Plan: | Zuidelijke binnenstad |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01 |
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de Staat van Inrichtingen. De Staat van Inrichtingen is een categorale indeling, waarbij per bedrijfssoort de mate van milieuhygiënische hinderlijkheid (geur, gevaar, geluid, stof ) wordt aangegeven. In de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan zijn vijf milieuhindercategorieën opgenomen: 1 tot en met 5.
Categorie 1 en 2 betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3 t/m 5 betreft kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorieën betreffen bedrijfsactiviteiten die vanwege hun aard slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.
Binnen de diverse bestemmingen 'Gemengd' zijn daarom nieuwe bedrijven in de milieuhindercategorieën 1 of 2 toegestaan. De bedrijfssoorten met bijbehorende milieuhindercategorie worden genoemd in de Staat van Inrichtingen behorende bij dit bestemmingsplan (zie verder bijlage 1 bij de regels van het plan).
In het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd die in milieuhindercategorie 3 of hoger vallen. Deze zijn als zodanig opgenomen op bijlage 2 bij de regels. Bestaande bedrijven die de maximale milieuhindercategorieën overschrijden hebben dus een maatbestemming gekregen, dat wil zeggen dat alleen deze met naam genoemde bedrijven op de genoemde locaties zijn toegestaan.
Door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid wordt de mogelijkheid geboden om bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie te vestigen. Ook is het toestaan van een afwijking mogelijk voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen. Voorwaarden voor het verlenen van een afwijking is dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.