Plan: | Zuidelijke binnenstad |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01 |
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:
Stoepen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot.
De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
Voor zover kiosken, balkons, erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen, pothuizen of andere ondergeschikte delen van gebouwen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot.
Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 29.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.
Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:
Het bepaalde in de artikelen 29.2.1 en 29.2.5 voor het maken van stoepen, stoeptreden, pothuizen en toegangen tot souterrains en kelders en het vergroten van bordessen en buitentrappen.
Het bepaalde in artikel 29.2, uitsluitend voor bouwwerken ten behoeve van de ontsluiting en nooduitgang van een ondergrondse fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse fietsenstalling toegestaan'. Bij omgevingsvergunning mag worden afgeweken met dien verstande dat deze bouwwerken geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben en deze het stadsgezicht en de openbare ruimte niet onevenredig aantasten;
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.
Het gebruik als ongebouwd terras van de tot 'Verkeer' bestemde gronden is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.
Het gebruik van de tot 'Verkeer' bestemde gronden ten behoeve van evenementen en daarbij behorende noodzakelijke bouwwerken, is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.
Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.
Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen, teneinde ondergrondse parkeervoorzieningen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:
Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen teneinde ondergrondse fietsenstallingen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren met dien verstande dat: