direct naar inhoud van Hoofdstuk 14 Inspraak
Plan: Westelijke binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1102BPSTD-VG01

Hoofdstuk 14 Inspraak

Over het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 7 maart 2012, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, in Felix Meritis aan de Keizergracht een inspraakbijeenkomst gehouden. Voorafgaand aan de inspraakbijeenkomst heeft het plan vanaf 22 februari 2012 ter inzage gelegen. Vanaf dat moment was het plan ook digitaal te raadplegen.
Op de inspraakbijeenkomst waren 50 bewoners en anderen die betrokken zijn bij (delen van) het plangebied aanwezig. Een aantal aanwezigen heeft op de inspraakbijeenkomst een mondelinge inspraakreactie gegeven. Een reactie op de mondelingen inspraakreacties is terug te vinden in het verslag dat is gemaakt van de bijeenkomst. Daarna heeft men tot 17 april 2012 het plan digitaal kunnen raadplegen en een schriftelijke inspraakreactie kunnen indienen. Een antwoord op de schriftelijke inspraakreacties is opgenomen in dit hoofdstuk.

Zowel het verslag van de inspraakbijeenkomst als de schriftelijke inspraakreacties zijn in bijlage 1 van de toelichting opgenomen.

De schriftelijke inspraakreacties hebben voornamelijk betrekking op de volgende onderwerpen:

1. Raadplegen van het digitale bestemmingsplan

Inspraak:

Uit een aantal reacties komt naar voren dat het raadplegen van de digitale versie van het bestemmingsplan moeizaam verloopt. Daar komt bij dat de website van de gemeente Amsterdam, www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl, niet voor alle besturingssystemen geschikt is. Op de website van het rijk, www.ruimtelijkeplannen.nl, (wel voor alle besturingssystemen geschikt), ontbreken daarentegen straatnamen en huisnummers.
De digitale versie van het bestemmingsplan (op beide websites) zet in op de geldende regels voor één specifiek perceel. Dit brengt met zich mee dat het overzicht over het gehele plangebied en de samenhang daarbinnen, als onvoldoende wordt ervaren.
Ten aanzien van de hoogtekaart wordt opgemerkt dat deze beter leesbaar is wanneer meer onderscheidende kleuren worden gebruikt.
Het wordt als een gemis ervaren dat na de inspraakprocedure de concept-ontwerpversie van het bestemmingsplan niet meer digitaal te raadplegen is. Dit is pas weer mogelijk tijdens de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Reactie:

Sinds 2010 vindt het opstellen en publiceren van bestemmingsplannen plaats volgens wettelijke regels die voor alle gemeenten in Nederland gelijk zijn (de zogenaamde Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen).

Wij delen het bezwaar dat de digitaal gepubliceerde bestemmingsplannen geen goed overzicht geven van de voorgestelde regelgeving in (delen van) het plangebied. De nieuwe digitale standaard lijkt vooral de individuele burger die wil weten welke regelgeving van toepassing is op een specifiek pand, goed te bedienen. Voor een overzicht op het gehele gebied en de samenhang daarbinnen biedt de nieuwe standaard minder mogelijkheden. Zonder een 'muisklik' op de kaart (op een specifiek pand) zijn alleen de kleuren van de bestemmingen te zien en ontbreken op het scherm alle functie- en bouwaanduidingen. Wij hebben dit deels ondervangen door in de bijlagen bij de toelichting aparte themakaarten op te nemen, zoals de waarderingskaart en een hoogtekaart. Deze geven een overzicht van de ordes en de gemiddelde goot- en bouwhoogten in het plangebied.
Aan het verzoek om de leesbaarheid van de hoogtekaart te verbeteren door meer onderscheid in kleuren aan te brengen is voldaan.

Omdat het bekijken van digitaal gepubliceerde bestemmingsplannen om nieuwe kennis en vaardigheid vraagt, hebben de leden van het planteam in overleg met wijkcentrum d'Oude Stadt een aparte bijeenkomst georganiseerd om bewoners behulpzaam te zijn.

Helaas was de site www.bestemmingsplannen.amsterdam.nl tot voor kort alleen geschikt voor gebruikers van Windows en 'internet explorer'. Inmiddels is deze site voor alle besturingssystemen toegankelijk gemaakt. Op de website van stadsdeel Centrum is een handleiding geplaatst over het gebruik ervan.
Het is juist dat op de website van het rijk, www.ruimtelijkeplannen.nl huisnummers ontbreken. Daar is bewust voor gekozen omdat huisnummering kan wijzigen. Het risico dat op die manier onjuiste informatie over een perceel wordt verkregen, is te groot. Straatnamen worden wel op de verbeelding aangegeven.

Het klopt dat na de inspraakprocedure de concept-ontwerpversie van het bestemmingsplan niet meer digitaal te raadplegen is. De ervaring leert dat dit tot verwarring kan leiden.

Mochten er overigens verschillen bestaan tussen de digitale en de analoge versie van het bestemmingsplan, is de digitale versie op www.ruimtelijkeplannen.nl, beslissend.

2. Daklandschap


Inspraak:

Ten opzichte van bestemmingsplan Westelijke Grachtengordel 2000 is de mogelijkheid voor overschrijding van de maximale bouwhoogte verruimd. Dit wordt in strijd geacht met de hoofddoelstellingen van het Beleidsplan Binnenstad (behoud kwaliteit historisch stadsbeeld, verbeteren veiligheid en leefbaarheid). De voorgestelde overschrijding van vier naar vijf meter, zal in de dichtbebouwde omgeving leiden tot aantasting van het stadsbeeld en belemmering van licht- en luchttoetreding van omringende bebouwing. Waarom is deze beleidswijziging doorgevoerd?

Reactie:

In het concept-ontwerpbestemmingsplan is bij alle bestemmingen de bevoegdheid opgenomen voor het dagelijks bestuur om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximale bouwhoogte voor liften, trappenhuizen e.d. tot ten hoogste 4 meter en voor schoorstenen, antennes e.d. tot ten hoogste 5 meter.

De criteria die van toepassing zijn luiden als volgt. Afwijken voor lift- en trappenhuizen, koelinstallaties, condensatoren en centrale verwarmingsinstallaties is alleen mogelijk indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder de voorwaarde dat:

  • 1. Deze installaties zo klein als technisch mogelijk dienen te zijn;
  • 2. Deze installaties zoveel mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte dienen te worden geplaatst;
  • 3. Het daklandschap niet onevenredig wordt aangetast.

Er is geen sprake van een beleidswijziging zoals in de inspraakreactie wordt verondersteld. Inhoudelijk is deze regeling nagenoeg dezelfde als de regeling uit het vigerende bestemmingsplan Westelijke Grachtengordel 2000 en de Jordaan 1999. De redactie en opzet is alleen anders. In de vigerende bestemmingsplannen waren de criteria in een zogenaamde 'Beschrijving in hoofdlijnen' opgenomen. Deze 'Beschrijving in hoofdlijnen' is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 komen te vervallen.

Lichthoven:
Het stadsdeel wordt verzocht de in 2001 door de deelraad toegezegde plaatsing van een tweetal lichthoven op het perceel Keizersgracht 164 op de plankaart, alsnog na te komen.

Reactie

Als ondergrond van de verbeelding wordt een topografische kaart gebruikt. De informatie op deze topografische kaart heeft geen juridische betekenis. De plankaart van het vigerende bestemmingsplan Westelijke Grachtengordel en de Eerste herziening daarvan zijn analoog vormgegeven. Deze analoge kaarten (en ook de ondergronden daarvan) kunnen handmatig worden aangepast.

De verbeelding van het bestemmingsplan Westelijke binnenstad is digitaal vormgegeven. De ondergronden van een digitale verbeelding kunnen niet (meer) handmatig aangepast worden. Wij kunnen helaas niet aan het verzoek voldoen.

Zie ook onze reactie onder 5.

Inspraak:

De hoogtematen die vroeger op de kaart werden aangegeven, zijn in de nieuwe systematiek, voor zover het niet gaat om orde 1, orde 2 of orde 3, in een bijlage bij de toelichting opgenomen. In hoeverre is een bijlage bij de toelichting juridisch bindend?

Reactie:

Juridisch bindend zijn de planregels en de verbeelding. Voor panden die op de verbeelding een waardering orde 1, orde 2 en orde 3 hebben is in de planregels opgenomen dat de toegestane bouw- en goothoogte de bestaande bouw- en goothoogte is. Voor de gebouwen zonder ordewaardering is de maximale bouw- en goothoogte op de verbeelding aangegeven. Voor orde 3 panden is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het dagelijks bestuur om deze panden op te hogen tot aan de op de verbeelding opgenomen bouw- en goothoogtes.

De maximale bouw- en goothoogtes op de verbeelding (van gebouwen zonder ordewaardering en ter plaatse van orde 3 panden) zijn gebaseerd op de gemiddelde bouw- en goothoogtes in (delen van) straatwanden. De hoogtekaart is gemaakt om het overzicht te geven van de gemiddelde bestaande bouw- en goothoogte van alle bebouwing. Deze kaart is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Inspraak:

Wat is de maximale bouwhoogte van achterhuizen? Hoe is dit geregeld?

Voor de gronden/gebouwen binnen de bestemming Gemengd, Centrum e.d. met een aanduiding orde 1 en orde 2 en orde 3 geldt het bovenstaande. Namelijk dat de bestaande bouw- en goothoogte de maximale bouw-en goothoogte is. In de regels is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van deze regel ten behoeve van lagere delen van het gebouw (aan de achterzijde gelegen lage achterhuizen en bijgebouwen) tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw aan de straat.

Inspraak:

Op basis van oudere bestemmingsplannen is voor een dakterras een vrijstelling van het dagelijks bestuur nodig. Nu is dit alleen het geval wannneer er strijd is met de hoogtebepalingen. Als toetsingscriterium bij de aanvraag van vergunning voor een dakterras, zou het privacy-aspect moeten worden toegevoegd.

Reactie:

De regeling voor de dakterrassen is dezelfde als in het vigerende bestemmingsplan Westelijke Grachtengordel. Dakterrassen zijn verboden en alleen met afwijking toegestaan. Als extra criterium is nu opgenomen dat de afwijking alleen wordt verleend voor de woonfunctie. Het oude plan kende nog een “Beschrijving in hoofdlijnen' waarin de meer beschrijvende criteria waaraan getoetst moest worden, zoals de privacy van omwonenden, waren opgenomen. Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening is de beschrijving in hoofdlijnen komen te vervallen en zijn de meer beschrijvende criteria in de toelichting opgenomen. Dit betekent dat de belangen van omwonenden en de privacyaspecten nog steeds betrokken worden bij de afweging of een dakterras wordt toegestaan.

Inspraak:

In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van: 'alle installaties inpandig tenzij'. In de regels is in art. 14.4.5 opgenomen dat het dagelijks bestuur kan afwijken van de bouwregels om de installatie van 'ventilatie inrichtingen' etc.' mogelijk te maken. Dit kan geluid- en geuroverlast voor omwonenden tot gevolg hebben. Een plan waar inpandig oplossen niet mogelijk is, zou beter niet kunnen worden uitgevoerd.

Reactie:

Volgens de regels van het ontwerpbestemmingsplan is het alleen na afwijking van het bestemmingsplan mogelijk om installaties op daken te realiseren. Dit is alleen toegestaan indien aantoonbare redenen uitwijzen dat de bedoelde onderdelen niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd en onder een aantal voorwaarden. Onder aantoonbare redenen moet worden gedacht aan de technische noodzaak van een installatie om direct in contact met de buitenlucht te zijn, zoals bijvoorbeeld schoorstenen of (onderdelen van) ventilatiesystemen. Indien een liftinstallatie niet in een kelder kan worden geplaatst is plaatsing op het dak noodzakelijk. Soms leidt inpandige plaatsing tot onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden van een pand. In dat geval wordt ook de voorkeur gegeven aan plaatsing op het dak. Om over voldoende flexibiliteit te beschikken in de wijze van plaatsing van installaties en daarmee flexibel gebruik van panden mogelijk te maken, is het niet wenselijk de afwijking te schrappen, dan wel op te nemen dat installaties alleen inpandig mogen worden gerealiseerd. Met een afwijking is het mogelijk (en noodzakelijk) bij elke aanvraag de gevolgen van de plaatsing van de installatie af te wegen tegen het gebruik van het pand en de invloed die de installatie heeft op de omgeving.

3. Horeca in grote hotels en musea

Inspraak:

De inspraakreactie richt zich voornamelijk op het hotelbeleid, de toetsing daaraan en de te volgen procedure. Hieronder wordt in het kort een toelichting gegeven op genoemde onderdelen van het nu geldende hotelbeleid. In de toelichting op het bestemmingsplan is een uitgebreide samenvatting van het hotelbeleid opgenomen.

Reactie:

Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015:

De stadsdeelraad Centrum heeft op 27 maart 2012 de nota “Hotelbeleid Binnenstad 2012-2015, deel I: beleidskader vastgesteld en het dagelijks bestuur heeft op 10 april 2012 deel II: beleidsregels, behorend bij deze nota, vastgesteld. Het nieuwe hotelbeleid is op 20 april 2012 in werking getreden.

De belangrijkste uitgangspunten van het nieuwe hotelbeleid zijn spreiding van hotelontwikkeling en het behouden van de woonfunctie. Dit houdt in dat het dagelijks bestuur in de grachtengordel, net als in de oude binnenstad en de Leidsebuurt, niet zal meewerken aan vestiging van nieuwe hotels vanwege het grote aantal hotels en publiekstrekkende functies, dat hier gevestigd is. Het woon- en leefklimaat staat onder grote druk door grote aantallen bezoekers.

Ook in de Weteringbuurt, net als de Jordaan, de Haarlemmerbuurt, de Westelijke Eilanden en Uilenburg, zal het dagelijks bestuur niet meewerken aan hotelontwikkeling.

Ten oosten van de Amstel/Zwanenburgwal/Uilenburgergracht kan het dagelijks bestuur meewerken aan hotelontwikkeling, mits aan de algemene criteria wordt voldaan. In dit gebied wordt veel gewoond en zijn relatief weinig winkels en horeca gevestigd.

Er zijn enkele uitzonderingen op deze uitgangspunten: het dagelijks bestuur wil wel meewerken aan hotelontwikkeling op enkele radialen, teneinde zo de spreiding van het toerisme te bevorderen. Dit betekent voor het plangebied van de Westelijke binnenstad dat op de Rozengracht hotelontwikkeling wel mogelijk is, mits wordt voldaan aan de algemene beleidsregels.

Daarnaast wordt ruimte geboden voor het realiseren van drie hotels in het topsegement en kan het dagelijks bestuur meewerken aan het realiseren van unieke hotelconcepten.

Algemene beleidsregels

Alle hotelinitiatieven die in overeenstemming zijn met het spreidingsbeleid en de uitzonderingen daarop moeten voldoen aan de volgende algemene beleidsregels. Functiemening: de balans tussen wonen, werken en recreëren mag niet verslechteren; woon-en leefklimaat: de druk op het woon- en leefklimaat wordt meegewogen; kwaliteitsimpuls: het initiatief dient een aantoonbare kwaliteitsimpuls op te leveren voor de omgeving; verkeersaantrekkende werking, verkeersveiligheid en gebruik van de openbare ruimte; parcellering en architectonische kwaliteit; bescherming woonfunctie.

Procedure

Een hotel dat aan de beleidsregels voldoet komt in aanmerking een omgevingsvergunning, waarmee kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik als hotel. De toestemming om af te wijken geldt eenmalig en is uitsluitend ten behoeve van de desbetreffende aanvraag. Hiermee kan maatwerk worden geleverd en kunnen eisen worden gesteld aan het hotel. Wanneer de omgevingsvergunning onherroepelijk is en het bouwplan is uitgevoerd kan het dagelijks bestuur het bestemmingsplan wijzigen en wordt het hotel opgenomen op de verbeelding.

Zelfstandige horeca in hotels

Het dagelijks bestuur wil bij hotels met een bruto vloeroppervlak van 1000 m2 of groter zelfstandige horeca 4 (restaurant) mogelijk maken. De zelfstandige horeca kan worden toegestaan op iedere bouwlaag, de maximale maat is 150 m2 of voor hotels die groter zijn dan 1500 m2, maximaal 10% van het bruto vloeroppervlak. De zelfstandige horeca kan worden gerealiseerd door bij omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan.

Een initiatief dient te voldoen aan de criteria zoals vermeld in de beleidsregels bij het hotelbeleid. Naast de hierboven genoemde criteria mag het initatief niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat, mag het initatief geen overmatige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben, dienen installaties inpandig te worden aangebracht, tenzij dat om technische redenen niet mogelijk is en wordt de initiatiefnemers verzocht een rookruimte te realiseren.

Onderscheid zelfstandige en additionele horeca.

Bij horeca in hotels wordt in de regelgeving van het stadsdeel een onderscheid gemaakt tussen additionele (aanvullende) horeca en zelfstandige horeca.

Onder additionele horeca bij hotels wordt verstaan een bar die, en/of een restaurant dat uitsluitend toegankelijk is voor hotelgasten. Deze vorm van horeca is bij alle hotels toegestaan. Indien er drank wordt geschonken is een Drank & Horecavergunning verplicht. Een exploitaitievergunning is niet verplicht en het pand behoeft evenmin een horeca-aanduiding in het bestemmingsplan te hebben. Voor deze vorm van horeca mag van buitenaf geen reclame worden gemaakt en wordt geen terras toegestaan.

Onder een zelfstandige horeca 4 (restaurant of alcoholvrije horeca) of een zelfstandige horeca 3 (café) wordt een horeca verstaan die ook voor niet-hotelgasten toegankelijk is. Een zelfstandige horecagelegenheid dient een aanduiding in het bestemmingsplan te hebben. Naast een Drank & Horecavergunning is een exploitatievergunning vereist. Voor een zelfstandige horeca mag vanaf de straat reclame zichtbaar zijn en kan een terrasvergunning worden aangevraagd voor de openbare ruimte. Deze aanvraag zal worden getoetst aan het Terrassenbeleid van het stadsdeel. Het gebruik van de binnenterreinen als terras wordt gezien als bedrijfsmatig gebruik dat verboden is gesteld.

Bovenstaande tekst is ter verduidelijking aan de toelichting toegevoegd.

Binnen het plangebied hebben zes culturele instellingen de mogelijkheid om horeca te exploiteren. Dit zijn De Rode Hoed, Felix Meritis, het Bijbels Museum, Huis Marseille, het Grachtenhuis en de Westerkerk. Voordat deze instellingen horeca-activiteiten kunnen uitvoeren, dient eerst een aanvraag omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te worden aangevraagd. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld over de manier waarop de horeca geëxploiteerd wordt of het treffen van maatregelen om overlast te voorkomen. Het exploiteren van een terras of het gebruik van (keur-)tuinen is in ieder geval niet toegestaan. De horeca-activiteiten zullen meer het karakter hebben van zaalverhuur, dan van een café of restaurant. Gedacht moet worden aan diners en recepties. Instellingen met een vergunning voor deze vorm van horeca moeten jaarlijks hun (culturele) programmering kunnen overleggen aan het stadsdeel.

4. (Keur-) tuinen


Inspraak:

In dit bestemmingsplan is voor keurtuinen geen aparte bestemming opgenomen. Verzocht wordt, met het oog op de cultuurhistorische waarde van de keurtuinen, de wettelijke bescherming door de eeuwen heen en de specifieke gebruiksregels, dit wel te doen.

Reactie:

Keurtuinen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven. De grenzen van deze aanduiding markeren de ligging van de oorspronkelijke keuren. In de regels is de bestemming en het gebruik van het deel van de tuin dat is aangeduid als 'keurtuin' op vrijwel dezelfde wijze opgenomen als in de oorspronkelijke keuren. Hiermee zijn de keurtuinen voldoende beschermd en levert het opnemen van keurtuinen als een aparte bestemming geen meerwaarde. Ook vanuit ruimtelijk opzicht is dit niet noodzakelijk.

Het amendement waarnaar wordt verwezen ('Bescherming groene binnenterreinen', ingediend door Groen Links, aangenomen door de deelraad op 27 maart 2012) is aanleiding geweest om de regels en de toelichting in het ontwerpbestemmingsplan Westelijke binnenstad te wijzigen en de aanbouwregeling voor aanbouwen op tuinen te schrappen.

Inspraak:

Bij sloop/nieuwbouw moet op gronden met de bestemming Tuin 3, de bebouwing worden gesloopt. Het verzoek is om dit ook te laten gelden voor de bestemming Tuin-1.

Reactie:

Onbebouwde tuinen hebben de bestemming 'Tuin- 1' gekregen. Op deze tuinen mogen alleen schuurtjes en tuinhuizen (op de keurtuinen) worden gebouwd. Dit zijn gebouwtjes van minimale afmetingen ten behoeve van het gebruik als tuin. Deze gebouwtjes zijn niet ongewenst. Een vergelijkbare regeling als voor de aanbouwen met de bestemming 'Tuin – 3' is dan ook niet aan de orde.

Inspraak:

Verzocht wordt in de regels op te nemen dat tuinhuizen niet mogen worden vergroot.

Reactie:

Voor bestaande tuinhuizen is bepaald dat de bestaande bouw- en goothoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan de maximale bouw- en goothoogte is. Hieruit blijkt dat deze tuinhuizen niet vergroot mogen worden. Vervanging is wel mogelijk wanneer de tuinhuizen voldoen aan de in het bestemmingsplan opgenomen criteria.

Inspraak:

In het bestemmingsplan staat beschreven dat op gronden met de bestemming Tuin-1 en Tuin-2 niet geparkeerd mag worden. Geldt dit voor parkeren ondergronds en bovengronds?

Reactie:

Op onbebouwde gronden met de bestemming 'Tuin- 1' en 'Tuin- 2' mag niet geparkeerd worden, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin – parkeren toegestaan' voorkomt. Deze regeling is alleen van toepassing op onbebouwde gronden.

Inspraak:

Het verzoek is om geen wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor ondergronds parkeren onder alle tuinen in het bestemmingsplangebied.

Reactie:

Het bestemmingsplan bevat bij de bestemmingen 'Tuin -1' en 'Tuin- 2' een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur voor de bouw van ondergrondse fietsenstallingen en parkeervoorzieningen. Het dagelijks bestuur kan deze bevoegdheid toepassen wanneer de parkeervoorzieningen aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Daarbij is bepaald dat de wijzigingsbevoegdheid voor het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen niet van toepassing is onder de keurtuinen. In het vigerende bestemmingsplan Westelijke Grachtengordel was daaraan toegevoegd dat de wijzigingsbevoegdheid ook niet van toepassing was voor tuinen direct grenzend aan de keurtuinen. Deze toevoeging is in het concept-ontwerpbestemmingsplan Westelijke binnenstad weggevallen, maar in het ontwerp is de regeling weer hersteld, waardoor de binnentuinen beter beschermd zijn.

Inspraak:

In het artikel 'Dubbelbestemming Waarde-cultuurhistorie' zou de cultuurhistorische waarde van de keurtuinen c.q. keurblokken beter gewaarborgd moeten worden. Tevens opnemen dat bouwwerken, bedrijfsmatig en/of zelfstandig gebruik niet toegestaan is.

Reactie:

De dubbelbestemming 'Waarde-cultuurhistorie' is gegeven aan bebouwde gronden, waar bouwwerken staan die beeldbepalend zijn voor het stadsgezicht. Het betreft de panden met de waardering orde 1, orde 2 en orde 3. De regeling is niet van toepassing op de keurtuinen, aangezien deze niet over een ordewaardering beschikken.

5. Vragen over bestemmingen en onjuistheden op de verbeelding

Inspraak:

Het feitelijk gebruik van enkele panden komt niet overeen met de bestemming op de verbeelding.

Reactie:
Op de begane grond van het adres Keizersgracht 157 is inderdaad een café gevestigd. Voor dit adres wordt de bestemming op de verbeelding gewijzigd van Gemengd -1 naar Gemengd -1.3.

Op het adres Leliegracht 34 is een traiteur gevestigd. Een traiteur valt onder detailhandel en niet onder horeca. Voor dit adres wordt daarom geen wijziging op de verbeelding opgenomen.

De genoemde functies op de adressen Keizersgracht 177 (school) en Herengracht 168 (museum) staan aangegeven op de topografische kaart, die als ondergrond voor de verbeelding fungeert. De verbeelding is digitaal vormgegeven. Een digitale verbeelding kan niet worden aangepast. De namen 'school' en 'museum' op de topografische kaart hebben echter geen juridische betekenis.

Het pand Prinsengracht 487B is een zelfstandig pand, waarin onder meer wordt gewoond. Voor dit adres is om die reden de bestemming gewijzigd van Tuin-3 naar Gemengd-1.

Inspraak:

De bestaande tuin in de hoek van het bouwblok (Lindenstraat/Tweede Lindendwarsstraat) is niet conform de werkelijke situatie aangegeven.

Reactie: De verbeelding is aangepast.

6. Cultuurhistorische waarden

Inspraak:

Onduidelijk is hoe de de dubbelbestemmingen Waarde-cultuurhistorie, Waarde-archeologie-2 en de bouwaanduiding Specifieke bouwaanduiding - orde-1, zich tot elkaar verhouden. Wat wordt bedoeld met: "Een aanvullende bescherming vanuit oogpunt van beschermd stadsgezicht is niet noodzakelijk".

Reactie:

De dubbelbestemming “Waarde – archeologie 7' is primair ten opzichte van de dubbelbestemming 'Waarde – cultuurhistorie', die op zijn beurt weer primair is ten opzichte van de enkelbestemmingen.

Monumenten worden beschermd door de Monumentenwet 1988 en om die reden is er vanuit het oogpunt van beschermd stadsgezicht geen aanvullende bescherming noodzakelijk.

De binnenstad van Amsterdam is een gebied met hoge archeologische waarden. Verwezen wordt naar het archeologisch onderzoek dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd. Of er ter plaatse van genoemd pand archeologische waarden aanwezig zijn, kan pas na een onderzoek ter plaatse worden vastgesteld.

7. Diversen

Inspraak:

Inspreker verzoekt om voor het perceel Prinsengracht 533 de aanduiding Gemengd -1 ook op het souterrain en de insteekverdieping met achterliggende ruimte van toepassing te laten zijn.

Reactie:

Het pand Prinsengracht 553 heeft de bestemming Gemengd-1. Deze bestemming, waaronder kantoren worden begrepen, geldt voor het gehele pand.

Inspraak:

Insprekers hebben in het verleden negatieve ervaringen gehad met de bouwaanvraag voor het ophogen van een belendend pand en de bouw van een dakterras, waarvoor vrijstelling van het bestemmingsplan moest worden verleend. Insprekers hebben de publicatie van het voornemen tot verlenen van vrijstelling gemist, waardoor zij geen zienswijzen hebben kunnen indienen en hun belangen niet zijn betrokken bij de vergunningverlening. Insprekers verkeerden in de veronderstelling dat zij, als betrokkenen bij het uitwerkingsplan in 1994 en 1996, en als direct omwonenden actief geïnformeerd zouden worden over bouwinitiatieven in de directe omgeving. Dit gebeuren is voor hen aanleiding geweest een klacht bij de ombudsman in te dienen. De klacht heeft geleid tot een rapport van de gemeentelijke ombudsman d.d. 24 juni 2009, "Onverwachte dakopbouw werpt schaduw".

Insprekers geven aan dat uit het rapport van de ombudsman blijkt, dat bij het verlenen van de vrijstelling het stadsdeel slechts in algemene termen kon aangeven wat de werkwijze in dit soort gevallen is. Als er geen negatieve adviezen zijn en er geen zienswijzen zijn ingediend, wordt volstaan met een summiere onderbouwing. De ombudsman achtte deze werkwijze in dit specifieke geval, gezien de voorgeschiedenis, onvoldoende en in strijd met de motiveringseis.

Insprekers hebben twee suggesties voor de werkwijze van bouwaanvragen.

In de eerste plaats stellen zij voor dat omwonenden actief geïnformeerd worden wanneer een ontheffing van een bestemmingsplan moet worden verleend en in de tweede plaats dat wanneer na publicatie blijkt dat een bouwaanvraag onvolledig is, de aanvraag met vermelding van de aangevulde stukken, opnieuw gepubliceerd wordt.

Reactie:

De ombudsman constateerde in zijn rapport dat het ging om twee klachtelementen.

"Ten eerste het informeren van verzoeker over een bouwaanvraag. Ten tweede het waarborgen van zijn belangen en het nakomen van een toezegging om bij de beoordeling van een bouwplan rekening te houden met de lichttoetreding aan de achterzijde van zijn pand."

Over de eerste klacht oordeelt de ombudsman dat geen sprake is van onzorgvuldigheid, nalatigheid en willekeur bij de afgifte van de bouwvergunnning. De publicaties zijn correct in het Stadsdeelnieuws opgenomen. Er was geen aanleiding verzoeker apart te informeren.

Over het tweede onderdeel van de klacht oordeelt de ombudsman dat procedures op grond van de Wet ruimtelijke ordening geen garanties geven dat zienswijzen uit het verleden onveranderd in stand blijven.

Voor wat betreft de bouwaanvraag waarmee het lichthof van klager geheel kon worden dichtgebouwd is de ombudsman van mening dat gelet op de voorgeschiedenis, de belangen van klager onvoldoende zijn betrokken.

Voor wat betreft een reactie op de suggesties van inspreker.

Op 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning (Wabo) in werking getreden. Op grond van artikel 3.8 van de Wabo juncto titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht is de gemeente verplicht kennis te geven van alle aanvragen omgevingsvergunning. De deelraad heeft in het verleden besloten, dat het informeren van burgers plaatsvindt door publicatie van de aanvragen in de Stadsdeelkrant en op de website van het stadsdeel. Op de website van het stadsdeel worden de aanvragen voor een omgevingsvergunning, de ontwerpbesluiten, de omgevingsvergunning waarvoor de termijn is verlengd, de ingetrokken aanvragen en de buiten werking gestelde aanvragen gepubliceerd en wordt aangegeven of er sprake is van een reguliere procedure (beslissen binnen 8 weken), dan wel een uitgebreide procedure (beslissen binnen 26 weken). Het opnieuw publiceren nadat een aanvraag is aangevuld, past helaas niet binnen deze beslistermijnen uit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, waarbinnen een vergunning moet worden verleend.

Inspraak:

Er wordt bezwaar gemaakt tegen het feit dat de prostitutiepanden in de Korstjespoortsteeg en de Bergstraat niet gelijk met (het vaststellen van) het bestemmingsplan Westelijke binnenstad de bestemming 'gemengd' krijgen.

Reactie:
Voor alle panden in de binnenstad waar de prostitutie verdwijnt is een apart bestemmingsplan opgesteld: het 'bestemmingsplan Herbestemmen Raambordelen Binnenstad'. De panden in de Bergstraat en Korstjespoortsteeg zijn hierin opgenomen. Behandeling door de deelraad is gepland in het najaar van 2012.

Inspraak:

Keizersgracht 159, 161, 163, 165, 167 en Leliegracht 27. Uit een brief van het dagelijks bestuur d.d. 24 februari 2012, wordt duidelijk dat genoemde panden niet meer met een "ster" (voor panden met een bruto vloeroppervlak van 1000m2 of meer) op de verbeelding worden opgenomen maar met de bestemming Gemengd-1. In de inspraak/concept-ontwerpversie van het bestemmingsplan is deze wijziging niet doorgevoerd.

Reactie:
In de brief van het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum is inderdaad vermeld dat voor de panden Keizersgracht 159, 161, 163, 165, 167 en Leidsegracht 27 het verbod op wonen niet langer van toepassing is.
Dit houdt in dat de panden Keizersgracht 159, 161, 163, 165 en 167 en Leliegracht 27 in het ontwerp van het plan de bestemming Gemengd -1 hebben gekregen.

Er wordt verzocht om enkele doorgangen tussen de panden Keizersgracht 159-167 en Leliegracht 27 correct in de kaart op te nemen.

Reactie:
Bestaande doorgangen worden niet op de verbeelding weergegeven. Het verbod op samenvoeging heeft betrekking op nieuwe situaties. Bestaande situaties mogen blijven bestaan. Bestaande doorgangen mogen echter niet worden vergroot.

Inspraak:

Verzocht wordt om een kaart toe te voegen aan de Toelichting waarop de bebouwing op de binnenterreinen is aangegeven om daarmee een overzicht van de werkelijke situatie te krijgen.

Reactie: Er wordt een aparte kaart als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Inspraak:

Inspreker is het eens met de bouwregel dat het samenvoegen van gebouwen niet is toegestaan. Gevraagd wordt of het zinnig is om een mogelijkheid tot afwijking van deze regel op te nemen, bijvoorbeeld voor een kleine verbindingsdeur op souterrain niveau.

Reactie: De regeling over het samenvoegen van gebouwen heeft tot doel een essentieel onderdeel van de stedenbouwkundige structuur te beschermen. Het kenmerkende beeld van individuele panden met een zelfstandig gebruik moet behouden blijven. Het maken van een verbindingsdeur tussen twee panden is ongewenst.

Voor 19e- en 20e-eeuwse ensembles in de Marnixstraat, aan de Marnixkade en aan de Westerkade is een uitzondering op het verbod van samenvoegen gemaakt. De aanleiding hiervoor is dat de hele en halve etagewoningen uit deze complexen dikwijls klein tot zeer klein zijn. Hierdoor voldoen zij over het algemeen niet aan de hedendaagse eisen van wooncomfort en zijn zij evenmin levensloopbestendig. Voor een uitgebreide uitleg over de regeling en de mogelijkheid om af te wijken wordt verwezen naar 5.3.2.