direct naar inhoud van 9.2 Archeologische vindplaatsen
Plan: Westelijke binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01

9.2 Archeologische vindplaatsen

In het plangebied zijn 200 archeologische vindplaatsen bekend waar onder meer door de afdeling Archeologie van BMA onderzoek is uitgevoerd. De onderzoeken lopen uiteen van uitgebreide opgravingen tot archeologische begeleidingen en waarnemningen. De vondsten verschaffen belangrijke informatie over de geschiedenis en topografie van Amsterdam en zijn een onmiskenbare graadmeter voor het potentieel van het nog aanwezige bodemarchief.

De vindplaatsen zijn onder te verdelen in vijf categorieën:

  • Ophogings- en afvallagen
  • Bewoning en ambacht: grachtengordel en Jordaan
  • Verdedigingswerken
  • Religie en zorginstellingen
  • Waterbodems

Een selectie van de vindplaatsen wordt kort toegelicht als illustratie van nog aanwezige archeologische sporen in het plangebied. De algemene bodemopbouw bestaat hier uit natuurlijk veen dat is opgehoogd met klei- en veenzoden en zand al dan niet vermengd met stort van stedelijk afval. Eventuele archeologische sporen of vondsten liggen over het algemeen dicht onder het huidige maaiveld.

Ophogings- en afvallagen.
Ophogings- en afvallagen zijn overal in de ondergrond van het plangebied aanwezig. Het archeologisch materiaal in deze grondpakketten dateert zowel uit de prestedelijke als de stedelijke fas. Het bestaat uit huishoudelijk of bedrijfsafval of bouwpuin dat in de hele stad is ingezameld of uit soortgelijke afval afkomstig is van een nabijgelegen woonhuis of werkplaats. Deze vondsten kunnen daarom een algemeen beeld geven van de materiële cultuur in de stad in een bepaalde periode of juist verbonden zijn met een huishouden of industriële activiteit op het desbetreffende perceel.

Bewoning en ambacht: grachtengordel en Jordaan.

Bewoning.

Op een aantal locaties in de grachtengordel zijn beerputten opgegraven die een beeld geven van de materiële cultuur van welgesteld huishoudens en het personeel in dit stedelijke woongebied. Een archeologisch voorbeeld van het huisraad van de middenklasse en het gebruik van beerputten in de Jordaan bood de vindplaats Konijnenstraat met vijf beerputten uit de periode 1615-1640. Hier bleek dat niet alle huizen een beerput hadden en dat mogelijk twee beerputten langs de steeg als gemeenschappelijke sanitaire voorziening dienden.

Archeologisch onderzoek van huizen in de Jordaan heeft ertoe geleid dat het historische beeld van de stedelijke ontwikkeling, op basis van verschillende 17e- tot 19e- eeuwse stadsplattegronden, meer feitelijk kan worden ingevuld, vooral wat betreft de bouw, het gebruik en de inrichting van huizen en werkplaatsen.

Vanwege een toenemend tekort aan bouwgrond in de binnenstad vanaf het einde van de 17 de-eeuw werden niet alleen langs de straatzijde, maar ook op binnenterreinen kleine kamerwoningen en werkplaatsen gebouwd. Deze waren bereikbaar via smalle stegen (gangen). De gangwoningen zijn typisch voorbeelden van onderkomens die oorspronkelijk voor ambachtslieden waren bestemd en later met de 19e-eeuwse verpaupering tot krotwoningen zijn vervallen.

Ambacht.

Informatie over ambachten in de prestedelijke periode is gedocumenteerd op de vindplaats Konijnenstraat. hier lag het Margrietenpad waarlangs de Sint Pieterssloot liep als één van de oosprenkelijke perceelsgreppels. Het afval van leerlooiers dat hierin werd aangetroffen wees op een nabijgelegen werkplaats waar leer werd bewerkt. Op hetzelfde pad lag de latere Elandsstraat, waar bij archeologisch onderzoek resten tevoorschijn kwamen van een vroeg 17e-eeuwse werkplaats met oven.

In de Anjeliersstraat is op verschillende locaties productieafval van pottebakkerijen geborgen, terwijl op drie vindplaatsen aan de Lindengracht afval van tegelbakkers uit de periode 1575-1625 is gevonden in een ophogingslaag voorafgaand aan de stadsuitbreiding.

Verdedigingswerken.

 Drie vindplaatsen zijn gerelateerd aan de vestingwerken van de stadsuitbreidingen van 1613 en 1663 (Derde Uitleg en Vierde Uitleg).

Stadsmuur Derde Uitleg.

In 2004 is een waarneming gedaan bij funderingsonderzoek aan de westelijke zijgevel van een perceel aan de Marnixstraat 202. Hier bevond zich onder de fundering van de huidige bebouwing een 2 meter dikke zware muur, die parallel aan de Marnixstraat lipe. Het muurrestant behoort tot de verbouwde stadswal van de Derde Uitleg ten zuidoosten van het bolwerk Rijk.

Stadswal Derde Uitleg.

In 2004 zijn aan het Marnixplein de restanten van de stadswal tussen de bolhuizen Karthuizer en Slotermeer gedocumenteerd. Het wallichaam was opgeworpen met materiaal dat was vrijgekomen bij het graven van de gracht: een mengsel van klei en veenbrokken. Tegen de aarden wal stond een fragment van de bakstenen schildmuur die was toegevoegd bij de versterking van de vestingwerken in het Rampjaar 1672.

Stadsmuur Vierde Uitleg.

Bij funderingsherstel van de percelen Marnixstraat 356 en 358 bleek dat de 19de-eeuwse funderingen deels op de stadsmuur van 1663 rusten. Het ging om het walstuk tussen de bolwerken Osdorp en Sloten dat de verdedigingswerken van 1613 en 1663 met elkaar verbond.

Religie en zorginstellingen.

Karthuizerklooster.

Op vier locaties heeft archeologische onderzoek informatie opgeleverd over het kloosterterrein van het Karthuizerklooster. Aan de Tichelstraat 11-17 en 7-11 werden woningen onderzocht die waren gebouwd op een ophogingslaag uit de eerste helft van de 17e eeuw. Aan de Lindengracht zijn de westelijke buitenmuur van het kloostervoorhof en begravingen van het 17e en 18e-eeuwse kerkhof gedocumenteerd. In de Karthuizersstraat zijn funderingen van de hofomgang van het Karthuizerklooster aangetroffen.

Westerkerk.

In het oostelijke gedeelte van de Westerkerk is in 1989 archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij werden 35 graven onderzocht.

Weeshuis de Laurier.

In 2010 zijn bij bouwwerkzaamhedeb in het pand van het voormalig Luthers jongens weeshuis De Laurier een waterkelder uit de late 18e eeuw en drie naast elkaar gemetselde ronde ovenfundamenten gedocumenteerd.