Plan: | Postcodegebied 1012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03 |
In de ontstaansgeschiedenis van het stadshart hebben de structuur van het landschap en de bodemgesteldheid een belangrijke rol gespeeld. Allereerst heeft de slingerende loop van de Amstel gefungeerd als ruggengraat van de stedenbouwkundige structuur. In de loop van de middeleeuwen werden op de stroomruggronden van de Amstel dijken aangelegd, die de assen vormden van de ontginning en later de verstedelijking. De dijken dienden niet alleen als waterkering, maar ook als verbindings- en ontsluitingsweg (van noord naar zuid). De dijken - Warmoesstraat en Nes, Nieuwendijk en Kalverstraat - zijn nog herkenbaar aan het grillig verloop en aan de hogere ligging, te zien vanaf het Damrak door de stegen. Vanuit de Amstel zijn de achterliggende gronden ontgonnen, nu nog herkenbaar aan het stratenpatroon, haaks of in een hoek op de Amstel.
De in de Amstel aangelegde dam was het symbolische en waterbouwkundige middelpunt van een zich symmetrisch ontwikkelend stelsel van grachten, dijken en sluizen. De Dam markeerde de overgang van zoet (Amstel) naar zout water (het IJ) en de invloedssfeer van de getijden. De stad werd uitgebreid door parallel aan de Amstel in het veengebied steeds een nieuwe gracht of burgwal aan te leggen. De burgwallen speelden daarmee een rol in de afwatering van de nieuwe bouwgronden. Maar de grachten dienden ook als riool en als vaarweg. Met behulp van sluizen kon het stadswater worden doorgespuid. De burgwallen komen samen op de plaatsen waar oorspronkelijk de stadspoorten stonden, bijvoorbeeld de Sint Olofspoort aan het einde van de Warmoesstraat. De poorten hoefden op die manier bij de uitleg van de stad niet te worden vervangen.
Tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur behoorden ook de stadswallen en de vestingwerken, altijd gerelateerd aan de buitenste waterloop. Bij iedere uitbreiding van de stad transformeerde deze waterloop opnieuw tot binnenwater en werd aan de buitenrand een nieuwe gracht gegraven. Rond 1480 werd ter plaatse van het Singel en de Kloveniersburgwal een hoge bakstenen verdedigingsmuur met torens en poorten opgericht. Hiervan zijn het waaggebouw op de Nieuwmarkt en de Schreierstoren overgebleven. Deze ommuring omsloot ook een uitbreiding aan de zuidelijke punt, waardoor de stad voor het eerst niet alleen via de symmetrische schillen of stroken uitbreidde, maar driekwart rondom. Van hieruit zou later, zij het gefaseerd, de grachtengordel worden uitgelegd.
Middeleeuws Amsterdam tot aan 1600. Lineaire schillenstructuur in kleur. Dwars op de noord-zuid georienteerde schillen is het
stratenpatroon van de voormalige ontginningssloten zichtbaar.