Plan: | Postcodegebied 1012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1105BPSTD-VG03 |
De voor 'Onderwijs en wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. voorzieningen ten behoeve van een universiteit, waaronder in ieder geval een bibliotheek wordt begrepen;
b. woningen;
c. detailhandel in de eerste bouwlaag van de bebouwing aan de zijde van de Nieuwe Doelenstraat, met uitzondering van smartshops, headshops, seedshops en growshops, mits ten dienste aan de functie zoals bedoeld onder lid 1, sub a;
d. één horeca 3 vestiging;
e. ondergrondse parkeervoorziening;
f. ondergrondse fietsenstalling;
g. verkeer.
Op de tot 'Onderwijs en Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.
De in lid 1 vermelde gronden mogen tot ten hoogste 80% worden bebouwd.
Het construeren van twee ondergrondse bouwlagen is toegestaan, indien en voor zover uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de kelder geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en water) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
Dakterrassen zijn niet toegestaan.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen ten behoeve van gevelverkoop dan wel op een dusdanige wijze dat -de mogelijkheid tot het maken van- een open gevel ontstaat.
Het is niet toegestaan de gevel te construeren of te wijzigen op een zodanige wijze dat gesloten plinten (eerste bouwlaag) ontstaan; bergingen mogen niet aan de straatzijde worden gesitueerd. Deze bepaling geldt niet voor souterrains.
Loggia's zijn aan de straatzijde niet toegestaan.
In geval van verbouwing, restauratie, verbetering en/of verandering van gebouwen dienen de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige, al dan niet zelfstandige, ontsluitingen naar de tweede en hogere bouwlagen te worden gehandhaafd.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
a. Op de als 'onderdoorgang' aangeduide gronden mag niet worden gebouwd tot een hoogte van 5 meter, met uitzondering van de voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies.
b. In de bebouwing tussen de Vendelstraat en de Kloveniersburgwal bedraagt de breedte van een onderdoorgang ten minste 5 meter.
De ontsluiting van een ondergrondse parkeervoorziening mag uitsluitend in de eerste bouwlaag van de bebouwing aan de Nieuwe Doelenstraat en/of de Kloveniersburgwal worden gerealiseerd.
Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in de artikelen 21.2 en 21.4 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het dagelijks bestuur is bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:
het bepaalde in artikel 21.2.3 onder a., voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat;
het bepaalde in artikel 21.2.2 onder b. en artikel 21.2.3 onder b., voor het overschrijden van de bouwhoogte voor liften, trappenhuizen, koelinstallaties, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, ventilatie-inrichtingen en antennes tot ten hoogste 5 meter;
Bij omgevingsvergunning afwijken voor lift- en trappenhuizen, koelinstallaties, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:
het bepaalde in artikel 21.2.2 onder a. en b. in geval van gebouwen die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' tot ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte.
het bepaalde in artikel 21.2.2 onder b., artikel 21.2.3 onder b. en artikel 21.2.6 onder c., voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak.
Het dakterras mag op de tot 'Overig - Onderwijs en Wonen' bestemde gronden alleen aan de achterzijde van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, tot een diepte van maximaal de helft van het gebouw, mits de kapvorm wordt gerespecteerd en het dakterras geen aantasting van het daklandschap oplevert. Het dakterras mag tevens op een aanbouw of een bijgebouw worden gerealiseerd.
a. het bepaalde in artikel 21.2.8;
b. het bepaalde in artikel 21.2.8 ten behoeve van een berging, indien het om aantoonbare reden niet mogelijk is om de berging op een andere plek te situeren;
a. het bepaalde in artikel 21.2.9 indien een buitenruimte aan de achterzijde van een gebouw niet mogelijk is, met dien verstande dat de diepte van de loggia maximaal 1,30 meter bedraagt;
b. het bepaalde in artikel 21.2.9 in het kader van de noodzakelijke geluidsreductie op grond van de Wet geluidhinder;
het bepaalde in artikel 21.2.10 mits de tweede en hogere bouwlagen van het desbetreffende gebouw in voldoende mate bereikbaar blijven;
Op de tot 'Onderwijs en wonen' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Het toegestane bovengrondse programma voor een faculteitsbibliotheek bedraagt ten hoogste 12.700 m² brutovloeroppervlak.
Het toegestane gezamenlijke bruto woonvloeroppervlak bedraagt ten minste 1.650 m2.
Short stay is niet toegestaan.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Indien toepassing van een wijzigingsbevoegdheid een bestemmingswijziging inhoudt, blijven aanduidingen op het betreffende bestemmingsvlak aanwezig en worden de daarbijbehorende regels van kracht bij de nieuwe bestemming.
Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Onderwijs en wonen' te wijzigen in die zin dat een
toren wordt gerealiseerd, mits
a. het vloeroppervlak van de toren ten hoogste 20 m² bedraagt;
b. de bouwhoogte van de toren ten hoogste 40 meter bedraagt;
c. van de bevoegdheid uitsluitend gebruik wordt gemaakt indien is voorzien in een
hoogbouweffectrapportage (HER).
Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Onderwijs en wonen' te wijzigen in die zin dat gebruik als horeca 5 (hotel) wordt toegestaan.
Van de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt indien en nadat, met inachtneming van het geldende hotelbeleid, een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwvestiging of uitbreiding van horeca 5 (hotel) onherroepelijk is verleend en uitgevoerd.
Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' te schrappen indien en voor zover het besluit tot het schrappen van het rijksmonument van de monumentenlijst onherroepelijk is geworden.'
Het dagelijks bestuur is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen, opdat nadere regels kunnen worden gesteld aan de in artikel 21.1 genoemde functies.
Toepassing van deze bevoegdheid kan aan de orde zijn indien de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (dreigen te) worden aangetast. De hoofddoelstellingen zijn: