direct naar inhoud van 7.3 Bedrijfshinder
Plan: Herbestemmen Raambordelen Binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1003BPSTD-OH01

7.3 Bedrijfshinder

In het plangebied bestaat de mogelijkheid tot het vestigen van bedrijven. Gezien de stedenbouwkundige situatie in het plangebied en de aanwezigheid van minder of meer hindergevoelige functies, is het noodzakelijk om wat betreft de hinder die door bedrijven wordt veroorzaakt in het bestemmingsplan een en ander te regelen. De belasting van het milieu door bedrijven moet binnen bepaalde grenzen blijven. De invloed van een bedrijfsvestiging op het milieu hangt, behalve van de aard van de bedrijfsactiviteiten, af van de omvang en de ligging van het bedrijf ten opzichte van andere functies of bedrijven. Daarbij doet zich het verschijnsel voor dat veel betrekkelijk onschuldige kleine vestigingen in de loop van de jaren kunnen uitgroeien tot middelgrote of zelfs grote bedrijven met een navenant toegenomen milieuhinder.

Bij het inrichten van de bebouwde ruimte bestaat met name in stedelijke gebieden behoefte aan een meer integrale afweging van soms tegenstrijdige belangen. Het bestemmingsplan biedt daartoe goede mogelijkheden. Rekening houdend met het gewenste leefklimaat, biedt het bestemmingsplan bij uitstek het afwegingskader om een goed evenwicht tussen de verschillende functies te bewerkstelligen.

Aspecten als het economisch functioneren van het betrokken gebied en dergelijke, kunnen, naast milieuhygiënische aspecten, bij de besluitvorming worden betrokken.

Bij een dergelijk afwegingsproces spelen bijvoorbeeld bedrijfsdichtheid, maximaal bedrijfsvloeroppervlak per vestiging en de gezamenlijke beïnvloeding van de omgeving door bijvoorbeeld verkeerscumulatie een belangrijke rol.

7.3.1 De Staat van Inrichtingen

Bovenstaande overwegingen hebben ertoe geleid in het bestemmingsplan aandacht te besteden aan het facet milieuhygiëne. In de regels van het bestemmingsplan is daarom een Staat van Inrichtingen opgenomen (zie de bijlage bij de regels). Deze staat geeft per bedrijfssoort de potentiële milieubelasting (de te verwachten milieubelasting indien wordt uitgegaan van de voor de bedrijfssoort normale bedrijfsvoering) weer, uitgedrukt in de categorieën I tot en met V (zie indeling van bedrijven in categorieën, die hierna volgt).

Naarmate de werkfunctie minder intens is gemengd met andere hindergevoelige functies, kunnen de uit milieuoogpunt aan de bedrijvigheid te stellen voorwaarden minder scherp zijn. Naast de aard en de omvang van de bedrijvigheid speelt de ligging van de bedrijfsvestiging een rol: het als (te) hinderlijk ervaren van een bepaalde bedrijfsvestiging hangt samen met de milieugevoeligheid van de omgeving. De situatie in het plangebied maakt het mogelijk bedrijven toe te staan tot en met categorie II. Door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning wordt de mogelijkheid geboden, dat eventueel ook bedrijven uit een hogere categorie toestemming krijgen zich te vestigen. Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen.

Voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken, is, dat het bedrijf in vergelijking met de bedrijfssoorten die volgens de Staat van Inrichtingen zijn toegestaan, geen blijvende, onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu door hinder en/of gevaar. In samenhang hiermee kan als aanvullende eis worden gesteld, dat het bedrijf de nodige voorzieningen treft.

7.3.2 De indeling van bedrijven in categorieën

Het milieuaantastend vermogen van de verschillende soorten bedrijvigheid wordt vastgesteld aan de hand van een puntenwaardering. Hierbij worden de volgende aspecten onderscheiden:

gevaar als gevolg van opslag (O);
gevaar als gevolg van handelingen (H);
itworp milieuvreemde stoffen (U);
geluidsoverlast (G);
verkeersaantrekkend karakter (V).

De potentiële milieubelasting van iedere bedrijfssoort wordt per aspect in punten uitgedrukt: 0 = geen milieubelasting;
1= lichte milieubelasting;
2 = matige milieubelasting;
3 = zware milieubelasting;
4 = zeer zware milieubelasting.

De score op deze waarderingsschaal per milieuaspect is specifiek voor het soort bedrijf en onafhankelijk van ligging en omgeving. De potentiële milieubelasting van een bedrijfsvestiging hangt ook samen met de schaal waarop de activiteiten plaatsvinden. Om dit tot uitdrukking te brengen, wordt de omvang als extra factor in de puntenwaardering opgenomen:

bedrijfsomvang van de vestiging tot 150 m²;
idem van 150 m² tot 300 m²;
idem groter dan 300 m².

In totaal wordt dus op zes aspecten beoordeeld. Voor de onderscheidene bedrijfscategorieën zijn per bedrijfsvestiging grenswaarden gesteld aan het milieuaantasting vermogen per aspect en het gecombineerd voorkomen van verschillende soorten milieubelasting (som van de aspecten).

Grenswaarden per vestiging: som der aspecten (incl. omvang).

7.3.3 Uitwerking van het milieubeleid

In eerste instantie zal de toetsing door middel van de Staat van Inrichtingen plaatsvinden voor een zich in het bestemmingsplangebied nieuw te vestigen bedrijf. Daarbij is de toetsing uit te breiden naar de actuele hinder, met name indien sprake is van een zich van elders verplaatsend bedrijf. Bezien kan dan worden of aanvullende eisen moeten worden gesteld en eventueel de vrijstellingsbepalingen in werking dienen te treden.

Voor de bestaande bedrijfsvestigingen in het gebied, voor zover zij volgens de Staat van Inrichtingen vallen in een categorie hoger dan toegestaan, gelden de in het bestemmingsplan opgenomen overgangsbepalingen.

In het plangebied bevinden zich geen zogenaamde A-inrichtingen. In het plangebied bevinden zich overigens ook geen andere bedrijven.

A-inrichtingen zijn bedrijven die worden begrepen onder Art. 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (Staatsblad 1993, 50).

Dergelijke inrichtingen veroorzaken naar verwachting zoveel lawaai, dat de wijde omgeving ervan zeer zwaar belast wordt.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van een A-inrichting in de omgeving. Teneinde ook in de toekomst een dergelijke milieubelasting uit te sluiten, worden A-inrichtingen in het plangebied niet toegestaan.