogmaals verwezen naar bijlage 9.
Chemtura (Ankerweg 18)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 1" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort. De provincie is het bevoegd gezag.
Uit de QRA blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour grotendeels binnen het eigen terrein blijft; buiten het eigen terrein reikt deze contour maximaal enkele tientallen meters over aangrenzend water. De plaatsgebonden 10-6 risicocontour PR rondom het bedrijf ligt dus in ieder geval buiten het onderhavige plangebied. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het PR.
In de QRA uit 2006 is geen invloedsgebied voor het groepsrisico uitgerekend, maar de maximale afstand tot 1% kans op overlijden bij onbeschermde blootstelling is volgens de QRA gelijk aan 4200 meter. Inmiddels is door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de rekenmethodiek voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen (PGS-15) geactualiseerd. Ten behoeve van het bestemmingsplan "De Houthaven" zijn in november 2008 door AVIV nieuwe risicoberekeningen gemaakt met deze geactualiseerde rekenmethodiek. Daaruit bleek dat de maximale afstand tot 1% kans op overlijden gereduceerd was tot circa 1060 meter.
Op verzoek van de provincie heeft Chemtura een nieuwe QRA laten maken (d.d. 24 juni 2011). Uit deze QRA blijkt dat de maximale effectafstand op grond van de nieuwe rekenmethodiek nog iets kleiner is geworden, namelijk 925 meter. In de nieuwe omgevingsvergunning voor Chemtura zal deze afstand worden vastgelegd als invloedsgebied voor het groepsrisico.
Het plangebied Westhaven ligt op circa 700 meter van Chemtura en dus voor een klein deel binnen de nieuw berekende maximale effectafstand van 925-1060 meter. Het plangebied ligt dus voor een klein deel in het invloedsgebied van het groepsrisico. Het groepsrisico ligt ver onder de oriëntatiewaarde (OW). Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het plangebied zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden conform het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Eurotank Amsterdam N.V. (Van Riebeeckhavenweg 9)
Dit bedrijf ligt in "milieuzone - 1" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort en valt onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) vanwege de opslag van grote hoeveelheden brandbare vloeistoffen. De provincie is het bevoegd gezag. De QRA (kwantitatieve risico-analyse) dateert uit 2007.
Daaruit blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontour voor een zeer klein deel het plangebied Westhaven omvat, alleen ter plaatse van het rangeerterrein aan Westhavenweg/Nieuwe Hemweg. Het rangeerterrein is geen (beperkt) kwetsbaar object en zal het ook niet worden na de geprojecteerde uitbreiding, omdat het zelf een risicovolle inrichting is die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er wordt derhalve binnen het plangebied voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het plangebied ligt voor een klein deel ook binnen het invloedsgebied groepsrisico (noordoostzijde van het plangebied met bedrijfsbebouwing aan de Westhavenweg). Er is sprake van een overschrijding (factor 2) van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het plangebied zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden conform het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt het groepsrisico niet toe.
Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor beperkt kwetsbare objecten een richtwaarde van 10-6 voor het plaatsgebonden risico. Gemotiveerd afwijken van de richtwaarde is – conform het Bevi – mogelijk. Hieronder volgt een beschrijving van de situaties waarin het onderhavige bestemmingsplan afwijkt van de richtwaarde, inclusief de motivatie voor deze afwijking.
Bestaande situaties
In de bestaande (reeds bebouwde) situatie is sprake van afwijkingen van de richtwaarde bij de volgende bedrijven:
Deze bedrijven liggen allen in "milieuzone - 1" of "milieuzone - 2" zoals aangegeven in de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort. Conform deze Gebiedsvisie is de aanwezigheid of vestiging van beperkt kwetsbare objecten toegestaan in deze zones, op voorwaarde dat ze goed zelfredzaam zijn. Uitgangspunt hierbij is dat in het havengebied een beperkt aantal functies mogelijk is die functioneel gebonden zijn aan de daar aanwezige bedrijven of het gebied.
Het gewenste karakter van Westpoort maakt afwijking van de richtwaarde in voorkomende gevallen onvermijdelijk. Westpoort is immers één van de twee grootschalige haven- en industriegebieden in de Noordvleugel van de Randstad die geschikt zijn voor de vestiging van risicoveroorzakende bedrijven. Door in Westpoort hogere risico's te accepteren wordt er hier meer ruimte gecreëerd voor uitbreiding van (risicovolle) bedrijvigheid. Daartegenover staat een verhoogde inzet van de rampenbestrijding en extra aandacht voor risicobeheersing.
Bovendien zijn de reeds aanwezige beperkt kwetsbare objecten allemaal goed zelfredzame functies en dat is geheel conform de criteria zoals gesteld in de Gebiedsvisie. Derhalve vindt het bevoegd gezag het aanvaardbaar dat voor deze bestaande gevallen wordt afgeweken van de richtwaarde.
Nieuwe situaties
Er zijn nog slechts enkele lege kavels aanwezig binnen de huidige plaatsgebonden 10-6 risicocontouren. Het toestaan van de uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contouren leidt tot efficiënt ruimtegebruik en het opvullen van open gaten in een bestaand industriegebied. In de Nota van Toelichting op het Bevi en in de "Handleiding Besluit externe veiligheid inrichtingen" zijn deze voorbeelden genoemd als mogelijke motivatie voor afwijking van de richtwaarde.
Op de plankaart zijn rondom de Bevi-bedrijven "veiligheidszones-bevi" opgenomen die groter zijn dan de contouren 10-6 voor het plaatsgebonden risico. De reden hiervoor is dat er ruimte moet zijn voor uitbreidingen of aanpassingen van de Bevi-bedrijven die slechts een kleine toename van de plaatsgebonden 10-6 risicocontour tot gevolg hebben. Tevens kunnen zo kleine wijzigingen in de PR-contouren als gevolg van nieuwe rekenmethodieken worden opvangen zonder dat een (bestemmingsplan)wijziging van de plankaart nodig is. Deze aanpak biedt meer veiligheidswinst en helpt het ontstaan van saneringsituaties voorkomen, omdat kwetsbare objecten op grotere afstand van risicobedrijven worden gehouden.
Er kan aan het voorgaande worden toegevoegd dat er op de plankaart geen "veiligheidszones-bevi" zijn aangegeven rondom de Bevi-bedrijven Simadan/Greenmills en Sonneborn, omdat de plaatsgebonden risicocontouren van die bedrijven (ruimschoots) binnen de eigen terreingrenzen blijven.
Voor de uitbreiding van bestaande en de vestiging van nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de op de plankaart aangeduide "veiligheidszones-bevi" zijn twee procedures mogelijk:
De regionale brandweer wordt door het bevoegde gezag betrokken bij de vraag of een functie wel of niet zelfredzaam is. Het wel of niet zelfredzaam zijn van een functie beïnvloedt de mogelijkheid om de functie al dan niet toe te staan in een "veiligheidszone-bevi". Hierbij wordt gebruik gemaakt van een scenariobenadering (zie Gebiedsvisie), waarbij onder meer wordt bepaald of de aanwezige personen zich snel genoeg zelfstandig in veiligheid kunnen brengen.
Hieronder volgt een beschrijving van de aspecten die conform artikel 13 van het Bevi onderdeel uitmaken van de verantwoording van het groepsrisico.
Het huidige en toekomstige groepsrisico
Het huidige groepsrisico ligt bij alle bedrijven onder de oriëntatiewaarde, behalve bij het emplacement Westhaven (binnen het plangebied) en bij Eurotank Amsterdam N.V. (Van Riebeeckhavenweg 9; buiten het plangebied).
Westpoort is één van de twee grootschalige Haven- en Industriegebieden in de Noordvleugel, dat geschikt is voor de vestiging van risicoveroorzakende bedrijven. Door in Westpoort hogere risico's te accepteren wordt er hier meer ruimte gecreëerd voor toename van (risicovolle) bedrijvigheid. In de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort is reeds verwoord dat het aannemelijk is dat in dit gebied het groepsrisico hoger zal zijn dan de oriëntatiewaarde. Door in te zetten op zelfredzaamheid (en bestrijdbaarheid) zijn overschrijdingen van de oriënterende waarde voor het groepsrisico in Westpoort te verantwoorden.
Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe.
Bronmaatregelen en ruimtelijke maatregelen
Bronmaatregelen (risicoreductie bij de bron, i.c. de Bevi-bedrijven) worden niet genomen in het kader van dit bestemmingsplan. Het groepsrisico is immers bijna overal lager dan de oriëntatiewaarde en neemt niet toe als gevolg van het plan. Bovendien voldoen de risicobedrijven aan de stand der techniek die op het moment van vergunningverlening actueel was. Bronmaatregelen worden wel overwogen en vastgelegd in nieuwe vergunningen van de risicobedrijven in dit gebied.
Over de twee bedrijven met overschrijding van de oriëntatiewaarde kan vermeld worden dat de één (Eurotank Amsterdam) niet in het plangebied ligt en dat bij de ander (emplacement Westhaven) momenteel een procedure loopt met betrekking tot de vergunning. In het kader van die procedure worden risicoreducerende maatregelen onderzocht.
Ruimtelijke maatregelen, zoals intensieve bedrijvigheid op grotere afstand van de risicobedrijven plannen, zijn aan de orde bij de vestiging van nieuwe risicobedrijven of nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Door de milieuzone-indeling met planregels op te nemen in dit bestemmingsplan, wordt voorkomen dat grote aantallen mensen dicht bij een risicobedrijf worden geplaatst. Daarmee heeft de zonering een positief effect op de hoogte en ontwikkeling van het groepsrisico tot gevolg.
Beheersbaarheid en zelfredzaamheid
In de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort is een zonering opgenomen. Door deze zone-indeling op te nemen in het voorliggende bestemmingsplan en onderdeel te maken van de vergunningverlening is geborgd dat risicoveroorzakers zich in de daarvoor aangewezen delen van het Havengebied bevinden (i.c. "milieuzone - 1" en "milieuzone - 2"). Bij de inrichting van het Havengebied (blusvoorzieningen en bereikbaarheid) en bij training van de hulpdiensten wordt de zone-indeling gebruikt om de bestrijding van eventuele calamiteiten goed voor te bereiden.
Door de zone-indeling is tevens geborgd dat personen die zich dicht bij de grootste risicoveroorzakers bevinden in het geval van een calamiteit goed in staat zijn om zichzelf in veiligheid te brengen.
De gebouwen in het plangebied zijn niet bestemd voor verminderd zelfredzame personen zoals kinderen, ouderen en minder validen. De aanwezigen zullen goed zelfredzaam zijn. Bij het bepalen van de zelfredzaamheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten wordt rekening gehouden met mogelijke ramp-/calamiteitscenario's die zich uitgaande van de aanwezige risicobronnen voor kunnen doen. Afhankelijk van de mate van bestrijdbaarheid van het te verwachten scenario wordt in meer of mindere mate ingezet op repressiemogelijkheden (inzet brandweer) of preventiemogelijkheden en zelfredzaamheid. Als de bestrijdbaarheid afneemt, zal meer ingezet moeten worden op preventie, terwijl bij toenemende bestrijdbaarheid meer mogelijkheden voor repressie zijn.
De Brandweer Amsterdam-Amstelland beoordeelt de zelfredzaamheid van de in het plangebied aanwezige personen als over het algemeen goed. Het snel waarschuwen en alarmeren van arbeidsintensieve bedrijven in het plangebied en ervoor zorgen dat deze bedrijven ook weten hoe zij moeten handelen bij een (dreigend) ongeval met gevaarlijke stoffen vergroot de zelfredzaamheid. De Brandweer stelt dat een belangrijk aandachtspunt voor de hulpverlening de ontsluiting van het gebied is. Het merendeel van de bedrijven in het plangebied kan slechts via één weg worden benaderd door de hulpverlening. Ter verbetering van de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening adviseert de Brandweer:
Het advies betreft vooral zaken van niet-ruimtelijke aard. Een uitzondering is het advies om alternatieve toegangswegen voor de hulpdiensten en alternatieve ontvluchtingroutes (eventueel te voet) voor de bedrijven in het plangebied te creëren. Het bestemmingsplan staat daar in ieder geval niet aan in de weg. Er is ook geregeld dat burgemeester en wethouders met het oog op de externe veiligheid nadere eisen kunnen stellen aan de situering en de hoogte van de gebouwen (inclusief situering nooduitgangen en vluchtroutes).
Alle wegen in het plangebied zijn door de gemeenteraad aangewezen als route voor het transport van risicovolle stoffen over de weg (besluit d.d. 23 mei 2007). De A-10 en de Westrandweg zijn onderdeel van het nog vast te stellen landelijke Basisnet weg.
Uit eerder onderzoek naar de externe veiligheid (ten behoeve van de plangebieden Teleport en Sloterdijk III) waarbij berekeningen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn gemaakt en interviews zijn gehouden met de belangrijkste transporteurs van risicovolle stoffen in Westpoort, is gebleken dat alleen het transport van LPG per tankauto bepalend is voor de externe veiligheid. Het transport van LPG wordt gegenereerd door de BP-terminal aan de Hornweg (Amerikahaven). Het huidige LPG-transport gaat vanaf het BP-terminal door het plangebied Westhaven naar de A-10. Na realisatie van de Westrandweg wordt veel minder transport naar en over de A-10 verwacht en zal het LPG-transport grotendeels via de Australiëhavenweg (in het plangebied Amerikahaven) naar de Westrandweg plaatsvinden. Dit is ook door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in overleg met Amsterdam gedefinieerd als een oplossingsrichting in het Basisnet voor de A-10 West.
Uit de berekeningen voor eerdere bestemmingsplannen en Basisnet Weg blijkt dat de plaatsgebonden 10-6 risicocontouren op de wegen liggen. Het plan voldoet daarmee aan de grens- en de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 200 meter aan weerszijden van de desbetreffende wegen. Er is in het voorgaande opgemerkt dat vooral de Australiëhavenweg in dit verband bepalend is. De gronden in het onderhavige plangebied die een bedrijfsbestemming hebben, liggen op meer dan 200 meter van de Australiëhavenweg. Verder is gebleken dat het groepsrisico ten gevolge van het vervoer van risicovolle stoffen over de weg alleen in gebieden met zeer hoge dichtheden (zoals Teleport) rond de oriëntatiewaarde ligt. De personendichtheden in het onderhavige plangebied zijn vele malen lager dan die in Teleport. Het groepsrisico ligt voor wat betreft de routes in het onderhavige plangebied dan ook ver onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden ingevolge het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe. Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geldt derhalve geen verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Er zijn twee routes voor het vervoer van risicovolle stoffen over het spoor die van invloed kunnen zijn op het plangebied Westhaven. Dit is de route vanuit de Afrikahaven naar Sloterdijk v.v. Deze route ligt voor een klein deel binnen de grens van het voorliggende plan (aan de zuidwestelijke zijde van het plangebied). Deze spoorroute ligt voor het overige ongeveer 180-270 meter ten zuiden van het plangebied. De andere spoorroute loopt vanaf het rangeerterrein Westhavenweg in zuidoostelijke richting v.v. Het genoemde rangeerterrein, gelegen tussen de Westhavenweg en de Nieuwe Hemweg, ligt binnen de grenzen van het voorliggende bestemmingsplan.
Er is uit berekeningen ten behoeve van het landelijke Basisnet Spoor gebleken dat plaatsgebonden 10-6 risicocontouren op de sporen liggen (en dat er dus feitelijk geen plaatsgebonden risicocontouren 10-6 zijn). Het plan voldoet daarmee aan de grens- en de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Het invloedsgebied voor het groepsrisico strekt zich uit tot 200 meter vanuit de sporen en omvat dus delen van het plangebied. Het groepsrisico ligt voor wat betreft de sporen in het onderhavige plangebied ver onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van de mogelijkheden op basis van het voorgaande bestemmingsplan niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe. Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geldt derhalve geen verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Het merendeel van de risicovolle stoffen van en naar Westpoort wordt per schip aan- of afgevoerd.
Er is voor dit transport in het kader van Basisnet Water onderzoek verricht naar de externe veiligheid. Daaruit blijkt dat er geen plaatsgebonden 10-6 risicocontour buiten het water ligt. Het plan voldoet daarmee aan de grens- en de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.
Uit de berekeningen ten behoeve van Basisnet Water blijkt ook dat het groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde ligt. Gelet op de bebouwingsdichtheden, bebouwingshoogtes en de aard van het terrein zal de maximale personendichtheid ten opzichte van hetgeen op basis van het voorgaande bestemmingsplan mogelijk was, niet toenemen. Derhalve neemt ook het groepsrisico niet toe. Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geldt derhalve geen verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Onderstaand wordt het onderzoeksresultaat voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen beschreven, inclusief een toets aan de normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoording van het groepsrisico. De risicoanalyse van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) d.d. 10 april 2013 met een overzicht van de diverse risicocontouren in het plangebied is bijgevoegd als Bijlage 10 Risicoanalyse buisleidingen bestemmingsplan Westhaven.
Er zijn in het plangebied geen risicovolle olieleidingen.
Er liggen in of nabij het plangebied enkele risicovolle hogedrukaardgasleidingen. Deze risicovolle gasleidingen hebben (met de belemmeringenstrook met een totale breedte van 8-10 meter) de dubbelbestemming "Leiding-Gas" gekregen.
De ODNZKG heeft in 2013 berekeningen uitgevoerd met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van deze leidingen. Voor alle aardgasleidingdelen in het plangebied blijkt dat het plaatsgebonden risico kleiner is dan 10-6 per jaar, behalve voor de leiding W-534-12 is een plaatsgebonden 10-6 risicocontour berekend. Er bestaan als gevolg van de aanwezigheid van deze leidingen dan ook geen beperkingen voor de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten, behalve ter plaatse van de op de plankaart opgenomen aanduiding "veiligheidszone - leiding". Het plan voldoet aan de grens- en de richtwaarden voor het plaatsgebonden risico.
Voor het groepsrisico zijn de afstanden van 100%- en 1%-letaliteit relevant. Binnen de afstand van 100%-letaliteit dragen de aanwezige personen bij aan de hoogte van het groepsrisico en tot de afstand voor 1%-letaliteit zijn altijd de aspecten hulpverlening en zelfredzaamheid relevant in relatie tot de verantwoording van het groepsrisico. Het plangebied Westhaven vertoont overlap met zowel de contour voor 1%-letaliteit als die voor 100%-letaliteit.
Uit de berekeningen van de ODNZKG blijkt dat voor het “worst case” segment van de aardgasleidingen binnen het inventarisatiegebied het groepsrisico maximaal 1,77 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Binnen het plangebied zelf ligt het groepsrisico overal onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt niet toe en dus is op grond van het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) ten behoeve van de verantwoording van het groepsrisico geen onderzoek naar risicoreducerende maatregelen nodig.
Op grond van het Bevb is wel een verantwoording van het groepsrisico nodig met betrekking tot de zelfredzaamheid en hulpverlening.
Er bevindt zich aan de zuidzijde van het plangebied (nabij het bedrijf Sonneborn) een gasdrukregel- en meetstation. Het gasontvangstation ligt binnen het gebied met de bestemming "Bedrijf - 1". Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van 19 oktober 2007, paragraaf 3.2.2, artikel 3.12, moet rond het station een veiligheidsafstand ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten in acht worden genomen. Op basis van de ontwerpcapaciteit (minder dan 40.000 m3/uur) geldt voor het station een veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten. De bestemming "Bedrijf - 1" voorziet niet in dergelijke objecten. Een nadere planregeling is op dit punt dan ook niet nodig.
Er staan langs de Westhavenweg/Nieuwe Hemweg acht windturbines met ieder een vermogen van 660 kW.
Volgens het besluit van 14 oktober 2010 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging milieuregels windturbines) gelden bij windturbines de volgende criteria voor externe veiligheid:
De externe veiligheidsrisico's kunnen worden bepaald aan de hand van het handboek “Risicozonering windturbines” (2e geactualiseerde versie, januari 2005, Senternovem). Het handboek geeft voor een windturbine met een vermogen van 660 kW een generieke afstand van 116 meter voor de plaatsgebonden 10-6 risicocontour. Voor de afstand tot de plaatsgebonden 10-5 risicocontour wordt een waarde van 24 meter gegeven.
Er zijn voor deze turbines op de plankaart de aanduidingen "veiligheidszone - windturbine 1" en "veiligheidszone - windturbine 2" opgenomen. Dit houdt in dat binnen de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - windturbine 1" kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet zijn toegestaan en binnen de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - windturbine 2" kwetsbare objecten niet zijn toegestaan. De contouren van turbines langs de Westhavenweg/Nieuwe Hemweg omvatten gronden met een bedrijfsbestemming en de bestemming "Verkeer - 2" (ten behoeve van spoorwegvoorzieningen). Deze turbines staan in nabijheid van het spooremplacement Westhaven. Uit de QRA van het emplacement blijkt dat de turbines minder dan 10 procent bijdragen aan de kans op een ongeval met risicovolle stoffen en dus niet hoeven worden meegenomen bij de beoordeling van de externe veiligheidsrisico's van het emplacement.
Ook de veiligheidszones rondom windturbines in aangrenzend gebied zijn aldus aangeduid in de gevallen dat deze zones mede gronden in het onderhavige plangebied omvatten.
Er is in het plangebied geen opslag van vuurwerk en munitie aanwezig. Dit wordt in het bestemmingsplan ook uitdrukkelijk uitgesloten.
Aansluiting Radarweg/Westhavenweg
Er is overeenkomstig de zonering als bedoeld in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort op de plankaart een onderscheid gemaakt in gebieden met de gebiedsaanduidingen "milieuzone - 1", "milieuzone - 2" en "milieuzone - 3".
De vestiging van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi-bedrijven) is zonder meer toegestaan in de gebieden met de gebiedsaanduiding "milieuzone - 1".
De vestiging van Bevi-bedrijven is in beginsel niet toegestaan in de gebieden met de gebiedsaanduidingen "milieuzone - 2" en "milieuzone - 3". Er kan voor de gebieden met de gebiedsaanduidingen "milieuzone - 2" met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het voorgaande ten behoeve van de vestiging van Bevi-bedrijven. Er geldt als voorwaarde dat de inrichting moet voldoen aan het Bevi en de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (ten aanzien van de zelfredzaamheid in relatie tot de ongevalscenario's) en dat de brandweer om advies is gevraagd. Er is een specifieke regeling opgenomen voor de binnen het gebied met de aanduiding "milieuzone - 2" reeds aanwezige Bevi-bedrijven.
Er kan voor wat betreft de gebieden met de gebiedsaanduiding "milieuzone - 3" overigens nog worden opgemerkt dat daar uitsluitend bedrijven zijn toegestaan met een maximale milieuhindercategorie 3 zoals aangegeven in de bij de planregels behorende Staat van Inrichtingen. Dit laatste maakt de vestiging van Bevi-bedrijven daar al niet erg aannemelijk. Deze vallen immers over het algemeen in de hogere categorieën. Desalniettemin is ervoor gekozen Bevi-bedrijven ook uitdrukkelijk uit te sluiten.
De vestiging van kwetsbare objecten in de zin van het Bevi is verboden in de gebieden met de gebiedsaanduiding "milieuzone - 1". De vestiging of uitbreiding van beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Bevi is daar binnen de gebiedsaanduidingen "veiligheidszone-bevi" toegestaan via een "binnenplanse" afwijking door middel van een omgevingsvergunning in geval er geen sprake is van een toename van het aantal personen. Er geldt als voorwaarde dat de vestiging moet voldoen aan het Bevi en de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (ten aanzien van de zelfredzaamheid in relatie tot de ongevalscenario's) en dat de brandweer om advies is gevraagd. Buiten de gebieden met deze aanduiding "veiligheidszone-bevi" is de vestiging van beperkt kwetsbare objecten toegestaan met dien verstande dat in verband met de zelfredzaamheid de hoogte niet meer dan vijf bouwlagen mag bedragen. Deze hoogte is ontleend aan het in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort gehanteerde criterium voor zelfredzaamheid van kantoren, te weten maximaal vijf bouwlagen. De overige in de Gebiedsvisie vermelde niet toelaatbare niet-zelfredzame functies zijn gelet op de bedrijfsbestemming al niet toegestaan.
Er geldt voor de gebieden met de gebiedsaanduiding "milieuzone - 2" dat de vestiging van kwetsbare objecten zonder meer is uitgesloten binnen de gebiedsaanduidingen "veiligheidszone-bevi". Nieuwvestiging en uitbreiding van beperkt kwetsbare objecten zijn binnen deze veiligheidszone toegestaan via een "binnenplanse" afwijking door middel van een omgevingsvergunning in geval er geen sprake is van een toename van het aantal personen. Er geldt als voorwaarde dat de vestiging moet voldoen aan het Bevi en de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (ten aanzien van de zelfredzaamheid in relatie tot de ongevalscenario's) en dat de brandweer om advies is gevraagd. Kwetsbare objecten zijn buiten de "veiligheidszones-bevi" uitsluitend toegestaan na "binnenplanse" afwijking door middel van een omgevingsvergunning. Er geldt ook dan als voorwaarde dat de vestiging moet voldoen aan het Bevi en de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (ten aanzien van de zelfredzaamheid in relatie tot de ongevalscenario's) en dat de brandweer om advies is gevraagd. Beperkt kwetsbare objecten zijn daar toegestaan met dien verstande dat in verband met de zelfredzaamheid de hoogte niet meer dan vijf bouwlagen mag bedragen. Deze hoogte is - zoals reeds in het voorgaande aangegeven - ontleend aan het in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort gehanteerde criterium voor zelfredzaamheid van kantoren, te weten maximaal vijf bouwlagen. De overige in de Gebiedsvisie vermelde niet toelaatbare niet-zelfredzame functies zijn gelet op de bedrijfsbestemming al niet toegestaan.
Kwetsbare objecten zijn in het gebied met de gebiedsaanduiding "milieuzone - 3" binnen de gebiedsaanduiding "veiligheidszone-bevi" niet toegestaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn binnen deze veiligheidszone toegestaan via een "binnenplanse" afwijking door middel van een omgevingsvergunning in geval er geen sprake is van een toename van het aantal personen. Er geldt als voorwaarde dat de vestiging moet voldoen aan het Bevi en de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort (ten aanzien van de zelfredzaamheid in relatie tot de ongevalscenario's) en dat de brandweer om advies is gevraagd. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn in deze milieuzone buiten de gebiedsaanduiding "veiligheidszone-bevi" toegestaan mits niet hoger dan vijf bouwlagen. Deze hoogte is - zoals reeds in het voorgaande aangegeven - ontleend aan het in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort gehanteerde criterium voor zelfredzaamheid van kantoren, te weten maximaal vijf bouwlagen. De overige in de Gebiedsvisie vermelde niet toelaatbare niet-zelfredzame functies zijn gelet op de bedrijfsbestemming al niet toegestaan.
De planregeling ten aanzien van de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten kan als volgt schematisch worden samengevat (waarbij overigens volledigheidshalve kan worden aangetekend dat voor wat betreft de verschillende bedrijfsbestemmingen niet iedere combinatie als aangegeven in het onderstaande schema in het onderhavige plangebied voorkomt):
|
binnen gebiedsaanduiding "milieuzone - 1" | binnen gebiedsaanduiding "milieuzone - 2" | binnen gebiedsaanduiding "milieuzone - 3" | ||
binnen gebiedsaanduiding "veiligheidszone-bevi" |
kwetsbare objecten uitgesloten beperkt kwetsbare objecten uitsluitend toegestaan via een besluit art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3, Wabo; in geval van geen toename personen binnenplanse afwijking |
kwetsbare objecten uitgesloten beperkt kwetsbare objecten uitsluitend toegestaan via een besluit art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3, Wabo ; in geval van geen toename personen binnenplanse afwijking |
kwetsbare objecten uitgesloten beperkt kwetsbare objecten uitsluitend toegestaan via een besluit art. 2.12, lid 1, onder a, sub 3, Wabo ; in geval van geen toename personen binnenplanse afwijking |
||
buiten gebiedsaanduiding "veiligheidszone-bevi"
|
kwetsbare objecten uitgesloten beperkt kwetsbare objecten zonder meer toegestaan mits niet hoger dan vijf bouwlagen |
kwetsbare objecten uitsluitend toegestaan via binnenplanse afwijking beperkt kwetsbare objecten zonder meer toegestaan mits niet hoger dan vijf bouwlagen |
kwetsbare objecten zonder meer toegestaan mits niet hoger dan vijf bouwlagen beperkt kwetsbare objecten zonder meer toegestaan mits niet hoger dan vijf bouwlagen |
De op de plankaart aangegeven gebiedsaanduidingen "veiligheidszone-bevi" zijn gebaseerd op, maar komen niet volledig overeen met de plaatsgebonden 10-6 risicocontouren. Paragraaf 11.2 Resultaten
onderzoek van deze toelichting geeft inzicht in de ligging van de contouren ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan (zie ook bijlage 9). De eerder bedoelde gebiedsaanduidingen "veiligheidszones-bevi" zijn globaler en in de meeste gevallen ruimer gelegd dan de plaatsgebonden 10-6 risicocontouren. Dit geeft enige ruimte voor aanpassingen in de bedrijfsvoering van Bevi-bedrijven die gevolgen hebben voor de ligging van de 10-6 plaatsgebonden risicocontour zonder dat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd of herzien.
Er zijn op de plankaart geen "veiligheidszones-bevi" aangegeven rondom de Bevi-bedrijven Simadan/Greenmills en Sonneborn, omdat de plaatsgebonden risicocontouren van die bedrijven (ruimschoots) binnen de eigen terreingrenzen blijven.
De planregels voorzien in de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om onder nader aangegeven voorwaarden de begrenzingen van de gebiedsaanduidingen "veiligheidszone-bevi" te wijzigen danwel om - in geval van nieuwvestiging van een Bevi-bedrijf - een gebiedsaanduiding "veiligheidszone-bevi" op de bestemmingsplankaart op te nemen.
Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijk ordening moet voorkomen worden dat gevoelige bestemmingen op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Daarom moet voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek worden gedaan naar de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij een geconstateerde verontreiniging moet in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan tevens in kaart worden gebracht welke saneringsmaatregelen nodig zijn om het beoogde gebruik van de gronden te kunnen realiseren.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuw gebruik mogelijk. Met name de bestaande situatie wordt vastgelegd. Voor deze bestaande functies is in het verleden onderzoek naar de kwaliteit van de bodem uitgevoerd. Bodemonderzoek voor deze bestaande situaties is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.
Bij eventuele toekomstige uitbreidingen of herontwikkelingen van bestaande functies zal bij de aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek moeten worden overlegd, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel. De Bouwverordening waarborgt de uitvoering van dat bodemonderzoek op dat moment.
De gemeenteraad heeft op 4 april 2012 de Nota Bodembeheer vastgesteld. In deze nota staat het gebruik van de bodem centraal. Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten de vrijheid eigen normen op te stellen voor toepassen van grond binnen de eigen gemeente, het zogenaamde gebiedsspecifieke beleid. Dat is met genoemde nota voor Amsterdam ingevuld. Deze eigen normen (de lokale maximale waarden) waarborgen het stand-still principe binnen Amsterdam, het uitgangspunt waarbij de kwaliteit van de bodem binnen de gemeentegrenzen niet verslechtert.
Deze Amsterdamse maximale waarden gelden evenwel niet voor Westpoort. De grond in dit gebied is schoon en geschikt om overal zonder onderzoek te hergebruiken. Daarom stelt de gemeente zich als doel deze grond schoon te houden en is voor dit gebied geen gebiedsspecifiek beleid ontwikkeld. Grond die toegepast wordt in dit gebied moet schoon zijn, ongeacht de bodemfunctie.
Uit informatie van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam is het volgende gebleken:
Er is voor geheel Westpoort door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze is vastgesteld door de gemeenteraad.
Bodemkwaliteitskaart Amsterdam
blauw: grond klasse 1A : schone of MVR-grond met verhoogde gehalten EOX en minerale olie
rood: sterk verontreinigd
grijs: geen gegevens
Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding aan te nemen dat de bodemkwaliteit gevolgen heeft voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan (dat voor een substantieel deel reeds is gerealiseerd). De bodemkwaliteit zal eveneens bij de eventuele aanvragen voor omgevingsvergunningen aan de orde komen.
Op grond van artikel 3.1.6, lid b, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf moet inzicht geven in de wijze waarop het waterbeleid is vertaald naar de plankaart en de regels van het bestemmingsplan. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop bij het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
De waterparagraaf omvat ook de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen. De watertoets zorgt voor een vroegtijdige systematische aandacht voor het meewegen van het aspect water in ruimtelijke plannen.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties (zoals de drinkwatervoorziening). De wet biedt de basis voor het stellen van normen ten aanzien van deze onderwerpen. Verder bevat de wet regelingen voor het beheer van water. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Met als resultaat één vergunning; de watervergunning. Watervergunningen kunnen betrekking hebben op bouw- of aanlegwerkzaamheden bij water en dijken; lozen en onttrekken van water; varen, aanmeren en evenementen en plannen ten behoeve van natuur en recreatie en uitbreidingsplannen.
Minstens zo belangrijk is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. In de regel komt dit neer op een meldingsplicht in plaats van een vergunningenprocedure. Niet alles is in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen is er de watervergunning. Personen die een ligplaats hebben of aanvragen moeten tevens een watervergunning aanvragen bij het bevoegd gezag.
Nationaal Waterplan
Op 22 december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan vervangt de Vierde Nota Waterhuishouding en de daarop gebaseerde nota's, zoals de "Nota Anders omgaan met Water" en "Waterbeleid in de 21ste eeuw". Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer en richt zich op:
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Voor dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid is opgesteld.
Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren
Rijkswaterstaat is als beheerder van de grote wateren dagelijks bezig om al dat water in goede banen te leiden. Het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren beschrijft hoe Rijkswaterstaat zijn dagelijkse werk als waterbeheerder doet, namelijk:
Provinciaal Waterplan 2010-2015
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het Waterplan vastgesteld. Het opstellen van een waterplan is een wettelijke taak van de provincie. In het Waterplan "Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren" zijn de hoofdlijnen van beleid geformuleerd voor het beheer van het Noord-Hollandse watersysteem. Het Waterplan geeft als strategische waterdoelen tot 2040 en acties tot 2015 aan:
Een belangrijk middel voor het realiseren van de provinciale waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling proactief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.
Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015
Het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) heeft op 26 november 2009 het Waterbeheerplan AGV vastgesteld. In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het hoogheemraadschap de huidige ecologische en chemische toestand van de waterlichamen binnen haar beheergebied en de maatregelen die worden genomen om deze toestand te verbeteren.
Keur Amstel, Gooi en Vecht
De Waterschapswet bepaalt in artikel 78 dat het waterschap verordeningen mag opstellen voor de "behartiging van aan het waterschap opgedragen taken". In december 2011 is de Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) vastgesteld.
De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de wateraan- en -afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. De aanleg van verhard oppervlak leidt in beginsel tot een grotere belasting van het oppervlaktewatersysteem en/of rioleringssysteem, omdat pieken in de regenafvoer minder worden afgevlakt door infiltratie. Bij nieuwbouw in stedelijk gebied, verdichting in bestaand stedelijk gebied of de aanleg van wegen is sprake van verharding van gebieden waar voorheen water in de bodem kon worden geborgen. De toename van de belasting van het oppervlaktewatersysteem moet daarom worden gecompenseerd door de initiatiefnemer. Dat betekent dat het watersysteem na de realisering van de verharding niet zwaarder belast mag worden dan voordien. Op grond van artikel 3.13 van de Keur is het verboden om in stedelijk gebied meer dan 1.000 vierkante meter verharding aan te brengen. Het Dagelijks Bestuur van het hoogheemraadschap kan ontheffing verlenen van deze verbodsbepaling.
Veel handelingen in en nabij de kern- en (buiten)beschermingszones van waterkeringen zijn verboden. Sommige handelingen kunnen op basis van de Keur door het bestuur van het Hoogheemraadschap AGV vergund worden.
Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015
De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen:
In het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 staat hoe deze drie zorgplichten door de gemeente Amsterdam worden ingevuld, mede in het licht van de te verwachten klimaatverandering. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam haar watertaken uitvoert, en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Dit plan is hiermee een zogenoemd verbreed gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Met dit plan voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer is opgenomen.
Tot 2008 had de gemeente de zorgplicht voor doelmatige inzameling en transport van afvalwater. De zorg voor de riolering is sinds 1 januari 2008 verbreed tot de bovengenoemde drie zorgplichten. Dit is het eerste Plan gemeentelijke watertaken waarin de drie zorgplichten zijn opgenomen. Dit bestemmingsplan is met in achtneming van het Plan gemeentelijke watertaken Amsterdam 2010-2015 opgesteld.
De Waterbestendige Stad
In het Nationaal Waterplan is het voornemen opgenomen om het concept van meerlaagsveiligheid verder uit te werken. Dit concept houdt in dat de bescherming tegen overstromingen wordt opgebouwd uit drie lagen: voorkomen van overstromingen met sterke dijken, duinen en stormvloedkeringen; een ruimtelijke inrichting die bestand is tegen water en die slachtoffers en schade bij eventuele overstromingen zoveel mogelijk beperkt of voorkomt; tenslotte een adequate crisisbeheersing bij overstromingen. Het project "De waterbestendige Stad In Amsterdam" is één van de zes gebiedspilots in het Deltaprogramma Veiligheid. Het Westpoortgebied is één van de aandachtsgebieden waarvan het plangebied deel uitmaakt. Hoewel de kans op een overstroming klein is, vanwege het beschermingsniveau (1:10.000 jaar) van de sluizen van IJmuiden, kunnen de gevolgen door de aanwezigheid van vitale, risicovolle en kapitaalintensieve bedrijven en infrastructuur (BRZO bedrijven, RWZI, Afval Energie Bedrijf, tunnels) enorm groot zijn. Het nemen van extra beschermingsmaatregelen zal in het vervolg van het project op perceel- en gebouwniveau worden uitgewerkt.
Waterbank
Haven Amsterdam, Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht hebben medio 2011 een overeenkomst gesloten inzake de instelling van de Waterbank Haven Amsterdam. Daarmee wordt de waterkwantiteit in het haven- en industriegebied Westpoort geregeld. Dempingen en verhardingen dienen te worden gecompenseerd. Het Hoogheemraadschap is waterbeheerder voor de niet bevaarbare wateren in Westpoort. Het buitendijks gebied van Westpoort en de zijhavens en wateren aan de zuidzijde van het Noordzeekanaal zijn grotendeels in beheer en in eigendom bij Haven Amsterdam; dit gebied maakt deel uit van het watersysteem van het Noordzeekanaal. Circa 25% van het beheergebied van Haven bestaat uit oppervlaktewater. Er is geen sprake van een wateropgave; dat wil zeggen dat het saldo van de Waterbank positief is (eind 2012). Met behulp van de watertoets dient bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan door het bevoegd gezag te worden bepaald of de waterhuishouding in balans is. Het watersysteem is echter groter dan het beheersgebied van Haven; dit omvat ook gebieden elders binnen en buiten Amsterdam. Er worden door Haven Amsterdam regelmatig wateren gedempt en/of gegraven; er worden ook regelmatig door Haven Amsterdam verhardingen verwijderd en/of aangebracht. Het wordt niet efficiënt geacht bij iedere demping of verharding één op één water compensatie te realiseren. Het wordt efficiënter geacht om het saldo van dempingen, verhardingen etc. bij te houden voor geheel Westpoort. Verder is het mogelijk om in geval van stedelijke ontwikkelingen waarbij ontgravingen en/of dempingen plaatsvinden afspraken te maken over compensatie elders, maar wel in hetzelfde watersysteem. Indien zo'n ontwikkeling plaatsvindt buiten Westpoort maar in hetzelfde watersysteem, heeft het de voorkeur dat compensatie binnen de eigen ontwikkeling plaatsvindt, maar is het mogelijk dat compensatie plaatsvindt door middel van (de overeenkomst inzake de instelling van) de Waterbank Haven Amsterdam.
Waterkwantiteit
Ruimtelijke ontwikkelingen dienen "waterneutraal" of "waterpositief" te worden uitgevoerd. Hiermee wordt een zodanige inrichting beoogd dat de afwenteling van problemen van (grond)waterkwaliteit of -kwantiteit op de omgeving wordt voorkomen of verminderd. Eventuele problemen moeten, waar mogelijk, opgelost worden in het gebied waar ze ontstaan. In de Keur staat dat een initiatiefnemer het dempen van water één op één moet compenseren met oppervlaktewater. Voor een toename van het verharde oppervlak in stedelijk gebied met meer dan 1000 m2 geldt dat een initiatiefnemer 10% van het extra te verharden oppervlak in waterberging moet omzetten. Het compenseren met fysiek oppervlaktewater is het uitgangspunt.
Alternatieve vormen van waterberging zijn alleen mogelijk wanneer het watersysteem op orde is en aangetoond wordt dat de alternatieve vorm van waterberging ten alle tijden zijn functie behoudt en qua beheer en onderhoud te handhaven is. Dat kan bijvoorbeeld door de ruimte voor water te combineren met andere functies. Als regenwater, afkomstig van een toename van het verharde oppervlak (wegen, daken), zodanig wordt afgevoerd of hergebruikt dat dit niet meer in het oppervlaktewatersysteem terecht komt, dan hoeft de aanleg van deze verharding niet gecompenseerd te worden in de vorm van open water. De wateraan- en afvoer moeten gegarandeerd blijven. Dit zal vorm krijgen via de waterbank. Daarbij zal het principe van demping en/of toename verhard oppervlak tegenover nieuw oppervlaktewater niet wezenlijk veranderen.
Riolering en regenwaterafvoer
Binnen de gemeente Amsterdam voert Waternet de rioleringstaak uit. Voor het rioolontwerp moet uiteindelijk een "watervergunning" aangevraagd worden. Uitgangspunt voor het ontwerp van het rioolstelsel is dat schoon- en vuilwaterstromen worden gescheiden. Relatief schoon regenwater (daken/buurtwegen) wordt waar mogelijk hergebruikt (toiletspoeling, daktuinen) of kan rechtstreeks naar het oppervlaktewater/grondwater worden afgevoerd. Hemelwater afkomstig van wegen met een relatief lage verkeersintensiteit wordt voorgezuiverd met een lokale voorziening (door middel van een helofitenfilter / bezinkvoorziening / wadi = water afvoersystemen door infiltratie) alvorens het op het oppervlaktewater te lozen. Vervuild regenwater, afkomstig van hoofdwegen, drukke parkeerplaatsen en dergelijken wordt met een verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Op deze wijze wil Waternet de inzameling van afvalwater (gemeentelijke taak) en het zuiveren en lozen ervan (waterschapstaak) in samenhang benaderen.
Grondwater
Waternet heeft binnen de gemeente Amsterdam de grondwaterzorgtaak. Belangrijke doelstelling is dat bij nieuw in te richten gebieden voorkomen wordt dat er problemen met het grondwater ontstaan. Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen verslechtering van de grondwaterstand en -stroming veroorzaken. Grondwateroverlast en/of grondwateronderlast in nieuwe gebieden, maar ook in de omliggende gebieden moeten worden voorkomen. De grondwaterstand mag ten opzichte van de huidige situatie niet verslechteren. Ondergrondse werken (kelders, parkeergarages, bergbezinkbassins) moeten waterdicht zijn en mogen de vrije afstroming van grondwater naar het oppervlaktewater niet belemmeren. Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan vijf dagen achtereen minder dan 0,50 meter onder het maaiveld staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd, geldt een norm van 0,90 meter. Met een grondwaterstandberekening moet de initiatiefnemer aantonen dat het plan aan de grondwaternorm voldoet.
Waternet verbiedt om nieuw in te richten gebieden met een stedelijke functie permanent te ontwateren middels drainage. Grondwateroverlast kan worden voorkomen door ophoging van het terrein, verbetering van de doorlatendheid van de bodem en door kruipruimteloos te bouwen. Er zijn in dit gebied freatische peilfilters aanwezig die periodiek door Waternet gemeten worden.
Waterkeringen
In het bestemmingsplangebied zijn geen waterkeringen aanwezig die ingevolge de Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie Noord-Holland in het bestemmingsplan zouden moeten worden geregeld.
Er is op de keurkaart van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht een secundaire waterkering aangegeven rondom de zuidelijke ingang van de spoortunnel richting Zaanstad.
Ecologie en inrichting van water
Een van ecologische doelen is de natuur in de stad te brengen, onder meer door de realisatie van een keten van natuurvriendelijke oevers. Naast een versterking van de "natte" ecologische functie dragen deze oevers bij aan de verbetering van de waterkwaliteit en aan de natuurbeleving van de stadsbewoner. Om een verbrokkelend karakter van natte ecologische verbindingszones tegen te gaan (hetgeen ten nadele zou zijn voor de migratiemogelijkheden van de fauna) dienen maatregelen getroffen te worden om eventuele barrières te overbruggen en knelpunten op te lossen.
Materiaalgebruik
Het gebruik van uitlogende materialen leidt tot verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater, waterbodems en grondwater. Het gebruik van dergelijke materialen dient voorkomen te worden gedurende de bouw- en gebruiksfase van bouwwerken maar ook bij inrichting en gebruik van de openbare ruimte. Emissies naar het oppervlaktewater van bitumeuze materialen, geïmpregneerd hout, lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan. Afhankelijk van de gebruikte (bouw)materialen kan een melding of een vergunning noodzakelijk zijn, vooral wanneer deze materialen in contact (kunnen) komen met (regen)water.
Beheer en onderhoud
Om de stabiliteit van oevers te beschermen moet men langs de wateren een vrijwaringszone vrijhouden van obstakels en van ongewenste activiteiten. Deze toegankelijkheid is noodzakelijk om het onderhoud van het water vanaf de oever uit te kunnen voeren. Deze zone is tevens noodzakelijk om de afzet van baggerslib en maaisel mogelijk te maken. Bij primaire wateren dient dit onderhoudspad minimaal 5 meter breed te zijn.
Aanpassingen oppervlakte havenwater
Ten aanzien van het creëren van nieuw wateroppervlak en het onttrekken van bestaand wateroppervlak biedt dit bestemmingsplan flexibiliteit ten behoeve van de vestiging van havengebonden bedrijvigheid. Er is voor wat betreft de bestemmingsvlakken “Bedrijf - 1” en "Bedrijf - 2" door middel van de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ontgraving ten behoeve van insteekhavens of inkassingen mogelijk. Evenzo is door middel van de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid voor wat betreft het bestemmingsvlak “Water - 2” aanplemping van taluds ten behoeve van een nieuwe steigers of kades mogelijk. Hoe het geheel van ontgravingen en aanplempingen per saldo zal uitpakken is niet van te voren te bepalen. Er is met de waterbeheerders Rijkswaterstaat en Waternet overleg over een salderingsbeginsel.
Recreatieve functie
Water is een van de elementen die een stad aantrekkelijk maken. Havens zijn, met al het water, met het scheepvaartverkeer en de daar bijbehorende activiteiten en de bijzondere plant- en diersoorten, aantrekkelijk om toeristen, recreanten en passanten een mooie tijdsbesteding te bieden. Amsterdam gaat in de komende jaren zijn best doen de aantrekkelijkheid en bereikbaarheid van het havengebied te versterken. De gemeente zoekt hierbij samenwerking met de andere overheden uit de regio, maar ook met private partijen als ontwerpers, architecten, milieuorganisaties en horeca- en vervoersondernemers, Niet alles kan, want bedrijvigheid en de bijbehorende bijzondere veiligheidsvoorschriften zijn leidend. Maar er zijn zeker mogelijkheden om de unieke ligging van de haven een breder publiek te gunnen. Recreatie(vaart) mag een veilige en vlotte doorvaart van de beroepsvaart niet in de weg staan.
Hornhaven
De effecten van bestemmingsplannen op beschermde gebieden en beschermde soorten moeten respectievelijk worden onderzocht en getoetst op basis van de Natuurbeschermingswet en aan de Flora- en faunawet.
Er is in mei 2007 door de Dienst Ruimtelijke Ordening een natuurtoets uitgevoerd voor het plangebied "Alfadriehoek" en het onderhavige plangebied "Westhaven". De Natuurtoets Westhaven en Alfadriehoek is als bijlage 11 toegevoegd. De feitelijke situatie in het plangebied is sinds mei 2007 nauwelijks veranderd.
Er is geconstateerd dat in Westhaven een beperkt aantal nu nog onbebouwde gronden kunnen worden bebouwd. Bij de ingebruikname van deze gronden moet rekening gehouden worden met twee beschermde soorten waarvoor ontheffing op grond van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd: de rietorchis en de rugstreeppad.
Bij een ontheffingsaanvraag voor rietorchissen moet worden aangegeven of deze naar een geschikte biotoop in de omgeving verplaatst kunnen worden. Vrijwel altijd is dat het geval.
Bij een ontheffingsaanvraag voor de rugstreeppad moet duidelijk worden gemaakt dat het duurzaam voortbestaan van de soort in het gebied niet in gevaar komt en dat er voor voldoende leefgebied in de omgeving wordt gezorgd.
Voor de overige soorten geldt een vrijstelling. De broedvogels moeten gedurende de broedtijd worden ontzien. Bij alle mogelijke ingrepen in het gebied is het advies van een terzake deskundige nodig om vast te stellen of er nog broedvogels aanwezig zijn.
De percelen in het plangebied vallen onder de generieke ontheffing van Haven Amsterdam die geldt tot en met 8 april 2013 (FF/75C/2007/0441). Er moet volgens de aan deze ontheffing verbonden maatregelen gewerkt worden. In dat geval is een aparte ontheffing voor de rugstreeppad en voor de orchideesoorten niet nodig. Er is een nieuwe generieke ontheffing op grond van de Flora- en faunawet verleend.
Tenslotte kan nog worden gewezen op de Gedragscode Gemeente Amsterdam. Deze gedragscode is de concretisering van de algemene zorgplicht voor de beschermde soorten ingevolge de Flora- en faunawet. De gedragscode beschrijft hoe in redelijkheid activiteiten kunnen worden vermeden die schadelijk en nadelig zijn voor de genoemde dieren en planten. De naleving van genoemde gedragsregels zorgen ervoor dat er geen wezenlijke invloed van de werkzaamheden zal zijn op het lokale voortbestaan van de beschermde soorten. De gedragscode is door de toenmalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit bij besluit van 11 december 2009 goedgekeurd.
Geconcludeerd kan worden dat de genoemde wetgeving geen gevolgen zal hebben voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Er kan worden gewerkt conform de voorwaarden bij de genoemde generieke ontheffing.
Er worden incidenteel paddenpoelen gemaakt. Een aantal is tijdelijk om padden, zoals de rugstreeppad, weg te lokken bij een bouwterrein in de buurt. Gaan deze padden namelijk na een regenbui in een plas water op het bouwterrein zitten, dan moet de bouw worden stopgezet om de pad te beschermen.
Iets ten westen van de Hempont is aan het Noordzeekanaal een zwaluwenwand ingericht. Zwaluwen nestelen hier en vliegen af en aan.
Hornweg
De havengebieden van Amsterdam zijn in verschillende perioden en voor uiteenlopende doeleinden aangelegd. Hierdoor zijn ze afzonderlijk goed herkenbaar. De vaarroute via het IJ en vanaf 1876 via het Noordzeekanaal spelen daarbij een cruciale rol. De afzonderlijke herkenbaarheid en karakteristieken van de polders met verschillende havens en industriegebieden komen onder meer tot uitdrukking in de vorm van de havenbekkens met vertakkingen. Westpoort werd vanaf 1913 ontwikkeld voor opslag-, overslag- en industrieterreinen. De precieze opzet en schaal van de afzonderlijke insteekhavens met vertakkingen zijn gebaseerd op specifieke functionele eisen. Het toont van oost naar west een steeds groter schaalniveau. Westpoort vormt een recente schakel in de morfologische en typologische ontwikkelingsgeschiedenis van de Amsterdamse havens. De naoorlogse Westhaven c.a. vormt daar een onderdeel van als een van de meer grootschalige havens.
In gebieden waar archeologische waarden voorkomen, of een reële verwachting bestaat dat zij aanwezig zijn, zal hiermee rekening moet worden gehouden bij de planontwikkeling. Het archeologisch erfgoed kan zijn:
Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) heeft in 2008 in opdracht van de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de plangebieden "Alfadriehoek" en "Westhaven"; dit bureauonderzoek is in april 2011 voor de laatste keer herzien. Het onderzoek is bedoeld om het cultuurhistorische verleden van het plangebied in kaart te brengen met de mogelijke archeologische sporen die in de bodem zijn nagelaten. Het archeologisch bureauonderzoek is als bijlage 12 toegevoegd aan deze toelichting. De conclusies zijn:
Er geldt voor het centrale deel van het plangebied - ter plekke van het voormalige veeneiland Den Hoorn - een hoge verwachting. Dit heeft tot gevolg dat bij bodemingrepen dieper dan 4 m ÷ NAP en met een oppervlakte groter dan 500 m2 een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de planvorming moet worden opgenomen. Voor de uitvoering van een Inventariserend Veldonderzoek is een archeologisch Programma van Eisen (PvE) vereist.
Voor de rest van het plangebied geldt dat er geen archeologische overblijfselen meer in de bodem aanwezig zijn, omdat hier als gevolg van de aanleg van de havens en baggerwerkzaamheden de oorspronkelijke bodem verstoord is. Daarom geldt voor deze gebieden een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Voor het gehele plangebied geldt overigens wel dat in het geval bij bouwwerkzaamheden toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar aangetroffen worden, deze bij de gemeente aangemeld dienen te worden. Er kunnen dan eventueel in gezamenlijk overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden om te komen tot documentatie en berging van de vondsten.
De gemeente Amsterdam heeft als doelstelling om meer windturbines te plaatsen en zodoende te voldoen aan de CO2-reductiedoelstellingen. Dit streven is ook opgenomen in de Structuurvisie Amsterdam 2040.
De Amsterdamse haven is in de Structuurvisie aangewezen als locatie voor de realisatie van grote windturbines. Dit is in de gemeentelijk Windvisie "Ruimte voor windmolens in Amsterdam" nader uitgewerkt en daarin is Westpoort bestempeld als kansrijk voor windenergie. Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 17 juli 2012 ingestemd met de Amsterdamse windvisie. De gemeenteraad heeft op 19 september 2012 deze windvisie vastgesteld.
Er is tevens (in overeenstemming met de Amsterdamse windvisie) een Windvisie Westpoort opgesteld. Burgemeester en wethouders hebben deze vastgesteld bij besluit van 2 oktober 2012. Deze visie geeft een beeld van de ruimtelijke mogelijkheden en beperkingen voor windturbines in Westpoort. Dit heeft geresulteerd in een aantal ordeningsprincipes en nieuwe zoeklocaties voor windturbines.
Deze Windvisie Westpoort is onderdeel van het Haven Amsterdam project "Uitbreiden capaciteit Windenergie Westpoort" waarmee Haven Amsterdam samen met het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam (OGA) de ambitie wil realiseren om het opgesteld vermogen aan windenergie in Westpoort uit te breiden van 65 MW naar een totaal van 100 MW. De Windvisie Westpoort is een actualisatie van de ruimtelijke visie windmolens Westpoort (2002) en levert nieuwe mogelijkheden op voor de uitbreiding van de capaciteit aan windenergie in Westpoort. De vervolgstappen in dit project zijn het onderzoeken van de meer gedetailleerde ruimtelijke inpasbaarheid, het bepalen van de financieringsstructuur (inclusief participatiemogelijkheden) en uiteindelijk de realisatie van de windturbines. Hierbij wordt samengewerkt met de Windcoalitie Amsterdam.
In de Windvisie Westpoort wordt verwoord dat windturbines van ongeveer 3MW zijn geordend volgens lijnen die hoofdzakelijk de richting van de havenbekkens volgen. De lijnen zijn gekoppeld aan infrastructuur, wegen, havenbekkens, of dijken. Zij kruisen elkaar niet en staan niet haaks op elkaar want dat zou ervoor zorgen dat de oriëntatie en de herkenning van de lijn er niet meer is. Daarnaast staan de turbines zoveel mogelijk in de openbare ruimte. Langs wegen staan zij bij voorkeur achter een bomenrij of op een zodanige afstand dat er een bomenrij kan worden toegevoegd. Alle lijnen eindigen op het Noordzeekanaal. Dit is nu nog niet mogelijk maar misschien wel in de toekomst. Alle eerste turbines van de lijn vormen samen een nieuwe lijn langs het Noorzeekanaal. Dit beeld zal nog krachtiger worden als turbines aan de overkant worden geplaatst. Op drie markante plekken langs het Noordzeekanaal staan solitaire windturbines met een ashoogte van 135 meter. Deze turbine wordt in principe alleen gebruikt voor een solitaire locatie. Dit maakt deze turbine extra bijzonder.
Voor het eindbeeld zijn twee modellen gemaakt in de vorm van een tekening met lijnen die de ordeningsprincipes schematisch weergeeft. Model 2 heeft de voorkeur en geeft een beeld van wat er maximaal in Westpoort kan worden gerealiseerd. Er kunnen dan ook geen initiatieven meer worden toestaan die buiten het aangegeven gebieden vallen. Als turbines dichter op elkaar komen te staan beïnvloeden ze elkaar en neemt de windopbrengst af. Aantal en exacte plaats van de turbines vereisen een nadere uitwerking in de vervolgfase. Voor de zoeklocaties is globaal rekening gehouden met beperkingen zoals aanvliegroutes van Schiphol, vaarverkeer, externe veiligheid, primaire waterkeringen en kabels en leidingen. Voor de inpasbaarheid en concrete locatie is nader onderzoek nodig. De inschatting is dat niet alle locaties gerealiseerd kunnen worden maar dat de doelstelling van 100 MW voor Westpoort op basis van deze modellen gerealiseerd gaat worden.
Aan de hand van montages is het ruimtelijk beeld van de nieuwe lijnopstellingen beoordeeld op herkenbaarheid en samenhang vanuit de omgeving en vanuit het gebied zelf. Vanuit de omgeving worden alle turbines ervaren als één cluster van windturbines, de verschillende modellen zijn nauwelijks van invloed. De nieuwe turbines leveren vanuit alle standpunten in de omgeving een acceptabel beeld doordat er op de voorgrond meestal bebouwing of groen staat en doordat de turbines nauwelijks boven het bestaande havensilhouet uitsteken. Geconcludeerd wordt dat Westpoort en windturbines bij elkaar horen en dat de turbines bijdragen aan de herkenbaarheid en identiteit. Het beeld van turbines past in het werklandschap van de haven met grootschalige objecten, schoorstenen en kranen. In het gebied zelf zijn de lijnen meestal wel als afzonderlijke lijnen te ervaren en rijdend langs de lijn geven ze een helder beeld. Zij dragen dan bij aan de oriëntatie in het gebied. Westpoort en de Brettenzone zijn zo ruim opgezet dat de turbines in volle omvang goed passen in het gebied.
Het plangebied is ook onderdeel van het haven- en industriegebied Westpoort. De gronden in het plangebied zijn primair bedoeld voor (havengebonden) bedrijvigheid. Dit houdt in dat de realisatie van windturbines deze primaire functies niet mag belemmeren. Het gaat in dat verband niet uitsluitend om geluid en externe veiligheid, maar ook om de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen (bijvoorbeeld slagschaduweffecten) en de mogelijkheden voor uitgifte van nieuwe terreinen. Bij nautische aspecten gaat het niet uitsluitend om mogelijk nadelige effecten op de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen vaarwegen en op afmeermogelijkheden, maar ook om zaken als mogelijke verstoringen van het radarsysteem en zichtlijnen.
In Westpoort is inmiddels een aantal windturbines in lijnopstellingen en een enkele solitaire windturbine gerealiseerd. Er staan in het onderhavige plangebied acht windturbines van 65 m hoog (ashoogte) met een vermogen van 660 kW. Deze zijn gesitueerd in de strook tussen de Westhavenweg en de Nieuwe Hemweg aan de noordoostzijde van het plangebied (ter plekke van het rangeerterrein).
De bestaande acht windturbines in het plangebied zijn - met het oog op de actualiseringsplicht op grond waarvan het bestemmingsplan voor 1 juli 2013 dient te worden vastgesteld - in hun huidige omvang en op hun huidige lokatie bestemd/aangeduid. In een later stadium zal overeenkomstig de Windvisie Westpoort vergroting van het vermogen aan windenergie in het plangebied gestalte kunnen krijgen. In dat kader wordt dan ook bezien hoe zal worden voldaan aan de regelgeving op het gebied van de milieu-effectrapportage.
Aangezien een en ander nog niet is uitgewerkt, voorziet het voorliggende bestemmingsplan niet in de bijplaatsing c.q. upgrading van windturbines.
Windturbine Westhavenweg
Duurzame bedrijvigheid vormt een steeds belangrijkere additionele bron van (hoogwaardige) werkgelegenheid en welvaart, zo staat in de Structuurvisie Amsterdam 2040 ("Economisch sterk en duurzaam"). Deze potentie wordt waargemaakt als de Amsterdamse regio inzet op de ontwikkeling van een sterk duurzaamheidscluster waarin bedrijven en instellingen actief zijn op het gebied van energiebesparing en inzet van duurzame energie. Haven Amsterdam biedt bij uitstek kansen voor de vorming van zo'n duurzaamheidscluster.
Het in het plangebied gevestigde bedrijf Simadan heeft activiteiten op (onder meer) het gebied van inzameling en verwerking van organische reststromen, handel in plantaardige oliën en dierlijke vetten en de productie van biodiesel.
Er vindt in geheel Westpoort grootschalige energieproductie plaats, zowel van windenergie als van biomassa en biobrandstof. Er staan in het plangebied acht windturbines van elk 660 KW en het streven is de capaciteit daarvan te vergroten (Windvisie Westpoort).
Er zijn volop kansen om de energieproduktie te vergroten door toevoeging en/of upgrading van windturbines, versterking van het biomassacluster (produktie-gebruikers), verdere verschoning van het vrachtwagenverkeer en duurzame inrichting van de openbare ruimte.
Er is de planregels een ruime omschrijving opgenomen van het begrip "nutsvoorziening" (artikel 1 van de planregels) die ook ruimte laat voor de realisering van gebouwde voorzieningen ten behoeve van de opwekking van energie en/of ten behoeve van energiebesparing. De algemene planregels bieden ook ruimte voor voorzieningen ten behoeve van de opwekking van energie en/of energiebesparing.
Er liggen initiatieven tot het aanleggen van een stoomleidingnet. Dit leidingnet dat een omvangrijk deel van het havengebied doorkruist, maakt een verbinding tussen bedrijven die stoom produceren als restwarmte en bedrijven die juist stoom nodig hebben voor hun productieproces. Door deze koppeling wordt een aanzienlijke energiebesparing mogelijk gemaakt. De planregeling, zoals hierboven beschreven, maakt de aanleg van dit stoomleidingnet mogelijk.
Corsicaweg
Het plangebied ligt deels binnen het beperkingengebied ingevolge het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
blauw: hoogtebeperking tot max. 150 meter
Er geldt een hoogtebeperking (tot maximaal 150 meter hoog) in het westelijke deel van het plangebied. De planregeling voorziet niet in de realisering van bebouwing tot de genoemde hoogte. Voor de rest van het plangebied geldt geen hoogtebeperking ingevolge het genoemde besluit.
Een deel van het plangebied ligt binnen de zone waar op grond van het genoemde besluit beperkingen gelden ten aanzien van bebouwing. Hier zijn geen nieuwe woningen, nieuwe woonwagens, nieuwe gebouwen met een onderwijsfunctie of nieuwe gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan. Het bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke nieuwe functies.
Er gelden ingevolge het besluit geen beperkingen waar het gaat om functies die vogels aantrekken.
Er kan dan ook geconcludeerd worden dat het voorliggende bestemmingsplan niet in strijd is met het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
Het bestemmingsplan (plankaart, planregels en plantoelichting) is in digitale vorm opgesteld en vastgesteld. Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen.
Het bestemmingsplan is te raadplegen op internet. Bij het aanklikken van een bestemming verschijnen de planregels die erop van toepassing zijn in beeld. Op deze wijze wordt het bestemmingsplan toegankelijker. Daarnaast is zoals gebruikelijk een "papieren" versie van het bestemmingsplan beschikbaar.
Deze paragraaf geeft een toelichting op de bestemmingsplanregeling, te weten de bestemmingsplanregels en de plankaart. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de planregels en de plankaart. Daartoe worden in deze paragraaf de planregels per artikel toegelicht. Aangezien alle onderdelen van de (digitale) plankaart verbonden zijn met één of meer planregels, wordt daarbij ook de plankaart toegelicht.
Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en planregels, vergezeld van een toelichting. De plankaart visualiseert de bestemmingen. De (digitale) plankaart vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De toelichting heeft geen bindende werking. De toelichting maakt in juridische zin ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en planregels.
In het eerste hoofdstuk (Inleidende regels) worden de in de regels gehanteerde begrippen en de wijze van meten gedefinieerd. Het is de bedoeling begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten dienen te worden vastgesteld.
De bestemming "Bedrijf - 1" is gelegd op het grootste deel van het plangebied, met name op het "natte" deel van het plangebied dat specifiek is aangewezen voor havengebonden bedrijven, dat wil zeggen bedrijven die voor wat betreft aan- en/of afvoer van goederen mede afhankelijk zijn van het vervoer over water. Deze bestemming voorziet in de vestiging van havengebonden bedrijven tot en met categorie 5 van de bij de planregels behorende Staat van Inrichtingen, alsmede in alle bijbehorende voorzieningen. De maximale bouwhoogtes en maximale bebouwingspercentages staan aangegeven op de plankaart. Deze bedragen respectievelijk 50 meter en 75 % (conform het voorgaande bestemmingsplan "Westhaven" na 1e herziening). De maximale bouwhoogte van havenkranen en schoorstenen is bepaald op 110 meter; die van overige technische installaties is bepaald op 70 meter.
Gronden in de zuidoostelijke rand van het plangebied hebben de bestemmingen "Bedrijf - 2" of "Bedrijf - 3" gekregen; ook de niet aan het water gelegen gronden in het westelijke deel van het plangebied hebben de bestemming "Bedrijf - 2" gekregen. De bestemming "Bedrijf - 2" voorziet in beginsel eveneens in de aanwezigheid van bedrijven tot en met categorie 5 van de Staat van Inrichtingen, maar dan niet specifiek voor havengebonden bedrijven. Er geldt voor een aantal percelen in het zuidoostelijke deel van het plangebied met de bestemming "Bedrijf - 2" dat de toegestane milieucategorieën in geringe mate zijn beperkt tot en met milieucategorie 5.1.
De bestemming "Bedrijf - 3" (voor het oostelijke deel van het plangebied) maakt de aanwezigheid van bedrijven tot en met categorie 3 van de Staat van Inrichtingen mogelijk. Voor deze bedrijven geldt ook niet de eis van havengebondenheid.
Ook voor de gronden met de bestemmingen "Bedrijf - 2" en "Bedrijf - 3" zijn de maximale bouwhoogtes en maximale bebouwingspercentages op de plankaart aangegeven. Deze bedragen voor de gronden met de bestemming "Bedrijf - 2" respectievelijk 50 meter (zowel voor gebouwen als voor technische installaties; schoorstenen max. 110 meter hoog) en 75 % en voor de gronden met de bestemming "Bedrijf - 3" respectievelijk 40 meter (eveneens zowel voor gebouwen als voor technische installaties) en 75 %. Ook deze regeling is hoofdzakelijk conform de voorgaande planregeling.
Burgemeester en wethouders kunnen voor de gronden met de bedrijfsbestemmingen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de hoogte van de bouwwerken (onder meer met het oog op de externe veiligheid).
Er is voor de gronden met de bestemmingen "Bedrijf - 1", "Bedrijf - 2" en "Bedrijf - 3" een maximum bepaald van 30% van de brutovloeroppervlakte dat per vestiging mag worden benut voor kantoren ten dienste van de hoofdfunctie. Twee kleine delen van de gronden met de bestemmingen "Bedrijf - 2" en "Bedrijf - 3" (nabij de Radarweg) zijn voorzien van de functieaanduiding "kantoor"; daar geldt een maximum percentage van 70% van de brutovloeroppervlakte dat per vestiging mag worden benut voor kantoren. Deze kleine delen van het plangebied kennen reeds een groter aandeel kantoren dan de eerdergenoemde 30%.
De maximale oppervlakte kantoorruimte voor bedrijven is uitgedrukt in een percentage van de totale bedrijfsvloeroppervlakte. Dit is nadelig voor bedrijven die zich vooral danwel uitsluitend bezig houden met opslag in de open lucht en dus geen bedrijfsvloeroppervlakte, als in het bestemmingsplan omschreven, kennen. Het is in het voorliggende bestemmingsplan voor dergelijke bedrijven mogelijk gemaakt een kantoorruimte te realiseren.
Voor de delen van het plangebied met de bestemming "Bedrijf - 3" is uitdrukkelijk bepaald dat (permanente) opslag in de open lucht niet is toegestaan.
Er was in het voorgaande bestemmingsplan voor wat betreft de gronden met de bedrijfsbestemmingen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een maximum bouwhoogte bepaald van 3 meter. Een dergelijke maximale hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is in de praktijk nagenoeg altijd ontoereikend gebleken gelet op het specifieke industriële karakter van het plangebied met allerlei constructies, installaties en dergelijken. De maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is daarom gesteld op 30 meter.
De gronden met de bestemming "Bedrijf - 1" ter plekke van de functieaanduiding "horeca" zijn tevens aangewezen voor voorzieningen ten behoeve van truckers.
De planregels voorzien in een bevoegdheid de bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" tot ten hoogste 10% van de aldus bestemde gronden te wijzigen in de bestemming "Water - 2" ten behoeve van de vergroting of "aanplemping" van de havenbekkens.
Het Haven College (aan de Kwadrantweg) wordt geregeld door middel van de functieaanduiding "maatschappelijk" op de plankaart en een specifieke toegespitste regeling in de regels bij de desbetreffende bestemming "Bedrijf - 1".
Er mag binnen de gronden met de bestemming "Bedrijf - 2" tevens een nader bepaald aantal m2 worden gebruikt voor maatschappelijke dienstverlening (in casu het Zeemanshuis, de Politiepost en de vestiging van de Marechaussee Havenbrigade, allen aan de Radarweg).
Tevens is een zeer klein deel van de gronden met de bestemming "Bedrijf - 2" voorzien van de functieaanduiding "windturbine" (nabij de "Zaanse Poort", ter plekke van de bestaande windturbine op de hoek van de Nieuwe Hemweg/Dukdalfweg).
De bestemming "Bedrijf - 3" die het noordelijke deel van het "Vervoerscentrum" betreft, wordt tevens voorzien in een nader bepaald maximaal aantal m2 ten behoeve van een horecafunctie (met name een restaurant) en een nader bepaald maximaal aantal m2 ten behoeve van een onderwijsvoorziening c.q. maatschappelijke dienstverlening (in casu de Politieacademie).
Tevens voorziet het bestemmingsplan in de realisering van maximaal drie kleinschalige (zelfstandige) horecavestigingen (in het gehele plangebied).
Voor alle gronden met bedrijfsbestemmingen geldt dat zij behoren tot één van de drie zones die in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort worden onderscheiden (zie ook Hoofdstuk 11 Externe veiligheid):
Deze zones zijn op de plankaart achtereenvolgens aangeduid als "milieuzone - 1", "milieuzone - 2" en "milieuzone - 3".
Er wordt voor de daarmee samenhangende planregeling op het punt van de externe veiligheid verwezen naar Hoofdstuk 11 Externe veiligheid, paragraaf 11.3 Planregeling.
De bestemming "Groen" is uitsluitend gegeven aan een strook grond aan de westzijde van de Hornweg, een strookje langs de Westhavenweg en een strook langs het Noordzeekanaal nabij de Hempont. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd ten behoeve van de groenbestemming.
De bestemming "Kantoor" is uitsluitend gelegd op het gebouw van De Telegraaf c.a. Maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage staan op de plankaart aangegeven. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van de bouwwerken.
De bestemming "Verkeer - 1" is gelegd op de belangrijkste wegen in het plangebied. De interne ontsluitingswegen zijn meegenomen in de diverse bedrijfsbestemmingen. Er kunnen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken. Door middel van functieaanduidingen is een aantal bijzondere bouwwerken met een afwijkende functie mogelijk gemaakt (een verhoogde transportband: functieaanduiding "specifieke vorm van leiding", en één bestaande windturbine: functieaanduiding "windturbine"). De bestemming voorziet ook in maximaal drie kleinere horecavestigingen (in het gehele plangebied) in de categorie "Horeca I" (snacbar e.d.) of "Horeca IV" (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken bedrijven). De gronden die zijn voorzien van de functieaanduiding "parkeerterrein", zijn tevens bestemd als parkeerterrein annex pleisterplaats ten behoeve van truckers.
Westhavenweg
De bestemming "Verkeer - 2" is gelegd op de spoorwegen met meerdere sporen in het plangebied. Er kunnen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de bestemming. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bouwwerken. De overige havensporen ("ontsluitingssporen") in het plangebied zijn meegenomen in de verschillende bedrijfs- en verkeersbestemmingen.
De bestemming "Verkeer - 2" is nabij de Westhavenweg/Nieuwe Hemweg dusdanig ruim gelegd dat de aanpassing en uitbreiding van het spoorwegemplacement (zowel voor het goederenvervoer als ten behoeve van de opstelling van passagierstreinen) mogelijk is. Het bestaande gebruik van een deel van de gronden ten behoeve van de opslag en verwerking van afvalstoffen, bouwstoffen, grond en baggerspecie is met de functieaanduiding "baggerspeciedepot" mogelijk gemaakt tot 2017.
De gronden met deze bestemming zijn deels voorzien van de functieaanduiding "specifieke vorm van leiding" (ten behoeve van de verhoogde transportband van/naar de Hemwegcentrale).
De bestemmingsregeling voorziet verder in de aanwezigheid zes van de acht in het plangebied bestaande windturbines in de strook tussen Westhavenweg en Nieuwe Hemweg (ter plekke van de functieaanduidingen "windturbine").
De bestemming "Water - 1" heeft betrekking op het in het bestemmingsplan begrepen deel van het Noordzeekanaal. Er mag ter plaatse niet worden gebouwd om aldus de vrije doorvaart te verzekeren.
De bestemming "Water - 2" heeft betrekking op het "havenwater" en het "water"c.a. ter plekke van de aanlegvoorzieningen voor de Hempont. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en de naastgelegen (haven)terreinen worden gebouwd (zoals kades en andere havenvoorzieningen). Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van deze bouwwerken. De bestemming kan ten behoeve van eventuele demping/aanplemping van delen van de havenbekkens voor maximaal 10% worden gewijzigd in de bestemmingen "Bedrijf - 1" en/of "Bedrijf - 2".
De bestemming "Water - 3" is uitsluitend gelegd op de koelwaterkanalen. Het koelwater van de (buiten het plangebied gelegen) electriciteitscentrale Hemweg wordt via een kanaal aangevoerd vanuit de Sonthaven en via een ander kanaal afgevoerd naar de Neptunushaven. De gronden met deze bestemming zijn deels voorzien van de functieaanduiding "specifieke vorm van leiding" (ten behoeve van de verhoogde transportband).
Deze dubbelbestemming is gelegd op een strook ter breedte van 8 - 10 meter ter plaatse van de aanwezige gasleidingen. Deze gasleidingen zijn gelegen:
Een dubbelbestemming legt beperkingen op aan de onderliggende (hoofd)bestemming(en). De dubbelbestemming gaat voor de onderliggende (hoofd)bestemming(en), hetgeen betekent dat de regels van die bestemmingen uitsluitend van toepassing zijn, voor zover zij niet strijdig zijn met de regels van de dubbelbestemming.
Er mag ter plekke uitsluitend ten dienste van de dubbelbestemming worden gebouwd. Er kan hiervan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken voor de realisering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de belangen van de leiding niet worden geschaad en de leidingbeheerder is gehoord.
Deze dubbelbestemming geeft voorts een regeling ter bescherming van de gasleidingen in de vorm van het vereiste van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden die de leiding zouden kunnen schaden.
Deze dubbelbestemming is gelegd op de hoofdtransportleidingen voor rioolwater. Er zijn geen nadere bouw- of gebruiksregels aan gekoppeld.
Deze dubbelbestemming is gelegd op de hoofdtransportleidingen voor water. Er zijn geen nadere bouw- of gebruiksregels aan gekoppeld.
Deze dubbelbestemming betreft de gronden waar sprake zou kunnen zijn van archeologische waarden en voorziet in een regeling ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden. Deze bestemming is primair aan de "onderliggende" bestemming. Er geldt een nadere regeling ter bescherming van de potentiële archeologische waarden.
Deze dubbelbestemming is gelegd op de secundaire waterkering rondom de zuidelijke ingang van de spoortunnel richting Zaanstad en de bijbehorende beschermingszone. De regels omvatten terzake geen nadere regelgeving; dit is voldoende geregeld in specifieke wetgeving.
Het derde deel (Algemene regels) omvat een aantal regels die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar die van toepassing zijn op het gehele plangebied of betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Het gaat daarbij onder meer om algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene procedureregels.
Het laatste deel van de regels omvat de overgangsbepalingen (voor wat betreft de met het voorliggende bestemmingsplan strijdige bouwwerken en het met het voorliggende plan strijdige gebruik), alsmede de slotbepaling die de naam vermeldt waaronder het plan kan worden aangehaald.
De bestaande woningen in het plangebied zijn allen wegbestemd. Hiervoor is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. De werking hiervan is niet gebonden aan het gebruik als woning, maar aan de hoedanigheid van de bewoner. Een dergelijke vorm van overgangsrecht is door de Raad van State aanvaard. Voorwaarde is dat het gebruik reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan en dat de beleidsdoelstelling gericht is op beëindiging van de bewoning. Aan beide voorwaarden is voldaan. Het persoonsgebonden overgangsrecht houdt in dat bewoning van de nader genoemde panden slechts mag worden voortgezet door degenen die daar op het moment van in werking treding van het bestemmingsplan woonden.
Lipariweg
Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist dat in de praktijk de planregeling strikt wordt toegepast en gehandhaafd.
In algemene zin geldt dan ook dat handhavend moet worden opgetreden tegen overtreding van het bestemmingsplan. Het groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds nadrukkelijk de beginselplicht tot handhaven wordt uitgesproken, maakt een handhavingsbeleid noodzakelijk.
Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. De planregeling moet zo opgesteld zijn dat deze bij de handhaving goed hanteerbaar is. Hierin voorziet de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. De voorliggende planregeling is gebaseerd op de genoemde standaard.
Goede voorlichting en informatievoorziening dragen eveneens bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen. De digitale beschikbaarheid van het bestemmingsplan is hierbij van belang.
Capriweg
Nagenoeg alle gronden waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, zijn eigendom van de gemeente Amsterdam. De gronden zijn in erfpacht uitgegeven.
De gemeenteraad kan ingevolge artikel 6.12, lid 2, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) besluiten af te zien van het opstellen van een exploitatieplan. Er wordt in dit geval afgezien van het opstellen van een exploitatieplan, omdat de gemeente Amsterdam eigenaar is van de grond. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in de Wro, is verzekerd via het erfpachtstelsel.
Het toepassen van het erfpachtstelsel ten behoeve van het kostenverhaal past binnen het systeem van de Wet ruimtelijke ordening omdat die wet het uitgangspunt van het privaatrechtelijke spoor voor kostenverhaal voorop stelt. Erfpacht is een privaatrechtelijk instrument waarbij de gemeente als eigenaar bepaalt tegen welke vergoeding haar gronden in gebruik mogen worden genomen door derden. Dit systeem biedt de gemeente de mogelijkheid om kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de grondexploitatie van gronden, te verhalen op derden die gebruik maken van die gronden.
Daarbij kan voor de volledigheid worden aangetekend dat de openbare ruimte in het plangebied reeds grotendeels is ingericht. Er zal dan ook niet zo snel sprake zijn van door de gemeente te verhalen kosten ten gevolge van nieuwvestiging c.q. nieuwbouw.
Moezelhaven
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan verzonden aan:
Reacties:
Provincie Noord-Holland (brief d.d. 18 juli 2012)
De provincie constateert dat bij het voorontwerp provinciale belangen in het geding zijn zoals die zijn vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en zijn verankerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. De provincie acht het van belang dat er in Westpoort voldoende ruimte beschikbaar blijft voor bedrijven met grote milieuhinder en/of veiligheidsrisico's. Voorts zet de provincie in op de optimale benutting van de huidige haventerrein door verdichting, innovatie en herstructurering. Het bestaande havengebied dient voor 2020 niet uit te breiden. Het voorliggend bestemmingsplan is naar de mening van de provincie in dit opzicht in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Beantwoording:
Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.
De provincie constateert dat het bestemmingsplan mede is gebaseerd op de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort. Er is overleg geweest tussen provincie en gemeente over de wijze waarop deze gebiedsvisie in het bestemmingsplan moet worden vertaald. De provincie constateert dat voor een groot deel aan de voorstellen van de provincie tegemoet is gekomen. De provincie is echter van mening dat de criteria voor het bepalen van de zelfredzaamheid in het bestemmingsplan ontbreken. Vertaling in een generieke eis, namelijk dat een beperkt kwetsbaar object niet hoger mag zijn dan 15 meter, is volgens de provincie ontoereikend. De zelfredzaamheid zou volgens de provincie per geval door de brandweer moeten worden beoordeeld waarbij de effecten die zich ter plaatse kunnen voordoen, moeten worden meegenomen. Deze effecten worden niet beschreven zodat toetsing niet mogelijk is, zo constateert de provincie.
Beantwoording:
Met betrekking tot het al dan niet toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten zijn in de gebiedsvisie per milieuzone verschillende criteria opgesteld. Ten behoeve van de vertaling hiervan in juridisch houdbare en goed uitvoerbare planregels is uitvoerig overleg gevoerd tussen Haven Amsterdam, Provincie Noord-Holland en de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening en Dienst Milieu en Bouwtoezicht. Ook de brandweer is hierbij betrokken geweest. Dit heeft geresulteerd in planregels die per milieuzone en per type (beperkt) kwetsbaar object verschillend zijn en zoveel mogelijk recht doen aan de uitgangspunten van de gebiedsvisie.
Allereerst kan worden opgemerkt dat het plangebied in beginsel is bestemd voor (havengebonden) bedrijvigheid, waarmee bij voorbaat de vestiging van in de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort genoemde niet-zelfredzame functies (zoals woningen, instellingen voor basisonderwijs, gezondheidsinstellingen, buurthuizen e.d.) is uitgesloten.
Het begrip "zelfredzaamheid" wordt in de planregels uitsluitend gehanteerd als toetsingscriterium voor de toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in bepaalde gevallen ten behoeve van het toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten. Dit is geen direct werkend criterium; er zal van geval tot geval een beoordeling plaatsvinden waarbij - zoals eveneens in de planregels is bepaald - de brandweer om advies moet worden gevraagd.
Er is in verband met de zelfredzaamheid in de bestemmingsplannen dus niet uitsluitend de eis van een maximale bouwhoogte van 15 meter opgenomen. Allereerst is in de gebiedsvisie een lijst van niet-zelfredzame functies opgenomen die op grond van de slechte zelfredzaamheid niet thuishoren in de havengebieden. De in deze lijst beschreven (beperkt) kwetsbare objecten zijn, gelet op de bedrijfsbestemming binnen de plangebieden Afrikahaven, Amerikahaven en Westhaven, dan ook in het geheel niet toegestaan. De enige functies die wel zijn toegestaan en mogelijk een slechte zelfredzaamheid kunnen hebben, zijn bedrijven en kantoren. Voor deze functies is in de gebiedsvisie - die mede in samenwerking met de brandweer is opgesteld - als criterium voor een goede zelfredzaamheid een hoogte van maximaal vijf bouwlagen gehanteerd. Aangezien dit criterium niet “voldoende (objectief) begrensd” is en niet als zodanig in planregels kan worden vastgelegd, is het omgezet in de gelijkwaardige eis van een hoogtebeperking tot maximaal 15 meter (gebaseerd op een gemiddelde van 3 meter per verdieping).
PS: Er is bij de vaststelling van het bestemmingsplan alsnog voor gekozen terzake een maximum van vijf bouwlagen op te nemen.
De provincie acht verder de verantwoording van het groepsrisico onvoldoende concreet en expliciet. De verantwoording komt volgens de provincie ook niet overeen met bijlage 8 bij de gebiedsvisie en zou ook haaks staan op hetgeen in de gebiedsvisie wordt verwoord.
Beantwoording:
In de gebiedsvisie (tabel 4.1 - het EV-beleid per zone) staat het volgende over het groepsrisico:
“Indien voldaan wordt aan de ruimtelijke ambities voor de inrichting van het gebied en aan de normen voor het plaatsgebonden risico, wordt het groepsrisico verantwoord zoals omschreven in het Bevi, gebruik makend van de Gebiedsvisie Externe Veiligheid Westpoort.”
In bijlage 8 van de gebiedsvisie is een voorbeeld van een verantwoording groepsrisico opgenomen, welke is opgebouwd uit dezelfde onderdelen als het Bevi voorschrijft. De verantwoording in de bestemmingsplannen volgt uiteraard ook de indeling van het Bevi en is dus ook conform de gebiedsvisie. Het gaat hier om bestemmingsplannen die dezelfde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken als de voorgaande plannen. Dat betekent dat de maximale personendichtheden in de plangebieden niet wijzigen als gevolg van de ruimtelijke besluiten en dat daardoor ook de hoogte van het groepsrisico niet zal wijzigen. In de risicoberekeningen die onderdeel uitmaken van de milieuvergunningen van de Bevi-bedrijven in de plangebieden zijn de personendichtheden reeds uitvoerig onderzocht en beschreven. Daarom wordt in de rapporten externe veiligheid en de ruimtelijke onderbouwing van de conserverende plannen volstaan met een weergave van de hieruit resulterende hoogte van het groepsrisico (Fn-curve).
Vanwege de gelijkblijvende hoogte van het groepsrisico heeft het bevoegd gezag onderzoek naar aanvullende risicoreducerende bronmaatregelen of ruimtelijke maatregelen, anders dan welke zijn vastgelegd in de milieuvergunningen van de bedrijven of in de planregels die volgen uit de gebiedsvisie, niet nodig geacht. De verantwoordingen zijn naar de mening van het gemeentebestuur voldoende concreet en expliciet en in lijn met het Bevi en de gebiedsvisie opgesteld.
Er staat in de gebiedsvisie niet dat “een toename van het groepsrisico een gevolg zal zijn van de zonering”. In de gebiedsvisie (tabel 4.1 - het EV-beleid per zone) staat hierover namelijk het volgende:
“Voor Westpoort is het aannemelijk dat de oriëntatiewaarde overschreden wordt door vestiging of uitbreiding van risicobronnen of risico-ontvangers, mits goed verantwoord. Door in te zetten op zelfredzaamheid (en bestrijdbaarheid) zijn overschrijdingen van de oriënterende waarde voor het Groepsrisico (waarvan het aannemelijk is dat deze voorkomen) te verantwoorden.”
Op enkele plekken in de havengebieden wordt – reeds in de bestaande situatie – de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Deze overschrijding verandert niet door de te nemen ruimtelijke besluiten. Het bevoegd gezag acht dit verantwoord en heeft dat ook als zodanig opgenomen in de verantwoordingen voor het groepsrisico.
Rijkswaterstaat Noord-Holland (brief d.d. 26 juni 2012):
Rijkswaterstaat mist in artikel 1 de omschrijvingen van de begrippen "waterwegen", "waterberging" en "waterhuishouding" zoals vermeld in de bestemmingsomschrijving bij de bestemming "Water".
Beantwoording:
Genoemde begrippen worden voldoende duidelijk geacht en behoeven mede gelet op de plantoelichting geen nadere omschrijving. Overigens zijn de desbetreffende begrippen in de omschrijvingen bij de verschillende bestemmingen vervangen door de ruimere begrippen "water" en "waterstaatkundige voorzieningen"; het laatstbedoelde begrip is omschreven in artikel 1.
Rijkswaterstaat is kwaliteits- en kwantiteitsbeheerder van de rijkswateren in het plangebied. De toelichting dient volgens Rijkswaterstaat dan ook te worden aangevuld met het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren. Ook het hoofdstuk "Water" in de toelichting dient te worden aangepast.
Beantwoording:
Het hoofdstuk "Water" is aangepast. Daarin is nu ook melding gemaakt van het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren.
Rijkswaterstaat verzoekt aan te geven hoe de dienst alsnog bij het watertoetsproces wordt betrokken.
Beantwoording:
Het algemene kader waarbinnen ervoor wordt gezorgd dat het bergend vermogen van het watersysteem gelijk blijft, is de overeenkomst "Waterbank Amsterdam" tussen Haven Amsterdam, Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht waarin door middel van een saldobenadering wordt bereikt dat de bergingscapaciteit in stand blijft. De waterkwaliteitstoets vindt met name plaats in het kader van de vergunningverlening ingevolge de Waterwet. Initiatiefnemers moeten een vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet doen indien zij willen lozen (vervuilende stoffen en/of warmte).
Rijkswaterstaat wijst op het Besluit algemene regels (Barro) en de legger met de vaarwegbegrenzing als bedoeld in het Barro. Er wordt verzocht de desbetreffende vrijwaringszone op de plankaart en in de planregels op te nemen.
Beantwoording:
Er is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd dat vanwege de veiligheid van de scheepvaart moet worden gegarandeerd dat nieuwe ontwikkelingen langs de rijksvaarwegen de doorvaart van de scheepvaart niet belemmeren. Het gaat daarbij om de zichtlijnen voor de scheepvaart, het functioneren van bedienings- en begeleidingsobjecten en de toegankelijkheid voor hulpdiensten. Daarvoor is langs het Noordzeekanaal ("zeehaventoegang") een zone van 40 meter aangegeven. Haven Amsterdam heeft de bepalingen aangaande deze zone beoordeeld en een risico-inventarisatie gemaakt. Ervan uitgaande dat de vaarweg van de scheepvaart 25 meter uit de oever is gelegen (in verband met de benodigde diepgang) is een strook van 15 meter bepaald langs het kanaal waarbinnen advies van de nautisch beheerder en de brandweer noodzakelijk is voor bouwwerken en de opslag van goederen en materialen hoger dan 2,50 meter boven het maaiveld. Dezelfde regeling is van toepassing op bebouwing c.a. op de hoekpunten ter plekke van de insteek van een aantal havenbekkens (ingevolge de Richtlijn Vaarwegen). Er is een gebiedsaanduiding "vrijwaringszone-vaarweg" gelegd op een 15 meter brede strook op de oevers direct langs het Noordzeekanaal. Burgemeester en wethouders kunnen hier - gehoord de nautisch beheerder en de brandweer - nadere eisen stellen aan de situering en de hoogte van gebouwen en aan de opslag van materialen e.d.
PS: Er is bij de vaststelling van het bestemmingsplan alsnog voor gekozen ter plaatse een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid op te nemen (na verplichte advisering door Centraal Nautisch Beheer, Rijkswaterstaat en brandweer).
Rijkswaterstaat stelt dat in de vrijwaringszone geen nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan die conflicteren met een veilige en vlotte doorvaart op de vaarweg. Wijzigingen binnen de vrijwaringszone kunnen slechts worden toegestaan na een schriftelijke verklaring van de vaarwegbeheerder, in casu Rijkswaterstaat Noord-Holland.
Beantwoording:
Het gemeentebestuur is van mening dat de stelling dat wijzigingen in de vrijwaringszone alleen zijn toegestaan na een schriftelijke verklaring van de vaarwegbeheerder, geen basis vindt in enige wettelijke bepaling.
Rijkswaterstaat wijst erop dat het Noordzeekanaal ook is geclassificeerd als "zeehaventoegang".
Beantwoording:
De toelichting (paragraaf 6.1) is in de gevraagde zin aangevuld.
Rijkswaterstaat constateert dat de veiligheidszone rondom één van de windturbines een overlap heeft met rijksweg A10. Er is mogelijk een vergunning vereist op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Ook de Beleidsregel plaatsen windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken is van belang. Er gelden voorkeursafstanden gemeten vanuit de rand van de verharding. Er wordt op gewezen dat er ook voorkeursafstanden gelden gemeten vanuit de rand van een vaarweg. Plaatsing van windturbines mag niet tot een onaanvaardbaar risico voor de verkeersveiligheid leiden en hinder voor radar- en communicatieapparatuur veroorzaken.
Beantwoording:
Het gaat om een bestaande windturbine. Het bestemmingsplan voorziet niet in verplaatsing of wijziging van de desbetreffende windturbine (en evenmin van de andere windturbines in het plangebied).
Rijkswaterstaat stelt naar aanleiding van het in de toelichting vermelde op het punt van de recreatieve functie van het water dat het rijksbeleid is om beroeps- en recreatievaart zoveel mogelijk te scheiden. Recreatie mag een veilige en vlotte doorvaart van de beroepsvaart niet in de weg staan.
Beantwoording:
De toelichting (paragraaf 6.1) is in de gevraagde zin aangevuld.
Rijkswaterstaat vraagt zich af wat wordt bedoeld met "voorzieningen ten behoeve van de pont" zoals vermeld in de bestemmingsomschrijving bij de bestemming "Water - 2". De toelichting en de plankaart verschaffen daarover geen duidelijkheid. Als het de bedoeling is een pontverbinding te realiseren dan mag deze een veilige en vlotte doorvaart van de beroepsvaart niet hinderen.
Beantwoording:
Dit betreft de (voorzieningen voor) de bestaande Hempont. Er is geen sprake van een voornemen voor de aanleg van een nieuwe pontverbinding. Overigens is de planregeling ten aanzien van de bestaande pont nog in die zin gewijzigd dat de bestemming van het water ter plekke van de pont is gewijzigd van "Water - 1" in "Water - 2" waarmee oevervoorzieningen ten behoeve van de pont ter plekke in het water mogelijk zijn gemaakt.
Gemeente Zaanstad (brief d.d. 20 juni 2012):
De gemeente Zaanstad leest in de toelichting onder het kopje Havenvisie dat het streven erop is gericht op de bestaande haventerreinen de gewenste en realiseerbare groei in de Amsterdamse haven tot 2020 te accommoderen (een overslag van 125 miljoen ton goederen). De gemeente Zaanstad wijst erop dat er in het rapport “Optimale benutting voor het Noordzeekanaalgebied” van wordt uitgegaan dat een overslag van 125 miljoen ton pas in 2026 wordt bereikt en niet al in 2020. Er is een scenario van hoge en een scenario van lage economische groei uitgewerkt. Er is door de overheden in de Metropoolregio Amsterdam voor gekozen om het hoge groeiscenario als uitgangspunt te nemen. Dit betekent dat er in het gebied achter de sluis in 2040 een overslag van iets meer dan 150 miljoen ton plaatsvindt (een overslag van 140 miljoen ton in 2034 en een overslag van 125 miljoen ton in 2026). De overheden in de Metropoolregio Amsterdam hebben afgesproken deze economische ontwikkelingen te monitoren en deze naast de scenario's te leggen en zo nodig bij te stellen. De gemeente Zaanstad ziet graag dat de desbetreffende tekst in de plantoelichting hierop wordt aangepast.
Beantwoording:
De desbetreffende passage in de toelichting is ontleend aan de Havenvisie waarin nog sprake is van 125 miljoen ton in 2020. De door de gemeente Zaanstad genoemde passage uit het rapport "Optimale benutting voor het Noordzeekanaalgebied" is ook in de toelichting verwerkt (zie paragraaf 4.4).
De gemeente Zaanstad leest in de plantoelichting dat het de bedoeling is de meest luidruchtige bedrijven zoveel mogelijk in het midden van het terrein te vestigen voor zover dat gelet op de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld het gebruik van diepzeekades) mogelijk is. Op deze manier wordt getracht de beschikbare geluidsruimte binnen de geluidszone te optimaliseren. De gronden met de bestemming “Bedrijf - 1” (tot en met milieucategorie 5) zijn echter niet zozeer in het midden van de bedrijventerreinen gesitueerd, maar veelal aan de noordkant tegen Zaanstad aan. Hierdoor heeft de milieuzonering uitsluitend voordelen richting Amsterdam. Inmiddels wordt door de gezamenlijke overheden in het Noordzeekanaalgebied gewerkt aan een Visie Noordzeekanaalgebied 2040. Eén van de dilemma's is een ongelijke verdeling van lusten en lasten. In dit licht is er op termijn in met name het oostelijke deel van het Noordzeekanaalgebied ter hoogte van Zaandam Zuid middels een aanpassing van de milieuzonering een mogelijkheid om deze afwenteling van lasten te nivelleren. De gemeente Zaanstad verzoekt dit in de plantoelichting op te nemen.
Beantwoording:
Bestemming "Bedrijf - 1" is niet uitsluitend nabij het kanaal (en dus nabij Zaanstad) geprojecteerd. Er is geen aanleiding nu al vooruit te lopen op de Visie Noordzeekanaalgebied 2040 die nu nog onderwerp. van discussie en overleg is.
Het valt de gemeente Zaanstad op dat in bijlage 1 bij de planregels sprake is van de milieucategorieën 1 tot en met 6. Het toestaan van de milieucategorieën 1 tot en met 3 strookt naar zijn mening niet met de wens om ruimte te creëren voor zwaardere industrie. De gemeente Zaanstad stelt voor de lage milieucategorieën waar mogelijk uit te sluiten. Categorie 6 gaat dan qua milieubelasting echter weer een stap te ver. Er wordt dan ook verzocht om maximaal milieucategorie 5 toe te staan.
Beantwoording:
De Staat van Inrichtingen behorende bij de planregels is de complete en algemeen gebruikte Amsterdamse lijst met bedrijven in alle milieucategorieën. Er is in de planregels bepaald dat voor wat betreft de gronden met de bestemmingen "Bedrijf - 1" en "Bedrijf - 2" bedrijven tot ten hoogste categorie 5 als aangegeven in de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan en voor wat betreft de gronden met de bestemming "Bedrijf - 3" bedrijven tot en met categorie 3. Het bestemmingsplan voorziet dus niet in bedrijven van milieucategorie 6. Het wordt niet wenselijk geacht om bedrijven vermeld in de milieucategorieën 1 en 2 bij voorbaat uit te sluiten. Het gaat primair om het toestaan van havengebonden bedrijven; de mate van hinder wordt van secundair belang geacht (behoudens uiteraard het feit dat de toegestane categorie aan een maximum (categorie 3 danwel 5) is gebonden).
De gemeente Zaanstad acht de planregeling onduidelijk ten aanzien van het al dan niet toestaan van Bevi-bedrijven in milieuzone-3 gebieden. Eerst wordt gesteld dat “de vestiging van Bevi-bedrijven in beginsel niet is toegestaan in gebieden met gebiedsaanduiding "milieuzone-3”. In de volgende alinea wordt gemeld dat in gebieden met gebiedsaanduiding milieuzone-3 Bevi-bedrijven uitdrukkelijk worden uitgesloten. “In beginsel niet toestaan” laat een opening voor het in bijzondere gevallen wel toestaan van Bevi-bedrijven, terwijl het “uitdrukkelijk uitsluiten” een veel steviger uitspraak is. Volgens de gemeente Zaanstad zou in beide alinea's dezelfde formulering gebruikt moeten worden. De gemeente Zaanstad stelt zich voor dat de eerstgenoemde formulering onderdeel is van het te voeren beleid.
Beantwoording:
De planregeling houdt in dat ter plekke van milieuzone -2 Bevi-bedrijven "uitdrukkelijk" zijn uitgesloten, maar onder voorwaarden met een binnenplanse afwijking kunnen worden toegestaan. De planregeling houdt verder in dat ter plekke van milieuzone-3 Bevi bedrijven eveneens uitdrukkelijk zijn uitgesloten, maar dat er - anders dan voor wat betreft milieuzone-2 - ten behoeve van de vestiging van een Bevi-bedrijf geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is opgenomen. Eventuele vestiging van Bevi-bedrijven in milieuzone-3 is in bijzondere gevallen uitsluitend mogelijk via een uitgebreide afwijkingsprocedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3, onder voorwaarden die zijn ontleend aan de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort.
Verder constateert de gemeente Zaanstad dat vestiging van Bevi-bedrijven in gebieden met gebiedsaanduiding milieuzone-1 “zonder meer is toegestaan”. Dit is misschien ruimtelijk correct, maar er zal volgens de gemeente Zaanstad altijd nog een verantwoording van het groepsrisico bij de vestiging van een dergelijk bedrijf plaats moeten vinden.
Beantwoording:
In geval van de vestiging van een dergelijk bedrijf binnen milieuzone-1, zal tevens met toepassing van de algemene wijzigingsregels een "veiligheidszone-bevi" rondom het nieuwe Bevi-bedrijf op de plankaart moeten worden opgenomen. In dat kader zal een verantwoording van het groepsrisico onderdeel uitmaken van de afweging. Daarbij kan blijken dat de daadwerkelijke vestiging van het nieuwe Bevi-bedrijf in de voorgenomen vorm en in de gegeven situatie om redenen van externe veiligheid toch niet tot de mogelijkheden behoort. Verder kan worden opgemerkt dat uiteraard het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
Voorts wordt in het bestemmingsplan wel een uitspraak gedaan over de wijze waarop de zelfredzaamheid binnen het bestemmingsplan wordt geborgd, maar wordt niet gesproken over de eventuele invloed van ontwikkelingen binnen het plangebied op Zaans grondgebied en vice versa. Het is niet duidelijk hoe dit wordt geborgd. De gemeente Zaanstad verzoekt hier in de toelichting op in te gaan. De nog op te stellen Visie Noordzeekanaalgebied 2040 kan leiden tot aanpassing van de vigerende Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort. De gemeente Zaanstad ziet graag in het bestemmingsplan opgenomen hoe dit geregeld zal worden.
Beantwoording:
In de gebiedsvisie is het volgende opgenomen over aangrenzende gebieden:
“ Alle gebieden grenzend aan het beheersgebied van Westpoort worden bij besluitvorming met
betrekking tot ontwikkelingen in Westpoort behandeld als zone III, tenzij in dit gebied een specifiek
EV-beleid is vastgesteld, dan wordt met dat beleid rekening gehouden. Dus als PR-contouren of
invloedsgebieden die samenhangen met activiteiten binnen Westpoort over de aangrenzende gebieden
gaan, wordt het gebied buiten Westpoort beschouwd als een zone-III gebied zoals in deze visie
beschreven.
Daarnaast wordt altijd uitgegaan van artikel 12 lid 2 van het Bevi: “Alvorens het bevoegd gezag een
besluit als bedoeld in het eerste lid vaststelt, voert dat bevoegd gezag overleg met burgemeester en
wethouders van de gemeenten waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk ligt binnen het
invloedsgebied van de desbetreffende inrichting”. Dit laatste geldt ook voor een PR-contour en/of
invloedsgebied die vanuit omliggende gemeenten over Westpoort valt.”
Omdat het hier om bestemmingsplannen gaat waarin geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, blijven de groepsrisico's hetzelfde als in de vigerende situatie. Als er binnen Westpoort een nieuw Bevi-bedrijf (of uitbreiding ervan) wordt toegestaan, zal Amsterdam bij het afgeven van de vergunning rekening houden met de gevolgen voor de omliggende gebieden, waaronder Zaanstad. Anderzijds moet Zaanstad bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de reeds aanwezige risicobedrijven en de daarmee samenhangende risico's.
Het gemeentebestuur ziet op dit moment geen aanleiding voor de veronderstelling dat de gebiedsvisie aangepast dient te worden naar aanleiding van de Visie 2040 voor het Noordzeekanaalgebied.
De gemeente Zaanstad wijst er ook op dat het gestelde in de plantoelichtingen bij de bestemmingsplannen Westhaven en Amerikahaven met betrekking tot het bedrijf Chemtura niet helemaal overeen komt. In het bestemmingsplan Amerikahaven wordt een 1% letaliteitsgrens van 925 meter vermeld die in het bestemmingsplan Westhaven ontbreekt. Daarin wordt alleen de afstand van 1060 meter genoemd. Deze teksten zouden volgens de gemeente Zaanstad gelijk moeten worden getrokken.
Beantwoording:
De desbetreffende tekst in de toelichting bij het bestemmingsplan Amerikahaven is de meest recente. De toelichting bij het onderhavige plan is hierop aangepast.
De gemeente Zaanstad wijst er verder op dat wordt gesproken van vergroting of aanplemping van havenbekkens in de bestemming “Water - 1”. Dit betreft echter het Noordzeekanaal. Volgens de gemeente Zaanstad wordt mogelijk de bestemming “Water - 2” bedoeld, zijnde de gegraven havenbekkens.
Beantwoording:
Er wordt inderdaad de bestemming "Water - 2" bedoeld. Dit is aangepast.
De gemeente Zaanstad constateert dat voor wat betreft de op de plankaart aangegeven geluidszones niet wordt aangegeven op welke industrieterreinen deze geluidszones betrekking hebben. In de bijbehorende planregels zijn ook geen aanduidingsregels "geluidzone-industrie" opgenomen. Ook de toelichting biedt volgens de gemeente Zaanstad niet de gewenste duidelijkheid. Vanwege de kenbaarheid van de zones ziet de gemeente Zaanstad graag dat ten aanzien van de zones in de planregels een bepaling wordt opgenomen die aangeeft welke zone/industrieterrein met de desbetreffende aanduiding op de verbeelding correspondeert. Om verwarring te voorkomen ziet de gemeente Zaanstad graag, indien mogelijk, dezelfde zone op de afzonderlijke verbeeldingen van de verschillende bestemmingsplannen voor het havengebied met hetzelfde nummer aangeduid.
Beantwoording:
Er is op de plankaart aangegeven welke geluidszone wordt aangeduid. Er is op de plankaarten bij de verschillende bestemmingsplannen voor het havengebied zoveel mogelijk een eenduidige nummering van de verschillende geluidszones gehanteerd. De planregels omvatten een omschrijving van het begrip "geluidzone - industrie".
Daarnaast is het plan voorgelegd aan de volgende overlegpartners:
Reacties:
Kamer van Koophandel (brief d.d. 21 juni 2012):
De Kamer van Koophandel is voorstander van intensivering en herstructurering van het plangebied teneinde uitbreiding van de gevestigde bedrijven en vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk te maken. Handhaving van het maximaal bebouwingspercentage van 75% wordt dan ook onderschreven. Er wordt ook geadviseerd de maximale bouwhoogte niet te verlagen.
Beantwoording:
De maximale bouwhoogtes zijn in vergelijking met die ingevolge het voorgaande plan niet verlaagd.
De Kamer van Koophandel is voorts van mening dat de milieu- en geluidsruimte toereikend moet zijn voor een verdere groei en intensivering van de haven. De milieucategorieën zijn volgens de Kamer van Koophandel voldoende flexibel. De Kamer ziet graag het in de toelichting vermelde onderzoek tegemoet waarin wordt onderzocht in hoeverre de huidige geluidszonering voldoende ruimte biedt aan de groei van de haven.
Beantwoording:
Bedoeld onderzoek zal te zijner tijd beschikbaar zijn voor de Kamer van Koophandel.
ProRail (brief d.d. 21 juni 2012):
ProRail constateert dat het bestemmingsplan zal voorzien in de het upgraden van de bestaande windturbines en in het plaatsen van nieuwe turbines met een voorkeur van plaatsing langs onder meer spoorwegen. Daarbij zullen de primaire functies van de aangrenzende terrein van het havengebied niet mogen worden belemmerd. Dit geldt volgens ProRail ook voor de aanwezige spoorinfrastructuur. ProRail wijst erop dat behalve een omgevingsvergunning ook een vergunning op grond van de artikelen 19 en 20 van de Spoorwegwet. De Spoorwegwet regelt niet uitputtend de aan te houden afstand tussen de windturbines en de spoorweg. Daarvoor zoekt ProRail - conform recente jurisprudentie van de Raad van State - aansluiting bij het "Handboek Risicozonering Windturbines"; daarin wordt een minimaal vereiste afstand genoemd van 2.85 meter + 5 meter + de halve rotordiameter. Het Handboek bevat een uniforme methode voor het opstellen van een risico-analyse en voor het toetsen van de resultaten. Daarbij zullen onder meer de aanwezigheid van bovenleidingen en de opstelmogelijkheden en ontsluitingsroutes voor de calamitietenorganisaties van belang zijn. ProRail verzoekt de minimale afstanden en de mogelijk noodzakelijke risicoanalyse in het bestemmingsplan te regelen.
Beantwoording:
De reactie van ProRail heeft betrekking op de strook met spoorweginfrastructuur tussen de Nieuwe Hemweg en de Westhavenweg (de noordoostelijke zijde van het plangebied). Er bevinden zich binnen deze strook zeven windturbines met een ashoogte van 65 meter. Deze windturbines kunnen op grond van het voorliggende bestemmingsplan niet worden verhoogd en/of verplaatst.
ProRail wijst erop dat voor wat betreft de gronden met de bestemming "Verkeer - 2" burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van bouwwerken. Verzocht wordt om hierbij rekening te houden met zichtlijnen van machinisten.
Beantwoording:
Er is aan de desbetreffende planregel toegevoegd dat ook om redenen van (spoorweg)veiligheid nadere eisen kunnen worden gesteld aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Waternet (brief d.d. 30 juli 2012)
Waternet verzoekt (namens het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht) om in de plantoelichting op te nemen dat er een overeenkomst is betreffende de Waterbank Haven Amsterdam die op 7 juli 2011 is ondertekend door Rijkswaterstaat, Haven Amsterdam en Waternet/Amstel Gooi en Vecht. Hierin is afgesproken dat bij het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan wordt bepaald of de waterhuishouding binnen het plan in balans is. Waternet verzoekt om in het bestemmingsplan de waterbankovereenkomst te borgen en een actueel saldo water/verhard/onverhard per peilgebied op te nemen. Op het moment dat bij een ontwikkeling verharding, demping of het graven van water plaatsvindt, zal dit moeten voldoen aan de waterbankovereenkomst en zal het saldo water/verhard/onverhard aangepast moeten worden. Daarnaast wil Waternet in het bestemmingsplan een doorkijk naar toekomstige ontwikkelingen die in het plangebied worden mogelijk gemaakt voor toename aan verharding, dempingen en het graven van water.
Waternet wijst verder op de nota Waterbestendige Stad. Dit betreft één van de gebiedspilots uit het Deltaprogramma Veiligheid. Daarin is ook het Westelijk Havengebied beschouwd. Uit een risico-analyse blijkt een overstromingskans in het gebied. Er zijn verschillende oplossingsrichtingen geanalyseerd om de waterveiligheid op lokaal niveau te verbeteren (zoals het beschermen van bestaande vitale risicovolle objecten op perceels- of gebouwniveau en het perceelsgewijs voldoende ophogen). Waternet verzoekt zo mogelijk de oplossingsrichtingen in het bestemmingsplan vast te leggen.
Beantwoording:
Er is in de toelichting een passage over de Waterbank toegevoegd. Er is in de toelichting eveneens melding gemaakt van de "Waterbestendige Stad" (zie paragraaf 13.2).
Brandweer Amsterdam-Amstelland (brief d.d. 23 juli 2012)
De brandweer wijst op de Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort die is opgesteld omdat er in het plangebied sprak is van veel activiteiten die vallen onder de wettelijke regelgeving met betrekking tot externe veiligheid. De brandweer raadt aan de omschrijvingen van de aan deze visie gerelateerde begrippen "milieuzone" en "bevi-zone" in artikel 1 ("Begrippen") op te nemen.
Beantwoording:
Genoemde begrippen worden uitvoerig uitgelegd in de plantoelichting; in de planregels worden de desbetreffende aanduidingen voorzien van een uitgebreide regeling met betrekking tot de toelaatbaarheid van bevi-inrichtingen enerzijds en de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten anderzijds (zie ook het schema in paragraaf 11.3). Een eenduidige begripsomschrijving is niet te geven.
De brandweer wijst er verder op dat de veiligheid een steeds belangrijkere plaats krijgt in de ruimtelijke ordening. Er wordt verwezen naar de Nota Ruimte en naar de Structuurvisie Amsterdam. Dit sluit aan bij de streven van de brandweer in ruimtelijke plannen structureel aandacht te besteden aan de fysieke veiligheid. Inzicht in de risico's verbetert de kwaliteit van de besluitvorming. Daarom bepleit de brandweer het opnemen van een veiligheidsparagraaf in de plantoelichting. Daarin kan worden aandacht worden besteed aan:
Beantwoording:
Er is geen sprake van het toestaan van nieuwe minder-zelfredzame danwel niet-zelfredzame functies in het plangebied. De planregeling voorziet - al naar gelang de locatie binnen het plangebied - in geval van het toestaan van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en het toestaan van nieuwe Bevi-bedrijven in een toets op het aspect "zelfredzaamheid" waarbij de brandweer dient te adviseren. Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de tegemoetkoming aan de door de brandweer vermelde aandachtspunten.
Gasunie (brief d.d. 20 juni 2012):
De Gasunie wijst erop dat er in het plangebied twee 40 bar regionale en één hoofdaardgastransportleiding liggen. Tevens is in het plangebied (aan de noordzijde van de Basisweg) een gasontvangstation gelegen.
Binnen de gronden met de dubbelbestemming "Leiding-Gas" liggen twee afsluiterschema's. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van het gevaar voor personen en goederen dient de belemmeringenstrook ter hoogte van de afsluiterschema's 4 meter aan weerszijde van het schema te zijn.
De Gasunie verzoekt voorts om redenen van veiligheid het gasontvangstation en bijbehorende gronden de bestemming "Bedrijf-Gasontvangstation" te geven.
De Gasunie verzoekt om de bouwregels bij de dubbelbestemming "Leiding-Gas" in die zin aan te passen dat bouwwerken ten behoeve van de leiding zonder meer kunnen worden gerealiseerd.
Ten slotte wijst de Gasunie erop dat in de toelichting ten aanzien van de externe veiligheid buisleidingen nog sprake is van "categorie I objecten". Er wordt nu echter uitgegaan van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Beantwoording:
De afsluiterschema's vallen binnen de strook met dubbelbestemming "Leiding - Gas" die voldoende breed is. Het gasontvangstation is ook in dubbelbestemming "Leiding-Gas" meegenomen onder aanpassing van de bijbehorende bouwregels in die zin dat deze nu tevens voorzien in de voor de gasleiding benodigde bebouwing, waaronder gasontvangstations.
De toelichting c.a. is voor wat betreft het gebruik van de term "categorie I objecten" als volgt aangepast: "Het gasontvangstation ligt binnen het gebied met de bestemming "Bedrijf - 1". Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van 19 oktober 2007, paragraaf 3.2.2, artikel 3.12, moet rond het station een veiligheidsafstand ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten in acht worden genomen. Op basis van de ontwerpcapaciteit (minder dan 40.000 m3/uur) geldt voor het station een veiligheidsafstand van 15 meter voor kwetsbare objecten en 4 meter voor beperkt kwetsbare objecten. De bestemming "Bedrijf - 1" voorziet niet in dergelijke objecten. Een nadere planregeling is op dit punt dan ook niet nodig." (zie paragraaf 11.2.8).
Het concept ontwerpbestemmingsplan is tegelijkertijd met het overleg ingevolge artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan:
Ondernemersvereniging Regio Amsterdam ORAM (brief d.d. 17 september 2012):
De Ondernemersvereniging wijst op de volgende passage in de toelichting (paragraaf 3.2): "Teneinde aanpassing en wijziging van de ruimtelijke detaillering van de verschillende bedrijfsgebieden mogelijk te maken wanneer dit vanuit een efficiënte bedrijfsvoering of herverkaveling van bedrijfsactiviteiten wenselijk wordt geacht, is voor een flexibele bestemmingsregeling gekozen." De ondernemersvereniging stelt dat het gebied Westhaven wordt gekenmerkt door zwaar industrieel gebruik. De bedrijven zijn gebaat bij een stabiele omgeving. Naar de mening van de ondernemers past daarbij een regulier bestemmingsplan. Een flexibel bestemmingsplan is naar hun mening noodzakelijk voor een dynamisch gebied met veel verschillende functies, waarvan naar de mening van de ondernemers in dit geval geen sprake is. Zij kunnen zich dan ook niet vinden in die keuze. De ondernemersvereniging ziet graag onderbouwd waarom het noodzakelijk is een flexibel bestemmingsplan op te stellen.
Beantwoording:
Het grootste gedeelte van het plangebied (bestemming "Bedrijf - 1") is conform de bestaande situatie bestemd voor havengebonden bedrijvigheid. Overeenkomstig de bestaande situatie zijn havengebonden bedrijven toegestaan tot en met categorie 5 van de Staat van Inrichtingen. In zoverre maakt het bestemmingsplan geen afwijkende (bedrijfs)functies mogelijk. Het bestemmingsplan is wel in zoverre flexibel dat ervoor is gekozen de bestaande bebouwing niet exact te bestemmen. Het bestemmingsplan kent ruime bebouwingsregels (qua max. bebouwingspercentages en max. bouwhoogtes). Aldus wordt voorkomen dat voor iedere bouwactiviteit of wijziging van de bedrijfsindeling een tijdrovende afwijkingsprocedure moet worden gevoerd. Naar de mening van de gemeente zijn de gevestigde bedrijven hierbij gebaat. Er wordt voor alle duidelijkheid in plaats van een "flexibele bestemmingsregeling" gesproken van een "ruime bestemmingsregeling".
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 21 maart 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn zienswijzen ingediend door:
De zienswijzen zijn bijgevoegd als Bijlage 13 Zienswijzen. Er wordt voor de beantwoording van de zienswijzen verwezen naar Bijlage 14 Nota van beantwoording zienswijzen Westhaven.