Plan: | Zuidelijke binnenstad |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01 |
De beleidskaart maakt onderscheid tussen zones met een hoge verwachting, zones met een lage verwachting en een zone zonder verwachting. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgestreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart met daarop zones met bijbehorende specifieke beleidsmaatregelen (de beleidskaart maakt deel uit van het Archeologisch onderzoek dat als bijlage bij de toelichting is opgenomen).
Archeologische beleidszones op basis van de archeologische verwachtingszones en verstoringen:
Beleidscategorie 2: bij hoge verwachting (Verwachtingzones A en B).
Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 50 m2 en minder dan 0,50 meter onder het maaiveld.
Beleidscategorie 3: bij hoge verwachting (Verwachtingzones H, I, K, L en M)
Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 100 m2 en minder dan 0,50 meter onder het maaiveld.
Beleidscategorie 7: bij lage verwachting (Verwachtingzone J)
Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 10.000 m2 en minder dan 0,50 meter onder het maaiveld.
Beleidscategorie 9: bij waterbodem met een hoge archeologische verwachting
(Verwachtingzones C, D, E en F)
Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 10.000 m2 en minder dan 0,50 meter onder het maaiveld.
Beleidscategorie 10: bij waterbodem met een lage archeologische verwachting (Verwachtingzones D, E en G)
Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 2.500 m2 en dieper dan de baggerdiepte.
Beleidscategorie 13: negatieve verwachting: (sub)recente verstoring
(verwachtingszone N)
Voor deze delen in het plangebied geldt een negatieve verwachting, vanwege de hoge mate van verstoring. Daarmee zijn deze delen van het plangebied vrijgesteld van verdere archeologische maatregelen.
Voor het hele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat wanneer geen archeologisch vervolgonderzoek vereist is en toch bodemvondsten ouder dan 50 jaar worden aangetroffen, Bureau Monumenten en Archeologie hiervan op de hoogte moet worden gebracht. In overleg met de opdrachtgever kunnen dan maatregelen worden getroffen over de documentatie en berging van de vondsten.
Het volledige archeologisch bureauonderzoek is als bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd.