direct naar inhoud van 5.1 Beschrijving van de bestaande situatie
Plan: Zuidelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01

5.1 Beschrijving van de bestaande situatie

5.1.1 Hoofdopzet

Het grootste deel van het plangebied maakt deel uit van de Vierde uitleg van Amsterdam uit het jaar 1663. Alleen het gebied ten noorden van de Reguliersdwarsstraat stamt uit de periode van de eerste grote stadsuitbreiding. De oorspronkelijke hoofdstructuur is tot op heden ongewijzigd. Noemenswaardige veranderingen zijn de (deel)dempingen van enkele grachten, de wijzigingen rondom het Frederiksplein en de mutatie rondom de Singelgracht in verband met het slechten van de stadsmuur.

Ruimtelijk zijn de volgende vijf deelgebieden – elk met een eigen karakteristiek – te onderscheiden:

  • het stegengebied ten noorden van de Reguliersdwarsstraat
  • de hoofdgrachten
  • de woon/werkbuurten tussen de Prinsengracht en de Lijnbaansgracht (Leidsebuurt, Weteringbuurt/Noortse Bos, Utrechtsebuurt)
  • de Frederikspleinbuurt
  • de Singelgrachtzone

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0011.jpg"

de deelgebieden

5.1.2 De deelgebieden
5.1.2.1 Het stegengebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0012.jpg"

Hoofdstructuur

Het gebied ten zuiden van het Singel en de Amstel is onderdeel van de stadsuitbreiding uit het jaar 1585/86 en is maar één bouwblok breed. Hoewel de aanleg van de zuidelijke grachtengordel maar tachtig jaar later plaats vond, verschillen de stedenbouwkundige structuren van beide gebieden duidelijk van elkaar.

Het stegengebied is te karakteriseren als een fijnmazig netwerk van (doodlopende) stegen en smalle straten. De oorspronkelijke verkaveling van de bouwblokken is vrij regelmatig. De percelen zijn ca. 5,5 meter breed. Dit is ca. twee meter smaller dan de breedtemaat van het basisperceel van de grachtenblokken (ten zuiden van het gebied).

Met het begin van de Cityvorming – de eerste grote schaalvergroting aan het eind van de 19e eeuw – werd de schaal van de bebouwing stap voor stap vergroot. Niet alleen de bouwhoogte van de nieuwe gebouwen maar ook de korrel (lengte x breedte) is duidelijk groter. Deze schaalsprong vond plaats bij het Singel ter hoogte van het Muntplein, aan de zuidkant van de Reguliersbreestraat en aan het Rembrandtplein. Desondanks is de oorspronkelijke structuur van het gebied op vele plekken nog aanwezig en te ervaren. De structuur en de bebouwing langs de Amstel is vrijwel onaangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0013.jpg"

de onaangestaste bebouwing aan de Amstel en de schaalvergroting aan de Reguliersbreestraat en het Rembrandtplein

Bouwblokken

De fijnmazige stegenstructuur en de ligging aan de bocht van de Amstel hebben consequenties voor de vorm en maat van de bouwblokken. De bouwblokken zijn kort en onregelmatig. De structuur sluit aan bij de structuur van de middeleeuwse stad.

Stegen ontsluiten de binnenzijde van het blok en maken daar zelfstandige functies mogelijk. Dit verklaart de grote bebouwingsdichtheid van dit gebied, waar onbebouwde delen nauwelijks voorkomen. Op enkele uitzonderingen na maakt alle bebouwing onderdeel uit van de hoofdbebouwing. In de Leidse- en Weteringbuurt, waar de binnenterreinen ook bijna volledig bebouwd zijn, is dit anders. Daar zijn de binnenterreinen in de loop van de tijd dichtgeslibd door uitbouwen van de hoofdbebouwing.

De oorspronkelijke bebouwing is kleinschalig en heeft een bouwhoogte van gemiddeld drie tot vier bouwlagen. Daar waar de oorspronkelijke bebouwing vervangen is door nieuwbouw is de schaal meestal anders. Percelen zijn samengevoegd waardoor de korrelgrootte van deze panden afwijkt. Ook de bouwhoogte is vaak anders. Bouwhoogtes tussen zes en acht lagen komen veel voor.

Pleinen

Het Rembrandtplein is een van de twee hoofduitgaansgebieden van de binnenstad. Ruimtelijk vormt het een schakel tussen het stegengebied en de grachtenzone. Het is een van de weinige pleinen binnen het centrum van Amsterdam dat ook duidelijk als een plein ervaren wordt. Veel van de Amsterdamse pleinen zijn ruimtelijk niet helder gedefinieerd. Het Rembrandtplein is echter aan alle zijden begrensd door gevelwanden en heeft hiermee duidelijke ruimtelijke grenzen. Het pleinkarakter wordt tevens bevorderd door een heldere vorm en afmeting en door de bebouwing. De meeste gebouwen wijken in schaal (korrel en bouwhoogte) duidelijk af van de omgeving. Het grootstedelijke karakter dat hierdoor ontstaat wordt versterkt door een overvloed aan lichtreclames. Vooral in het donker zijn deze elementen beeldbepalend. Van grote invloed op de ruimte is ook het grote aantal gebouwde terrassen. Deze tasten de heldere pleinvorm aan en vanwege de grote variatie in kleur, vorm en materiaalgebruik ontstaat een rommelig straatbeeld. Het plein is kort geleden nieuw ingericht en vormt ruimtelijk sindsdien meer een geheel. De inrichting is opener en nodigt meer uit tot verblijven.

Bij het Muntplein en Koningsplein is ruimtelijk nauwelijks sprake van een plein. Het Koningsplein is een verbreding van de Leidsestraat in combinatie met een brede brug over de Herengracht. Het Muntplein is gecreëerd door een brede brug over het Singel waardoor een kruispunt van alle op elkaar treffende wegen en tramlijnen mogelijk gemaakt wordt. Beide ruimten, die weliswaar het woord plein in hun naam dragen, worden niet als plein ervaren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0014.jpg"

Rembrandtplein, Koningsplein en Muntplein

5.1.2.2 De hoofdgrachten

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0015.jpg"

Hoofdstructuur

Herengracht, Keizersgracht en Prinsengracht zijn de drie hoofdgrachten. Zij vormen de verbindende structuur tussen de eerste en tweede fase van de 17e eeuwse stadsuitleg. Hier is duidelijk zichtbaar dat de grachtengordel met één principe en als één geheel ontworpen is. De rustige concentrische hoofdgrachten worden door levendige radiale verbindingen doorkruist. Deze opzet van de Vierde uitleg sluit naadloos aan bij de in de Derde uitleg begonnen structuur.

Toch bestaan er verschillen tussen het westelijke en de zuidelijke gedeelte. Binnen het zuidelijke deel is de radius van de grachten kleiner en de afstand tussen de knikken korter. In het gebied knikken de grachten twee keer. Het westelijke deel kent maar één knik. De scherpste knik bevindt zich aan de Leidsegracht, tussen de westelijke en de zuidelijke grachtengordel. Het gevolg is dat de zichtlijnen van het zuidelijke gedeelte korter zijn dan die van het westelijke gedeelte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0016.jpg"

de Herengracht in de zuidelijke (links) en in de westelijke grachtengorden (rechts)

Een tweede verschil is dat de zone van de Vierde uitleg breder is dan die van de Derde uitleg. In het zuidelijke gedeelte is parallel tussen Keizersgracht en Prinsengracht een straat – de Kerkstraat – aangelegd. Twee stroken bouwblokken tussen deze grachten is het gevolg. De Herengracht neemt een ruimere bocht om het Singel en de Amstel heen. Ook hier ontstaat meer ruimte vanaf het Koningsplein waarin zich twee stroken bouwblokken bevinden. Alleen de blokken tussen Herengracht en Keizersgracht hebben in de gehele grachtengordel dezelfde breedtemaat. In de westelijke grachtengordel bedraagt (ter hoogte van de Leliegracht) de afstand (hart op hart) tussen Singel en Prinsengracht ca. 380 meter. Ter hoogte van de Vijzelstraat is deze afstand ca. 540 meter. Deze bredere opzet heeft ook diepere bouwblokken tot gevolg met ruimte voor meer keurtuinen. In de westelijke grachtengordel bevindt zich maar één strook met keurtuinen, in de zuidelijke grachtengordel zijn dit er drie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0017.jpg"

de keurblokken tussen Amstel en Reguliersgracht; de 27 keurblokken van de grachtengordel (de blokken in het lichtgroen liggen binnen het plangebied)

Het deelgebied heeft een licht symmetrische opzet ten opzichte van de Vijzelstraat. Op één uitzondering na – de Nieuwe Spiegelstraat loopt dood op de Herengracht – zijn alle radialen verbindingen met de oude stad. Oorspronkelijk waren het ongeveer evenveel straten als grachten. Inmiddels is het water alleen nog in de Spiegelgracht en Reguliersgracht aanwezig. Ook het meest in het centrum gelegen deel van de Reguliersgracht werd in de loop van de tijd gedempt en heet nu Thorbeckeplein.

Tussen Herengracht én Reguliersdwarsstraat en Amstelstraat is de structuur minder regelmatig. De blokken vormen de schakel tussen de Eerste en de Vierde stadsuitbreiding. De bebouwing aan de zuidzijde van de Reguliersdwarsstraat en de Amstelstraat had oorspronkelijk een dienstfunctie voor de grachtenpanden aan de Herengracht. Gedeeltelijk is dit nog afleesbaar in de gebouwtypologie van de Reguliersdwarsstraat. De panden zijn minder hoog en zijn afgedekt met een dwarskap. Ook de Kerkstraat had oorspronkelijk de functie van een ondergeschikte achterstraat. Tussen deze straat en de Prinsengracht bevindt zich het Amstelveld, het enige ontworpen plein tussen de grachten.

Bouwblokken

De breedte van de bouwblokken – afgezien van de blokken tussen Herengracht en de rand van de eerste stadsuitbreiding – neemt van binnen naar buiten per blok af. Ook aan de Kerkstraat zijn de zuidelijke blokken minder diep dan de noordelijke.

Bij de meeste bouwblokken bevindt zich één lange representatieve zijde aan het water en één lange zijde aan een straat. Een uitzondering hierop vormen de blokken tussen Herengracht en Keizersgracht. Deze blokken zijn aan beide zijden langs een hoofdgracht gelegen.

Verkaveling

Ook in perceelsstructuur onderscheiden de bouwblokken tussen Herengracht en Keizersgracht zich van de overige grachtenblokken. Bij de gronduitgifte hadden alle percelen dezelfde dieptemaat. De perceelsgrenzen bevonden zich precies tussen beide grachten. In de loop van de tijd zijn percelen samengevoegd en daarna weer gesplitst, waarbij de nieuwe perceelsgrens meestal niet in het midden van het bouwblok kwam te liggen. De heldere structuur is hierdoor iets vervaagd maar nog steeds afleesbaar. De blokken met een representatieve en een ondergeschikte kant kennen een andere verkaveling. Aan de gracht zijn de percelen veel dieper dan aan de achterstraten. Ook hier liep oorspronkelijk een groot aantal van de percelen door over de hele diepte van het bouwblok. Aan de kant van de achterstraat bevond zich meestal een koetshuis.

De basisbreedte van de percelen bedraagt 26 voet (ca. 7,35 meter). Deze maat is ruim één meter minder dan de perceelbreedte bij de Derde stadsuitbreiding. Vooral aan de Herengracht werden al bij de uitgifte percelen (maximaal twee) samengevoegd om representatieve herenhuizen te kunnen bouwen en om smaldelen te verkomen. Hoewel in het hele gebied intussen meer percelen zijn samengevoegd is het structuurverschil tussen de oorspronkelijke woon- en werkgrachten nog steeds herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0018.jpg"

actuele kadastrale kaart

Schaal

Sinds de aanleg van de grachtengordel is de hoofdstructuur van het gebied ongewijzigd. Dit geldt niet voor de schaal van de bebouwing. Vooral aan de westzijde van de Vijzelstraat heeft in de 19e en 20e eeuw schaalvergroting plaatsgevonden. Bouwhoogte en korrel zijn hier veel groter dan de overige nog authentieke bebouwing. Ook de stedenbouwkundige typologie van de gebouwen is afwijkend. Behalve het gebouw van de Nederlandsche Handelmaatschappij, nu “De Bazel” genoemd, zijn alle gebouwen voorzien van arcaden aan de straatzijde. Door de overbouwingen van Kerkstraat en Reguliersdwarsstraat is de structuur van de individuele bouwblokken vervaagd en verandert de waarneming van de stedenbouwkundige ruimte. De oorspronkelijk kopse kanten van de bouwblokken zijn getransformeerd naar lange gevelwanden aan de verbrede Vijzelstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0019.jpg"

Vijzelstraat en Reguliersgracht

Karakter

Hoewel vandaag de dag eigenlijk geen verschil meer bestaat in het gebruik van de panden langs de verschillende hoofdgrachten is het oorspronkelijke karakter nog steeds duidelijk aanwezig. Herengracht en Keizersgracht, van oudsher woongrachten, zijn representatiever en hebben meer allure dan de Prinsengracht. Ondanks dat vele pakhuizen – vooral in de 19e en het begin van de 20e eeuw – vervangen werden door woongebouwen is het nog steeds herkenbaar dat de Prinsengracht oorspronkelijk een werkgracht was. De bebouwing is minder sjiek dan die van de andere grachten en hier en daar zijn nog pakhuizen te vinden. De Herengracht is de meest sjieke gracht met een groot aantal statige huizen met een breedtemaat van twee percelen.

Op het eerste gezicht lijkt het alsof de gevelwanden nooit zijn veranderd. Toch hebben mutaties plaatsgevonden. Panden zijn opgehoogd, gevels zijn compleet vervangen. Omdat de kleinschalige structuur van individuele panden zo sterk is en de meeste vervangende panden qua karakter, materialisering en detaillering zich goed in hun omgeving voegen is geen breuk in de gevelwanden ontstaan. De panden uit de verschillende tijdperken voegen zich tot een geheel en het beeld wordt verrijkt door de historische gelaagdheid. Hier en daar hebben ook ingrepen plaatsgevonden waar de oorspronkelijke parcelleringsstructuur losgelaten werd. Waar grote gebouwen tot en met ca. 1900 – zoals het Paleis van Justitie en het Prinsengrachtziekenhuis – nog respectvol met hun omgeving omgingen en door hun geleding aansluiting zochten bij de schaal van de gevelwand, maakt het voorbeeld van de Vijzelstraat duidelijk wat voor gevolgen een dergelijke schaalsprong voor het karakter van een hele straat heeft. Het blijkt dat vooral de kleinschalige structuur garant staat voor het homogene karakter van de grachtengordel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0020.jpg"

Herengracht (links) en Prinsengracht met Prinsengrachtziekenhuis (rechts)

Tuinen

De bouwblokken tussen de hoofdgrachten zijn duidelijk dieper dan de overige blokken in de binnenstad. Hierdoor ontstond ruimte voor grote, royale tuinen, de zogenoemde keurtuinen (zie kaart keurblokken, hoofdstuk 5.1.2.2). Sinds hun aanleg in de 17e eeuw gelden voor deze tuinen nog steeds dezelfde strenge bouwregels. Hieruit is te verklaren dat deze tuinen nooit met bebouwing zijn dichtgeslibd zoals de binnenterreinen van veel andere bouwblokken in de binnenstad. Regelmatig komen tuinhuizen – over de hele breedte van het perceel direct aan de achtererfgrens gesitueerd – voor. Dit zijn dan ook de enige bouwwerken die onder bepaalde voorwaarden toegestaan zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0021.jpg"

de keurtuinen van museum Geelvinck en museum van Loon

Pleinen

In het deelgebied bevinden zich twee pleinen: het Amstelveld en het Thorbeckeplein.

Het Amstelveld is van oudsher een 'echt' plein. De meeste pleinen in de grachtengordel – zoals de Noordermarkt en de Westermarkt – zijn ontstaan om een stedenbouwkundig dilemma op te lossen. Het Amstelveld is een van de weinige pleinen waar bewust voor een plein is gekozen. Het plein is aan drie zijden duidelijk gedefinieerd door gevelwanden. Aan de zuidzijde maakt de Prinsengracht deel uit van de ruimte. Met de Amstelkerk bevindt zich een beeldbepalend solitair gebouw op het plein.

Het Thorbeckeplein is ruimtelijk gezien eigenlijk geen plein. Tot de demping in de late 18eeeuw was het een gedeelte van de Reguliersgracht. Dit verleden is vandaag nog afleesbaar. Doordat de gevelwanden van plein en gracht naadloos aan elkaar aansluiten vormen beide nog steeds een ruimtelijke eenheid. Het plein is aan twee kanten ruimtelijk omsloten. Aan de noordkant vloeit het naadloos over in het Rembrandtplein. Het pleinkarakter ontstaat door zijn functie en inrichting, zoals de bomen en de gebouwde terrassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0022.jpg"

Amstelveld en Thorbeckeplein

5.1.2.3 De woon/werkbuurten tussen de Prinsengracht en de Lijnbaansgracht

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0023.jpg"

Hoofdstructuur

De Leidsebuurt, de Weteringbuurt/Noortse Bosch en de Utrechtsebuurt waren oorspronkelijk aangelegd als gemengde woon- en werkgebieden. In tegenstelling tot de Jordaan – het woon- en werkgebied van de Derde uitleg – is de hoofdstructuur gebaseerd op de grachtenstructuur met het gevolg dat in verband met het verloop van de voormalige stadsmuur de meest aan de buitenkant gelegen bouwblokken soms schuin afgesneden zijn.

Het meest kenmerkende onderscheid van dit gebied met de hoofdgrachten is dat water alleen in de vorm van dwarsgrachten aanwezig is. Deze vormden – de Vijzelgracht is intussen gedempt – een scheiding tussen de buurten onderling. Oorspronkelijk waren ook de Fokke Simonszstraat en de Nieuwe Weteringstraat waterlopen. Deze waren zeer ondergeschikt en alleen voor industriële doeleinden. De bouwblokken hebben dezelfde oriëntatie als de bouwblokken in de hoofdgrachtenzone, maar zijn duidelijk minder diep. Ook zijn de bouwblokken minder lang. Elke buurt wordt doorsneden door een radiale dwarsverbinding die op de Prinsengracht doodloopt. Opvallend is dat de Tweede Weteringdwarsstraat doodloopt op de Vijzelgracht en niet aan de oostkant doorloopt zoals de parallelstraten.

Bouwblokken

De bouwblokken zijn met uitzondering van de blokken tussen Noorderstraat en Nieuwe Looiersstraat, maximaal 50 meter breed. Deze smalle maat heeft gevolgen voor het gebruik en de inrichting van de binnenterreinen. Daar waar uitbouwen aanwezig zijn is maar weinig groen aanwezig. In de Leidsebuurt zijn de binnenterreinen bijna volledig dichtgeslibd.

De bebouwingsstructuur is grotendeels kleinschalig. De meeste percelen zijn individueel ontwikkeld. Opvallend is een aantal kleine wevershuisjes die in de Wetering- en Looiersbuurt al tijdens de opzet van de grachtengordel als seriebouw ontwikkeld werden.

Oorspronkelijk waren alle bouwblokken bebouwd met kleinschalige panden. Deze kleinschaligheid is aan de Fokke Simonszstraat, de Nieuwe Looiersstraat en aan de zuidkant van de Noorderstraat aangetast. Hier zijn grote delen van bouwblokken vervangen door gebouwen met een duidelijk grotere schaal – niet alleen in hoogte maar ook in korrelgrootte.

Leidseplein

Het Leidseplein bevindt zich tussen Singelgrachtzone en Leidsebuurt en is naast het Rembrandtplein hét uitgaansplein van de binnenstad. Deze functie bepaalt het karakter en de sfeer van het plein. Horecagelegenheden, gebouwde terrassen, lichtreclame en verkeer zijn beeldbepalend. Oorspronkelijk had het plein de functie van wagenplein. Het toen rechthoekig plein lag direct achter de Leidsepoort en was aan de overige drie kanten omkaderd met gevelwanden. Sindsdien zijn vorm en functie meermaals veranderd. Zo splitst de Stadsschouwburg het plein ruimtelijk in twee delen op. Aan de noordkant van de Stadsschouwburg is de vorm van het oorspronkelijke wagenplein nog steeds herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0024.jpg"

de Weverhuisjes aan de Tweede Weteringdwarsstraat en het Leidseplein

5.1.2.4 De Frederikspleinbuurt

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0025.jpg"

Hoofdstructuur

De Frederikspleinbuurt maakt deel uit van het stedenbouwkundig plan van Sarphati uit ca. 1860. Dit plan omvatte niet alleen deze buurt maar doorbrak de grenzen van de 17e eeuwse stad en strekte zich uit over de Singelgracht tot in de Pijp.

Het gebied wijkt in structuur duidelijk af van de overige zuidelijke grachtengordel. Daar waar tot 1929, omgeven door een park, het Paleis voor Volksvlijt stond bevinden zich nu het Frederiksplein en de Nederlandsche Bank. Zij zijn het middelpunt van de Frederikspleinbuurt. Door hun compleet andere schaal vormen zij de meest zwaarwegende aantasting van niet alleen het plangebied maar van de hele binnenstad. Het verlengde van de Utrechtsestraat fungeert als spiegelas van dit deelgebied met aan de westkant 19eeeuwse bouwblokken en aan de oostzijde een menging van 17e en 19e eeuwse structuren. De Sarphatistraat en de Weteringschans doorsnijden beide delen. De oriëntatie van de bouwblokken is 90 graden gedraaid ten opzichte van de grachtenstructuur. Het westelijke deel is onderverdeeld in bouwblokken die haaks staan op de grachtenblokken. Ten oosten van het Frederiksplein is de structuur minder helder. De twee blokken worden doorsneden door voor de binnenstad atypisch knikkende binnenstraten.

Bouwblokken

De bouwblokken van het westelijke deel stammen uit de 19e eeuw. Zij hebben dezelfde systematiek maar duidelijk andere verhoudingen dan de 17e eeuwse blokken in het plangebied. De blokken zijn zowel in hun oriëntatie als in hun representativiteit gericht op het vroegere Paleis van Volksvlijt. De gevels aan weerszijde van de Nederlandse Bank zijn zelfs als een soort paleisfaçade ontworpen.

Aan de oostzijde van het Frederiksplein zijn 17e eeuwse en 19e eeuwse structuren gemengd. Aan de Achtergracht bevindt zich een 17e eeuws bouwblok met pakhuizen en stadshuizen. Dit blok wordt aan de zuidwestkant geflankeerd door bebouwing in de vorm van een L-strok. Ten zuiden van de Sarphatistraat doorsnijdt een binnenstraat in vorm van een U het bouwblok. De binnenstraat zelf heeft een informeel karakter met een losse bebouwingsstructuur.

Frederiksplein

Het Frederiksplein is het grootste plein van de binnenstad. Het plein is ruimtelijk aan alle vier zijden helder begrensd door gevelwanden. Toch is het niet als plein te ervaren. Door straten en tramrails wordt het plein in drie delen opgeknipt. Bomen overheersen de drie deelpleinen waardoor het karakter eerder lijkt op die van een plantsoen of stadspark. Verder speelt het verkeer een dominante rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0026.jpg"

het Frederiksplein en de als een geheel ontworpen gevelwand aan het Westeinde

5.1.2.5 De Singelgrachtzone

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0027.jpg"

Hoofdstructuur

De Singelgracht vormde tot in de 19e eeuw de grens van Amsterdam. Na het slechten van de verdedigingswallen is men begonnen deze te bebouwen. Hierbij werd de oorspronkelijke waterloop middels aanplempingen gedeeltelijk verder naar buiten gelegd. Ten oosten van de Vijzelgracht is de structuur van vestinggracht totaal vervaagd, ten westen is deze, ondanks de veranderde waterloop, nog duidelijk herkenbaar.

De heterogene bebouwingsstructuur sluit nóch bij de binnenstad nóch bij de 19e eeuwse stadsuitbreidingen aan. De Singelgrachtzone vormt een overgangszone tussen deze structuren.

Gesloten bouwblokken – de kenmerkende bebouwingstypologie van de gehele binnenstad – bevinden zich alleen aan de Leidsekade en aan weerszijde van het Weteringcircuit. Langs de gehele zuidkant van de Lijnbaansgracht is strookbebouwing gesitueerd. Ten zuiden hiervan heeft de structuur geen echte samenhang. Ter hoogte van het Leidseplein volgt de bebouwing de loop van de Singelgracht, gevolgd door een reeks villa's. Aan het onbebouwde Weteringcircuit staat aan de westzijde een bebouwd bolwerk en aan de oostzijde twee gesloten bouwblokken.

Bebouwing

Rondom het Leidseplein is de bebouwing het meest compact. Er bevindt zich een aantal grote representatieve gebouwen met bijzondere functies. Het bouwblok aan de westzijde is gesloten. Door de homogene bebouwing uit ongeveer dezelfde periode ontstaat één geheel. Bij het blok aan de oostzijde (ten zuidwesten van het Kleine-Gartmanplantsoen) is hiervan geen sprake. De bijzondere, afwijkende structuur is een gevolg van de ontstaansgeschiedenis. Het beginpunt vormde het, nu in het midden van het blok liggende, kruisvormige gebouw dat in 1850 als gevangenis werd gebouwd. Daarna werd het blok stuk voor stuk aangevuld. Nadat de gevangenis zijn functie verloor werd het blok aan de zuidkant beëindigd met het Holland Casino. Woningbouw omsluit het huidige Max Euweplein. De gelaagdheid uit al deze verschillende perioden is duidelijk zichtbaar.

De strookbebouwing langs de Lijnbaansgracht heeft een formele kant aan de Weteringschans. De achterzijde aan de Lijnbaansgracht is informeel. Er bevinden zich achteruitbouwen en tuinen die direct aan de openbare ruimte grenzen. Een uitzondering vormt de meest westelijke strook waar zich ook aan het water een voorkant – nota bene niet over de hele lengte – bevindt. Ontsloten wordt deze zijde via de Zieseniskade. Deze kade vormt een uitzondering. Bij alle andere stroken grenst de achterkant direct aan het water van de Lijnbaansgracht.

De stadsvilla's aan de overkant van de Weteringschans gaan terug op de late 19e eeuw. Vier van de zes villa's zijn behouden. De twee ten oosten van de Spiegelgracht gelegen exemplaren zijn in 1980 vervangen. Typologisch vormt deze strook nog steeds een eenheid. Toch wijken de twee nieuwbouwvilla's in hun karakteristiek zo sterk af dat van één geheel geen sprake meer is. Hoewel vanwege bebouwingsstructuur van losse villa's veel doorkijken naar de Singelgracht bestaan bestaat in praktijk nauwelijks een zichtrelatie. Door het intensieve groen is zicht naar de overkant alleen in de winter mogelijk.

De twee bouwblokken ten oosten van het Weteringcircuit sluiten in hun maat aan bij de blokken ten zuiden van de Prinsengracht. Behalve de zuidwesthoek – hier zijn een aantal van de oorspronkelijke panden vervangen door nieuwbouw met een grotere korrel – komt het beeld nog overeen met dat van de ontstaansperiode (eind 19e eeuw) Opvallend is dat de bouwblokken bijna volledig vrij zijn van bijgebouwen op het binnenterrein waardoor deze een veel groener karakter hebben dan de bouwblokken van de Leidse-, Weteringbuurt en het Noortse Bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0028.jpg"

het bouwblok ten zuidwesten van het Kleine-Gartmanplantsoen (met Holland Casino en Hirschgebouw) en de villas tussen Singelgracht en Weteringschans

Pleinen

In de Singelgrachtzone bevinden zich de meeste pleinen binnen het plangebied.

Het Kleine Gartmanplantsoen is ruimtelijk en functioneel aan het Leidseplein gekoppeld. De ruimtelijk en functionele samenhang is vergelijkbaar met die van Rembrandtplein en Thorbeckeplein. Ook de ontstaansgeschiedenis kent parallellen. Daar waar zich nu het Kleine Gartmanplantsoen bevindt stroomde eerder een gedeelte van de Lijnbaansgracht. Anders dan bij het Thorbeckeplein vloeien de ruimtes niet naadloos in elkaar over. De bebouwingsstrook aan de Zieseniskade scheidt het plein van de Lijnbaansgracht. Ook onderscheidt de gevelwand langs het plein zich van die langs het water in schaal en uitstraling, waarbij bouwhoogte, korrel en gebouwde terrassen de bepalende factoren zijn.

Het Max Euweplein is het jongste plein van de binnenstad. Het is gesitueerd op een voormalig bolwerk en wordt aan de ene kant begrensd door de toenmalige gevangenis en aan de andere kant door nieuwbouw uit begin jaren 90 van de vorige eeuw. Deze nieuwbouw en het fietspad, dat het plein in tweeën knipt, verlenen het plein een uitstraling die afwijkt van de rest van de Amsterdamse binnenstad. Verder wordt het beeld bepaald door een aantal grote horecaterrassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0029.jpg"

Kleine Gartmanplantsoen en Max Euweplein

Het Weteringcircuit is gelegen tussen twee voormalige bolwerken. De positie van het westelijke bolwerk is nog af te lezen aan de hand van het bouwblok dat zich op de plek van het voormalige bolwerk bevindt. Van een plein is eigenlijk geen sprake. Het circuit maakt deel uit van een grotere groenzone. Het bolwerkachtige bouwblok is geen begrenzing van het plein maar een solitair bouwblok in een parkachtige structuur. De inrichting van het circuit draagt er ook aan bij dat deze niet als plein wordt waargenomen. Mede door de onoverzichtelijke verkeersafwikkeling en de vele bomen wordt de ruimte in weinig heldere zones onderverdeeld. Aan de oostzijde bevinden zich de speeltuin U.J. Klaren (de oudste speeltuin van Amsterdam) en een tijdelijk horecapaviljoen.

5.1.3 Bebouwing: typologie en architectuur
5.1.3.1 Typologie

De kleinschalige parcellering bepaalt niet alleen de stedenbouwkundige structuur maar vormt tegelijk de basis voor de gebouwtypologie. Het bouwjaar van de grootste groep panden komt overeen met de ontstaanstijd van de stedenbouwkundige structuur waarbinnen zij zich bevinden. Binnen de Lijnbaansgracht zijn de meeste panden voor 1700 opgericht, daarbuiten stammen zij uit de periode rond 1900.

De 17e eeuwse woonhuistypologie van de stad wordt het Amsterdamse stadshuis genoemd. Kernmerkend zijn de verticale en horizontale driedeling. De pandbreedte bevat drie vensterassen. Vertikaal wordt de gevel onderverdeeld in plint, middenstuk en beëindiging. De plint (de eerste bouwlaag) kan op verschillende manieren zijn vormgegeven. Bij veel panden langs de grachten en de Amstel bevindt zich de eerste bouwlaag niet op maaiveldniveau. Er is sprake van een bel-etage en een souterrain. Beide worden decentraal via een buitentrap en een eigen voordeur apart ontsloten. In alle andere straten bevindt zich de eerste bouwlaag in het algemeen wel op straatniveau en de panden hebben maar één toegang. De vormgeving hangt vooral af van het gebruik. Kenmerkend voor de radiale straten – hier zijn vooral veel winkels – zijn grote (houten) puien, uitgevoerd over de hele pandbreedte. In panden waarin geen publiekstoegankelijke functie op de begane grond aanwezig is loopt het gevelmetselwerk meestal door tot op maaiveldniveau. Maar ook daar onderscheidt de plint zich van het middenstuk van het gebouw door zijn grotere verdiepingshoogte en hiermee door zijn hogere ramen. Kenmerkend voor deze 17e eeuwse typologie is dat het middenstuk van het gebouw geen stapeling van evenhoge gelijke verdiepingen is, maar dat zich deze hiërarchisch onderscheiden. De verdiepings- en ook de raamhoogte neemt naar boven toe af. De meeste huizen zijn afgedekt met een dwarskap. Meestal is de dakvorm afleesbaar in de gevel. De gevelbeëindiging zelf varieert van trapgevel tot platte lijstgevel. In de loop van de tijd werden panden opgehoogd waarbij ook de kapvorm veranderd werd. Plat afgedekte gebouwen of gebouwen met een schijnkap aan de straatzijde zijn zo te verklaren. Oorspronkelijk was het Amsterdamse stadshuis in gebruik bij één eigenaar – met of zonder aparte dienstwoning. Vandaag is het eerder uitzondering dan regel dat panden niet gesplitst zijn in meer woningen.

De dubbele perceelsbreedte van de panden aan de Herengracht en de Keizersgracht heeft een afwijkende gevelopbouw tot gevolg. Bel-etage en souterrain van deze herenhuizen zjin net als de één perceel brede panden apart ontsloten. Het gevelvlak is echter onderverdeeld in vijf vensterassen waarbij de ontsluiting van de bel-etage zich in de centrale travee bevindt. Ook heeft het dak een andere kapvorm. In de meeste gevallen is deze een samengestelde kap. Aan de straatkant is de gevel beëindigd door een lijstgevel.

De 19e eeuwse woonhuistypologie sluit in verticale en horizontale driedeling aan bij het Amsterdamse stadshuis. Er zijn ook nadrukkelijke verschillen. Zo zijn de verdiepingen en ramen van het middenstuk even hoog. Ook dakvorm en ontsluitingstypologie zijn anders. De panden hebben een mansardekap of zijn plat afgedekt met een schuin dakvlak aan de straatzijde. De meeste huizen werden opgericht als beneden- bovenwoningen. Dit is goed te herkennen aan de plint met twee naast elkaar liggende voordeuren of soms een portiek. De begane grond is meestal iets verhoogd ten opzichte van het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0030.jpg"

één- en tweeperceelbrede 17e eeuwse panden; 19e eeuwse (links) en 17e eeuwse grachtenpand (rechts)

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal hofjes. Deze werden in de 17e t/m 19e eeuw gesticht ten behoeve van mensen die niet in staat waren om voor zich zelf te zorgen. De meeste van deze hofjes kennen een eigen typologie. Zoals de naam al suggereert zijn de panden of het gebouw zo gesitueerd dat een gemeenschappelijk hof ontstaat. In het plangebied bevinden zich zes hofjes. Vier hofjes liggen in de woonwerkbuurten tussen de Prinsengracht en de Lijnbaansgracht, één aan de Amstel en één aan de Prinsengracht. Met uitzondering van het Hodson-Dedelshof aan de Eerste Weteringdwarsstraat 83-105, zijn de hofjes in de voorgevelrooilijn van het bouwblok geïntegreerd en vanuit de straat niet direct als hofje herkenbaar.

Vanzelfsprekend kennen ook andere bijzondere functies – zoals kerken – hun eigen typologie. Opvallend is dat op uitzonderingen na ook deze gebouwen geïntegreerd zijn in de gevelwand. Op de plekken waar ingrijpende stedenbouwkundige aantastingen hebben plaatsgevonden zoals aan de westkant van de Vijzelstraat, de zuidkant van het Muntplein, het Rembrandtplein, het Leidseplein of bij het Max Euweplein is ook sprake van een andere gebouwtypologie. Ook de Nederlandsche Bank is hiervan een voorbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0031.jpg"

het Hodson-Dedelshof en de in het bouwblok geintegreerde Keizersgrachtkerk

5.1.3.2 Architectuur

Typologische kenmerken (zoals ontsluiting, verdiepingshoogte, pandbreedte, kapvorm) vormen de uitgangspunten voor de architectonische vormgeving van de panden. Ondanks deze verschillen en de eigen vormgeving van elk individueel pand ogen de gevelwanden als een geheel. De homogeniteit ontstaat door gelijksoortige materialen, verhoudingen en verfijning in detaillering en ornamentiek. Zelfs grote gebouwen, die deze principes volgen en in hun geleding aansluiten bij de schaal van de omgeving (zoals het Prinsengachtziekenhuis) verstoren deze eenheid niet. Op deze manier bestaat een uitgewogen balans tussen de individuele identiteit van het pand en de gevelwand als geheel.

Dit basisprincipe geldt voor het gehele gebied. Toch kennen de panden binnen de verschillende deelgebieden hun eigen architectonische karakteristiek. Kenmerkend voor de 17e eeuwse gebieden zijn de vlakke gevelwand – behalve de stoepzone kent de gevel geen reliëf – en de hiërarchische opbouw (verdiepingshoogte en raamhoogte nemen naar boven af). Er weerspiegelen zich ook hiërarchische verschillen tussen de verschillende deelgebieden. De panden aan de Herengracht en de Keizersgracht kennen behalve een bredere gevelmaat ook duurdere materialen dan de huizen aan de Prinsengracht. De panden in oorspronkelijke woon-, werkgebieden Leidsebuurt, Weteringbuurt en Noortse bos zijn nog soberder in hun vormgeving. Bij de 19e eeuwse gebieden speelt het reliëf in de gevel een belangrijke rol. Kenmerkend zijn erkers en balkonnen. Ook is de verticale hiërarchie in het gevelvlak niet meer aanwezig. Aan de hand van deze kenmerken zijn ook de stedenbouwkundige ingrepen uit de 19e eeuw duidelijk te herkennen. Het meest duidelijk voorbeeld is de Leidsestraat, maar ook delen van andere radialen hebben een soortgelijke transformatie ondergaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0032.jpg"

19e eeuwse gevelwand (Weteringschans) en 17e eeuwse gevelwand (Reguliersgracht)

5.1.4 Openbare ruimte

Beeld en sfeer van de openbare ruimte hangen nauw samen met het type stedenbouwkundige ruimte. De volgende drie hoofdtypes zijn te onderscheiden: straten, grachten en pleinen. Bij straten vormt de voorgevel een duidelijke scheiding tussen openbare ruimte en privédomein.

Bij de grachten is de scheiding van openbaar en privé minder hard. Reden hiervoor is de stoepenzone. Deze vormt een buffer tussen beide domeinen. Zij bestaat uit trappen naar de beletage en naar het souterrain en uit gelijkvloerse tussenruimtes. Niet alleen ruimtelijk maar ook door het materiaalgebruik – de hele zone is in hardsteen uitgevoerd – ontstaat op deze manier een subtiele maar duidelijke grens naar de openbare ruimte. De stoepen – deze behoren formeel bij de openbare ruimte – worden trouwens door bewoners vaak als verblijfsruimte gebruikt. Zo vervullen de stoepen een ruimtelijke en een functionele rol. De hele zone is ca. 1,20 meter breed, zodat gewaarborgd is dat passanten niet direct langs de voorgevel kunnen lopen. Hierdoor en door de verhoogde eerste bouwlaag – de beletage – wordt de privésfeer van de bewoners vergroot. Naast de stoepenzone bevindt zich het trottoir, gevolgd door een eenrichtingsrijweg en direct langs het water een strook met parkeerplekken en bomen. Sinds een aantal jaren wordt het grachtenprofiel aangepast. In de nieuwe profilering zijn de amsterdammertjes die voetpad en rijweg van elkaar scheidden verdwenen. Ook is de parkeerstrook anders ingericht. Schuinparkeren is vervangen door langsparkeren. De openbare ruimte oogt hierdoor meer als een geheel en de relatie met het water is sterk verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0033.jpg"

grachtenprofiel en stoepenzone

De inrichting van de pleinen is in grote mate afhankelijk van hun functie. Op het karakter en de functie van de verschillende pleinen is uitvoering ingegaan in de beschrijving van de deelgebieden (hoofdstuk 5.1.2).

Verder wordt het karakter van de openbare ruimte bepaald door het gebruik. Een voetgangersgebied verschilt van een straat met autoverkeer en een plantsoen van een horecaplein. Objecten, zoals gebouwde terrassen, amsterdammertjes of fietsenrekken en bomen spelen een grote rol in de beleving.

Amstelveld, Thorbeckeplein, Frederiksplein en Weteringcircuit zijn de groene ruimtes van het plangebied. Het Frederiksplein en het park rond het Weteringcircuit maken onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur, zoals vastgelegd in de Structuurvisie Amsterdam 2040. Behalve deze pleinen hebben ook de grachten en gedempte grachten een groen karakter. Een uitzondering vormt de Den Texstraat. Zij is de enige straat met bomen langs de weg in het plangebied. In de dichtbebouwde zone tussen Prinsengracht en Lijnbaansgracht is geen groen te vinden in de openbare ruimte. Uitzondering zijn twee postzegelparken aan de Fokke Simonszstraat en de Eerste Weteringdwarsstraat.

Een bijzondere positie in de openbare ruimte neemt de bloemenmarkt aan het Singel in. Deze bestaat uit een reeks pontons die tussen Koningsplein en Muntplein langs de kade in het water geplaatst zijn. Hoewel de bloemenmarkt volledig in het water is gelegen is de relatie met het water nihil. De oorspronkelijke boten zijn vervangen door pontons. Vanwege hun constructie – ze staan op palen – typologie en verschijningsvorm zijn ze op het water een oneigenlijk element. Bovendien ontnemen ze op één uitzondering na – ter hoogte van Singel 610 bevindt zich nog een boot met doorkijk naar het water – over de gehele lengte compleet het zicht op het water en manifesteren zich als gesloten wand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0034.jpg"

Weteringcircuit en Bloemenmarkt

5.1.5 Verkeer

Het hele plangebied is redelijk verkeersluw, waarbij het oorspronkelijke verschil tussen hoofdgrachten en radialen nog steeds herkenbaar is.

De bereikbaarheid met de auto is goed. Het autoverkeer bestaat bijna uitsluitend uit bestemmingsverkeer. Uitzonderingen zijn de Weteringschans en de Vijzelstraat. Binnen het plangebied is geen enkele straat onderdeel van het hoofdnet auto. De meeste straten en grachten zijn ingericht voor eenrichtingsverkeer.

Voor het doorgaande fietsverkeer is het gebied van groot belang. Zo maken onder andere de Spiegelgracht, de Vijzelstraat, de Reguliersgracht, de Kerkstraat en de Weteringschans onderdeel uit van het hoofdnet fiets.

Een aantal tramlijnen, met haltes op regelmatige afstand, doorkruist het plangebied. De lijnen lopen in de Reguliersbreestraat/Amstelstraat, de Leidsestraat, de Vijzelstraat, de Utrechtsestraat, de Sarphatistraat en over de Weteringschans. Hierdoor is het gebied met het openbaar vervoer goed bereikbaar. Deze bereikbaarheid verbetert zelfs nog over een aantal jaren: dan is de Noord/Zuidlijn, die het Centraal Station met de Zuidas verbindt, gereed. Binnen het plangebied loopt deze nieuwe metrolijn onder de Vijzelstraat/Vijzelgracht met een station tussen Prinsengracht en Weteringschans.

Ook de bereikbaarheid via het water neemt de komende jaren toe: naast de al bestaande op- en afstapvoorzieningen wordt gewerkt aan een aantal nieuwe voorzieningen die het gebied vanuit het water beter toegankelijk maken voor personen- en goederenvervoer.

5.1.6 Parkeren

Ondanks de goede bereikbaarheid van de zuidelijke binnenstad met de auto is het moeilijk om binnen het plangebied parkeergelegenheid te vinden. Er bevindt zich een aantal openbare parkeergarages waaronder de garage Geelvinck aan het Singel, een garage in het Hirschgebouw, een garage in het gebouw 'The Bank' en een garage aan de Prinsengracht tussen Leidsekruisstraat en Spiegelgracht. Verder zijn bewoners, werknemers en bezoekers aangewezen op parkeerplekken langs de straten/grachten. De parkeerdruk is hoog. Daar komt bij dat een behoorlijk aantal plekken is gereserveerd voor autodate, invaliden of belanghebbenden. Net buiten het plangebied zijn openbare garages op de volgende locaties te vinden: het stadhuis, het Heinekenplein en de Tesselschadestraat (Byzantium). Op iets grotere afstand liggen de garage aan het Museumplein en Europarking aan de Marnixstraat.

Voor bewoners en kantoren zijn meer inpandige parkeervoorzieningen aanwezig. In totaal bevinden zich ruim 100 garages met meer dan 1000 parkeerplekken in het plangebied. Deze zijn ondergronds, op de begane grond of zelfs op het binnenterrein van bouwblokken gesitueerd.

Net als in de overige binnenstad vormt het fietsparkeren een groot probleem. Fietsen worden op plekken neergezet die hiervoor niet bedoeld zijn. Het gevolg is dat de openbare ruimte verrommelt en voetgangers belemmerd worden. Wel bevinden zich twee openbare fietsenstallingen in het plangebied: fietsenstalling Pathé de Munt aan de Reguliersdwarsstraat en fietsenstalling Paradiso aan de Weteringschans.

5.1.7 Water

De Amsterdamse binnenstad heeft zijn ruimtelijke kwaliteit voor een groot deel te danken aan de bijzondere relatie met water. De stedenbouwkundige structuur is gebaseerd op de loop van de grachten en de karakteristiek van de stedelijke ruimte wordt in belangrijke mate bepaald door het aanwezige oppervlaktewater in zijn verschillende vormen.

De zuidelijke binnenstad wordt aan de oost- en noordkant begrensd door de Amstel. Vroeger was de Amstel de levensader van de stad. Vandaag de dag neemt zij nog steeds een bijzondere positie in de (binnen)stad in. Het unieke karakter van de stedelijke ruimte langs de Amstel ontstaat door de breedte van het water en door een aantal representatieve gebouwen.

Door het plangebied lopen de drie hoofdgrachten. Deze zijn onderling verbonden door enkele dwarsgrachten en vormen de basis van de hoofdstructuur van de zuidelijke binnenstad. Uiteraard verlenen zij de ruimte ook zijn bijzondere karakteristiek. Samen met de kade en de gevels vormen de grachten het unieke beeld van Amsterdam dat wereldwijd bekend is.

Aan de zuidkant vormt de Singelgracht, met erachter de Lijnbaansgracht als voormalige binnenvestingsgracht, de grens van de oude binnenstad. Als voormalige vestingsgracht wijkt de Singelgracht in karakteristiek duidelijk af van de andere grachten. Hoewel na het slechten van de bolwerken de waterloop werd aangepast, is de geschiedenis nog voelbaar. Het brede profiel, het talud en de slingerende waterloop – tussen Weteringcircuit en Amstel is deze wel rechtgetrokken – getuigen nog steeds van het verleden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0035.jpg"

Reguliersgracht, Prinsengracht en Singelgracht

Beeld en sfeer worden niet alleen door het water zelf bepaald maar voor een groot deel door het gebruik van het water. Statisch gebruik vindt plaats in de vorm van afgemeerde woonboten en bedrijfsvaartuigen, dynamisch gebruik door allerlei vaarverkeer. Afgemeerde boten hebben grote invloed op de zichtbaarheid van het water. De grachten van het westelijke gedeelte tot de Vijzelstraat zijn helemaal vrij van afgemeerde boten. Ten oosten van de Vijzelgracht wordt, met uitzondering van de Herengracht en het gedeelte van de Keizersgracht ten westen van de Utrechtsestraat, het zicht op het water regelmatig belemmerd door afgemeerde woonboten. Pleziervaartboten zijn overal afgemeerd in het plangebied. Alleen in het deel van de Herengracht tussen Leidsegracht en Vijzelstraat liggen deze niet. De pleziervaartboten steken niet boven de kade uit en zijn meestal alleen vanaf de overkant zichtbaar.

De Amstel heeft de functie van hoofdvaarweg en wordt gebruikt voor de binnenscheepvaart door goederenvervoer. Hierdoor wordt het karakter en de functie van de rivier onderstreept. Rondvaartboten en pleziervaartuigen maken gebruik van bijna alle grachten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01_0036.jpg"

Prinsengracht en Amstel

In de Singelgracht bevindt zich een loopsteiger ter plekke van het Holland Casino en een afmeersteiger voor rondvaartboten ten oosten van het Weteringcircuit. Ook in de Keizersgracht ten oosten van de Leidsestraat is een afmeersteiger gesitueerd. Verder bevindt zich een klein aantal afmeervoorzieningen in de Heren-, Prinsen- en Lijnbaansgracht. Deze voorzieningen hebben nauwelijks een ruimtelijke impact.

De Bloemenmarkt is beschreven in hoofdstuk 5.1.4. Hoewel deze compleet op het water is gelegen vormt de markt vanwege vormgeving en gebruik eigenlijk meer een onderdeel van de straat.